219. Heeft de kerkeraad of het bestuur „kerkelijke kas” zeggenschap over de gebouwen?
(1902.)
363. Gij vraagt mij, welke de rechten zijn van kerkeraad en bestuur „kerkel. kas”, met betrekking tot het gebruik van het kerkgebouw en kerkelijke lokaliteiten. Mijn antwoord is eenvoudig, dat de kerkeraad, als zijnde het bestuur der gemeente, te dien aanzien alle rechten heeft; en het bestuur der vereeniging „de kerkelijke kas” alleenlijk het recht heeft, de gebouwen in goeden staat te houden en voor stoffelijke schade te waken. Dat staat ook zeer duidelijk in art. 3 Huish. Regl. In de woorden, die ge aanhaalt (2e alinea, 1e volzin), staat dat met betrekking tot al wat de kerkeraad zelf in kerkelijke lokaliteiten doen wil, waaromtrent zelfs geen advies of goedvinden van het bestuur „kerkelijke kas” noodig is of gevraagd wordt. Maar in zake het ten gebruike afstaan van kerkelijke lokaliteiten geldt de daaraan voorafgaande, in X naar het schijnt over het hoofd geziene bepaling (art. 3, 1e alinea), dat „het bestuur bij het gebruik der beschikbare goederen (waartoe wel allereerst de kerkgebouwen c.a. behooren) geheel zal te werk gaan volgens hetgeen de kerkeraad voor de geestelijke belangen der gemeente noodig of dienstig acht, zonder zelf te dien aanzien iets te beslissen”. Dus: iedere aanvraag om gebruik van een kerkgebouw (door een jongelingsvereeniging of door wie ook) staat allereerst ter beslissing van den kerkeraad. Deze echter (de behartiging van louter stoffelijke belangen aan het bestuur kerkel. kas toevertrouwd hebbende) beoordeelt de aanvrage alleenlijk van den geestelijken kant (aard, doel enz. van de aangevraagde samenkomst). En als de kerkeraad uit dat oogpunt geen bezwaar heeft, dan beoordeelt het bestuur „kerkel. kas” de aanvrage van den stoffelijken kant (om te voorkomen, dat het gebouw niet op tijd weêr voor de gemeente gereed is, en dat er b.v. uitdeelingen
|354|
geschieden van eten en drinken, die te veel vuil maken; ook om de restitutie te bepalen voor vuur, licht enz.). Maar als de kerkeraad heeft toegestaan, mag het bestuur „kerkel. kas” niet weigeren, tenzij er klaarblijkelijk stoffelijke schade voor de gemeente uit zou voortvloeien. De geheele vereen. „kerkel. kas” is slechts een noodmiddel geweest, ten dienste der kerk. Waarom schaft men die in X nu niet af ?
(1902.)
364. Na de „doleantie” is de kerkelijke administratie niet aanstonds formeel kerkelijk gemaakt, maar zijn „vereenigingen de kerkel. kas” daarvoor opgericht, enkel uit voorzichtigheid, omdat men toen nog geen genoegzame zekerheid had voor goederen van „Geref. kerken”. Waaruit volgt, dat zulke „vereenigingen” thans kunnen, en dus moeten wegvallen. En waaruit tevens volgt, dat, zoolang zulk een vereeniging nog ergens bestaat, zij feitelijk moet handelen, alsof zij eene door den kerkeraad geinstrueerde en van dezen afhankelijke commissie van beheer was.
Dit zooveel mogelijk te verzekeren, is de bedoeling geweest van art. 3 van het Huish. Regl., en is voor het bij u voorkomend geval ook uitgedrukt in alinea 1, en alinea 2, tweede zinsnede. Die zijn hier toepasselijk, want het verhuren van lokalen aan christelijke vereenigingen en scholen (en ook aan niet-christelijke als b.v. Protestantenbond of soortgelijke inrichtingen) is zeer zeker een zaak, waarbij geestelijke belangen ook betrokken zijn, en waartegen de kerkeraad geestelijke bezwaren kan hebben.
Gold het een zuiver finantieele aangelegenheid, b.v. de verhuring van een stuk land, dat men elders voor geldbelegging gebruikte, dan zou de zaak zeker anders staan. Maar zoo staat het hier niet. En al zijn nu deze lokalen niet in kerkelijk gebruik, bij hare verhuring is toch het geestelijk belang der gemeente zeer zeker betrokken. En uit dien hoofde heeft de kerkeraad daarover nader te oordeelen: zóó, dat eene verhuring niet kan doorgaan, wanneer de kerkeraad daartegen uit geestelijk oogpunt bezwaar heeft, ook al zou die verhuring finantieel voordeelig zijn; en dat zij moet
|355|
geschieden naar hetgeen de kerkeraad voor het geestelijk welzijn der gemeente het best acht.
Ziedaar in het kort iets op uwe vraag. De beste solutie is altijd; de administratie formeel kerkelijk maken, op de wijze als ik in ’t begin van 1898 in De Heraut aangaf.