234. Over het kerkelijk handboekje.
(Heraut, 25 Juni 1905.)
387. Wanneer kerken, ook wat hare inrichting betreft, naar Gods Woord Gereformeerd zijn, dan vloeit vanzelf daaruit voort, dat zij aan allen, die tot eenigen kerkelijken dienst geroepen zijn, vooral aan dienaars des Woords en aan ouderlingen, hooger eischen stellen, dan bij eenige andere kerkinrichting het geval is. Wie in onze Gereformeerde kerken zijn dienst goed wil waarnemen, moet althans eenigszins bekend zijn met de algemeene beginselen, die ten aanzien van het kerkelijk leven door die kerken uit Gods Woord zijn afgeleid, en met de algemeene regelingen, die in onze kerken dientengevolge gelden.
Deze algemeene regelingen en beginselen zijn door onze kerken in hare Generale Synoden vastgesteld en geformuleerd, en vervolgens in de Kerkenordening samengevat. Bij den dienst der kerkregeering moet die Kerkenordening dus gekend en gebruikt worden. En dan is het alleszins dienstig, dat men zich niet bepale tot hare laatste redactie, maar ook kennis neme van de redactiën, die daaraan voorafgingen, en van andere bepalingen en besluiten, die eene algemeene en blijvende beteekenis hebben.
Zulke kennis nu kan in onzen tijd zonder veel moeite verkregen worden, o.a. uit een aantal boeken, waarin de Synodale acta onze kerken zoo volledig mogelijk openbaar zijn gemaakt. Maar aangezien die uitgaven grootendeels een wetenschappelijk doel hebben, en dus meest zijn ingericht voor degenen die van ons kerkrecht en van onze kerkelijke geschiedenis eene bijzondere studie maken, zijn zij veel te omvangrijk om voor gewone lezers toegankelijk of bruikbaar te zijn. Wat dezulken noodig hebben om althans eenigszins op de hoogte te komen, is eene veel beknoptere uitgave:
|397|
een boekje, dat wel alle hoofdzaken inhoudt, maar dat zich daartoe dan ook bepaalt.
Zulk een „kerkelijk handboekje” is reeds in het begin der 17e eeuw in het licht gekomen, en daarna vaak herdrukt; in de eerste vijf uitgaven, die in 1612, 1617, 1622, 1640 en 1730 in klein 4º formaat verschenen, onder den titel: „De Kerckenordeninghen der Gereformeerder Nederlandtscher Kercken” enz.; daarna, in 1732 en vervolgens (de 5e druk nog in 1794), in klein 8º formaat, onder den titel: „Kerkelijk Handboekje” enz.
In alle die uitgaven bestaat bijna de geheele inhoud uit de onderscheidene redactiën van de Kerkenordening (in de 17e eeuw nog met toevoeging van redactiën, die vanwege de Overheid voor de kerken ontworpen waren); waarbij in de opeenvolgende uitgaven niet alleen de volledigheid telkens grooter werd, maar ook de Synodale antwoorden op particuliere vragen hoe langer hoe meer mede werden opgenomen. Op de laatste bladzijden vindt men dan nog bovendien eenige stukken van geringen omvang, die geacht werden voor de kerken althans tijdelijk van belang te zijn.
Van die kleinere stukken bevatten niet alle uitgaven evenveel, en ook niet alle dezelfde stukken. Daarentegen zijn zij met betrekking tot de kerkenordening en de andere Synodale acta uitermate conservatief. Er is in dit opzicht wel vermeerdering van stukken; maar wat er eenmaal instond, bleef vervolgens altijd woordelijk gelijkluidend. Zelfs de vele schrijf- en drukfouten, die den zin vaak verminken of onverstaanbaar maken, zijn uit iedere uitgave door hare opvolgster getrouwelijk overgenomen. Blijkbaar heeft de bemoeienis van deskundigen, voor zooveel daarvan sprake kan zijn, zich bepaald tot het opgeven van de op te nemen stukken, en is voorts de uitgave zelve geheel het werk geweest van de drukkers; waaruit dan ook zeker te verklaren is, dat zij doorgaans niet geschied is naar de authentieke stukken of naar een geheel betrouwbaren tekst.
In dezen tegenwoordigen tijd kan men dat gemakkelijk beoordeelen nu uit oude archieven zooveel authentieke stukken en gewaarmerkte afschriften aan het licht zijn gebracht. Voor een zestigtal jaren was dat nog geheel anders, en waren de bedoelde archieven slechts bij hooge uitzondering voor een onderzoeker
|398|
toegankelijk. En daarom was het zeer natuurlijk, dat, toen destijds werd overgegaan tot eene nieuwe uitgave van het „Kerkelijk Handboekje” (eerst, in 1840, volgens besluit van de „Synode der Afgescheiden Gereformeerde Gemeenten in Nederland”, en ten tweeden male in 1860 volgens besluit van de „Synode der Christelijk Afgescheiden Gereformeerde Kerk” de daarvoor benoemde commissiën zich eenvoudig bepaalden tot een herdruk van de oude uitgave, waarvan voorts de inhoud geheel onveranderd werd gelaten.
Thans echter kan die uitgave niet meer voldoen: waarom zeker te betreuren is, dat zij thans nog wordt aanbevolen, zelfs wel bij vergissing met de onjuiste bijvoeging: „opnieuw uitgegeven door de Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland”! Eene betere uitgave is thans mogelijk. En dus is er thans ook behoefte aan een beteren herdruk; d.w.z. een herdruk, waarbij voor de onderscheidene stukken een betrouwbare tekst is gevolgd, en waarbij dan tevens de vertaling, die van Latijnsche stukken in de oude uitgave gegeven wordt, voor zoo veel die zeer gebrekkig was, door eene betere vervangen is.
Aan die behoefte is nu tegemoet gekomen door de zorg van de hoogleeraren P. Biesterveld en Dr H.H. Kuyper, die onlangs het „Kerkelijk Handboekje” op nieuw uitgaven.
Men vindt in die uitgave den geheelen inhoud van de oude „Kerkelijke Handboekjes”, hier en daar nog vermeerderd, en slechts met een paar kleine wijzigingen, waarvoor alleszins reden was. Die wijzigingen nl. bestaan in het volgende. Van de toegevoegde kleinere stukken zijn er enkele, die voor onze kerken thans geen practisch belang meer hebben, vervangen door andere oude stukken, waaraan zulk een belang wel is toe te kennen. Voorts is de oude „Voorrede”, die, in overeenstemming met hare dagteekening uit het jaar 1612, geheel ten doel had om tegenover de „politieken” van dien tijd het recht en het nut van Generale Synoden te betoogen, thans, nu dat punt hier te lande niet meer in geding is, vervangen door eene „inleiding” die in kort bestek eene duidelijke uiteenzetting geeft van de verschillende stelsels van kerkregeering, van het ontstaan onzer Kerkenordening, en van hare beteekenis voor het kerkelijk leven. En ten slotte is de uitgave
|399|
nog verrijkt met een vrij uitvoerig en goed bewerkt register, dat de raadpleging en het gebruik veelszins gemakkelijk maakt.
Inderdaad is dit dus eene uitgave, waarvan kan gezegd worden dat zij aan de eischen, die haar thans zijn te stellen, goed beantwoordt. Het is te verwachten, en ook zeker te hopen, dat zij als zoodanig door velen zal gewaardeerd worden, en dat zij door des Heeren zegen dan bevorderlijk zijn zal aan de goede orde, den welstand en de stichting onzer kerken.