176. Is bij zonde tegen het 7de gebod, die erkend en bij velen bekend is, kerkelijke behandeling en censuur noodig?
(1912.)
291. In het door u genoemde geval is, blijkens uwe mededeelingen, de zonde tegen het 7e gebod genoegzaam zeker en ook door de overtreders erkend, terwijl die zonde nog verzwaard is
|263|
door de omstandigheid, dat zij bedreven is terwijl het meisje zich voorbereidde om tot het H. Avondmaal te worden toegelaten, en ook inderdaad te dien einde openbare belijdenis deed. Ook is de bedreven zonde hier reeds blijkbaar aan velen bekend; wel nog maar door geruchten, maar dan toch door geruchten, die niet valsch of ijdel zijn. Hier is dus zeer zeker kerkelijke behandeling noodig, en na verhoor van de beide schuldigen ook censuur door afhouding van het H. Avondmaal, totdat zij na schuldbelijdenis (die in onze kerken bij zulke gevallen doorgaans voor den kerkeraad of voor een kerkeraadscommissie geschiedde en geschiedt) en na gebleken berouw en betering des levens (door ingetogenheid, enz.) weêr van de censuur ontheven kunnen worden.