92. Mogen kinderen, wier moeder overleden, en wier vader wegen een rechterlijk vonnis voortvluchtig is, op verzoek van den grootvader gedoopt worden?

 

(1901.)

155. Ge vraagt mij of de kerkeraad een drietal kinderen van 5-10 jaar, wier moeder overleden is, en wier vader wegens een rechterlijk vonnis voortvluchtig is, ten doop mag toelaten op verzoek van den grootvader zonder den vader hierin te kennen.

Ook na uwe inlichtingen weet ik van dit geval nog te weinig, om uwe vraag te kunnen beantwoorden.

In het algemeen kan ik slechts zeggen, dat de vader als hoofd des gezins, den Doop van zijn kind moet aanvragen, of althans aan den kerkeraad genoegzame zekerheid moet geven, dat hij dien Doop goed vindt, met verklaring, dat hij zijn kind in de Geref. leer wil doen opvoeden, en aan den Doopgetuige het recht toekent daarop toezicht te houden en daaraan te helpen.

Is nu in bovenbedoeld geval de vader geheel onbereikbaar? Ook voor den grootvader? Kan deze aan den kerkeraad het noodige genoegzaam verzekeren door hetgeen de vader hem zeide of schreef? Heeft die grootvader in de laatste 10 jaar aan die zaak zich niet laten gelegen liggen? En zoo zou ik nog voort kunnen vragen.

Natuurlijk kan de vader zijn kinderen altijd opeischen en ze opvoeden gelijk hij wil; tenzij hij bij rechterlijk vonnis die macht verloren had. Maar dan zou er natuurlijk een voogd moeten zijn. Is er thans, daar de moeder overleden is, geen toeziende voogd? En hoe doet deze in de zaak der Doopsbediening?

Als de kerkeraad het waarschijnlijk acht, dat de kinderen toch niet Gereformeerd opgevoed zullen worden, zou ik den Doop

|35|

liever uitstellen tot hun belijdenis. Acht de kerkeraad het tegenovergestelde genoegzaam zeker of waarschijnlijk, dan moeten kinderen des verbonds niet worden uitgesloten van den doop.


Rutgers, F.L. (1922)


KERKELIJK ADVIES BIJ
Kerkorde GKN (1905) Art. 57