99. Mag een kind, welks vader wegens dronkenschap gecensureerd is, terwijl de moeder niet tot de Gereformeerde kerk behoort, gedoopt worden?

|45|

167. Wat uwe vraag betreft inzake de Doopsaanvrage over het kind van een man, die als belijdend lid der Geref. kerk onder censuur staat wegens herhaalde dronkenschap, en van een vrouw, die niet tot de Geref. kerk behoort, — het is altijd zeer moeielijk, over toepassing van tucht, of van kerkelijke regelen, op een bepaald geval een advies te geven, als men ver af is, en niet genoegzaam bekend is met personen en omstandigheden. Men ziet dan zoo licht het een of ander, dat toch van belang is, over het hoofd; of liever, men kan daar dan niet mede rekenen, omdat men er niet van wist. Wel schrijft gij mij iets over de geestelijke gesteldheid van dien man, die zich niet tegen de vermaning verhardt, en de opzieners vraagt om voor hem te bidden, maar die tevens achter zijne onmacht zich verschuilt, en geene formeele schuldbelijdenis wil afleggen zoolang hij niet zeggen kan, dat hij van die zonde af is. Maar daardoor weet ik van het geval toch nog niet alles. In het algemeen zou ik zeggen, dat het kind van zulk een man nog te achten is als tot het Verbond te behooren, en dus recht heeft op den Doop; mits er door het stellen van een betrouwbaar getuige genoegzame waarborg is, dat het kind ook in de Geref. leer zal worden opgevoed. Ten minste als er in de levensuitingen van man en vrouw beiden geen afdoende grond is, om het tegendeel voor zeker te houden; hetgeen altijd mogelijk is.


Rutgers, F.L. (1922)


KERKELIJK ADVIES BIJ
Kerkorde GKN (1905) Art. 57