118. Moet een ongehuwde moeder schuldbelijdenis doen vóór zij tot het doen van belijdenis kan worden toegelaten?

 

(1889.)

197. Over de te volgen handelwijze met de door U bedoelde vrouw kan ik niet genoegzaam adviseeren, daar ik met persoon en omstandigheden niet genoeg bekend ben. Omtrent zoodanig geval kan men door schriftelijke inlichting, ook al ware die nog veel uitvoeriger dan de uwe is, niet genoegzaam oordeelen; en ook komen daarbij onderscheiden omstandigheden van lokalen aard in aanmerking. Te oordeelen naar hetgeen ik er nu van weet, zou ik zeggen, dat misschien het beste is, dat de Kerkeraad bepale, haar alleen (niet met anderen samen) de openbare geloofsbelijdenis in de gemeente te doen afleggen, en dan bij die gelegenheid, wegens de gegeven openbare ergernis, tusschen de 2e en 3e vraag eene vraag in te lasschen (in aansluiting aan die vragen), door wier beantwoording zij schuld belijdt en berouw uitspreekt bv. de vraag van het Formulier van wederopneming (natuurlijk slechts gedeeltelijk en mutatis mutandis, omdat hier geen excommunicatie plaats had). Kan men haar tot een huwelijk brengen, des te beter. Indien er meer dan een man bij betrokken is (ongehuwd zijnde), dan zal denkelijk de laatste hier ’t eerst aangewezen zijn. Maar bij al zulke bemoeiingen is groote voorzichtigheid noodig; want in onze wetgeving is „het onderzoek naar het vaderschap verboden”, en dus zou men bij onvoorzichtigheid licht kans loopen van veroordeeling door den strafrechter.


Rutgers, F.L. (1922)


KERKELIJK ADVIES BIJ
Kerkorde GKN (1905) Art. 61