|170|

Artikel 41
1. Wanneer een kerk geen dienaar des Woords heeft, zal de kerkeraad aan de classis verzoeken, volgens de door baar vastgestelde regeling, een dienaar des Woords uit een der naburige kerken als consulent aan te wijzen, om voorzover nodig aan de kerkeraad leiding en raad te verschaffen.
2. De kerkeraad zal in belangrijke aangelegenheden, met name in wat betrekking heeft op de beroeping van een dienaar des Woords, de consulent raadplegen.
3. De consulent woont, indien hij daartoe is uitgenodigd, de bijeenkomsten van de kerkeraad bij; aan hem kan dan het praesidium worden opgedragen.
4. De consulent is van zijn arbeid verantwoording schuldig aan de classis.

 

Het consulentschap in vacante kerken

Ook dit artikel in de herziene kerkorde is geheel nieuw. In de oude kerkorde wordt wel terloops gesproken over een consulent, speciaal in verband met de beroeping van predikanten door vacante kerken. Maar elke nadere regeling van zijn taak en positie ontbreekt er. Het werd in het verleden overgelaten aan de kerkelijke gewoonte en voorts aan het beleid van de classicale vergadering, hoe een en ander in de praktijk zou werken. Bij de herziening der kerkorde heeft men het echter nodig geacht ook enige bepalingen vast te stellen voor een zo belangrijke aangelegenheid als die van positie en taak van de consulent. Alleen in geval een kerk geheel vacant is, wordt er een consulent aangewezen. Aan de andere kant staat het eveneens vast, dat iedere geheel vacante kerk een consulent behoeft. Het verzoek om een consulent aangewezen te krijgen, moet wel van de desbetreffende kerkeraad uitgaan. Maar deze heeft, blijkens het in lid één van dit artikel bepaalde, niet de vrijheid een verzoek van die aard in te houden. De aanwijzing geschiedt door de classis. Deze gaat daarbij te werk naar een bepaalde regeling. Het is de bedoeling dat in die regeling een soort van rooster wordt aangetroffen, waarnaar de diverse onder de classis ressorterende kerken voor elkander haar predikant als consulent beschikbaar moeten stellen. De kerken moeten op deze wijze elkander wederzijds bijstand verlenen. Het ligt voor de hand dat daarbij telkens een in de nabijheid van de vacante kerk gelegen kerk voor het verlenen van die hulp wordt aangewezen, al is die voorwaarde in onze tijd van snelle verkeersmiddelen niet meer zo urgent als in het verleden.

Als consulent wordt steeds een dienaar des Woords aangewezen, die, gelijk de bepaling aangeeft, voorzover nodig aan de desbetreffende kerkeraad leiding en raad moet verschaffen. Aan die kerkeraad wordt, in het tweede lid van het artikel, ter zake een bepaalde verplichting opgelegd. Hij heeft de vrijheid om de consulent buiten allerlei zaken te houden, indien zulks door hem wenselijk wordt geacht, maar hij is verplicht de consulent te raadplegen in belangrijke aangelegenheden; en als zodanig wordt met name vermeld alles

|171|

wat betrekking heeft op de beroeping van een dienaar des Woords. Het kan niet de bedoeling zijn, dat op deze wijze aan de kerkeraad bij zijn vrijheid van handelen, ook tegenover de eigen gemeente, belemmeringen in de weg zouden worden gelegd. Maar blijkbaar is de vermelde regeling ingegeven door de gedachte, dat als in een gemeente de dienaar des Woords ontbreekt, er een wezenlijke schakel bij de leiding en regering der gemeente die aan de kerkeraad toekomt, is uitgevallen. Deze gedachte hangt samen met dezelfde opvatting, die er toe leidt te verlangen, gelijk in een eerder artikel tot uitdrukking is gebracht, dat het praesidium van de kerkeraad steeds toekomt aan de dienaar des Woords. Wanneer deze uitvalt, kan zijn plaats wel worden ingenomen door een der ouderlingen. Maar een volwaardige vervulling van die plaats wordt zo niet bereikt. Het wordt noodzakelijk geacht, dat die ouderling naast zich krijgt de dienaar des Woords van een naburige gemeente als consulent. Deze dienaar des Woords moet juist in de belangrijkste zaken van raad dienen en leiding helpen geven.

Met dit al wordt aan het recht en de bevoegdheid van de desbetreffende kerkeraad in geen enkel opzicht tekort gedaan. Want al is deze verplicht de consulent te raadplegen in belangrijke aangelegenheden, hij bezit niet zonder meer het recht van veto. De kerkeraad blijft steeds de beslissing in handen houden. Dit blijkt ook uit hetgeen in het derde lid wordt bepaald. De consulent wordt niet geacht in de kerkeraad zelf te zijn opgenomen. Zal hij aan een bijeenkomst van de kerkeraad deelnemen, dan moet hij daartoe opzettelijk worden uitgenodigd. De kerkeraad heeft alle vrijheid hem er buiten te laten. En ook als de consulent aanwezig is, heeft hij in zijn hoedanigheid van consulent toch niet het recht de voorzittershamer in handen te nemen. Het staat geheel in de vrijheid van de kerkeraad hem al dan niet het praesidium van de bijeenkomst op te dragen.

De mogelijkheid bestaat, dat er, in het kader van de geschetste verhouding, verschil van mening aan de dag treedt tussen consulent en kerkeraad der vacante gemeente. Voorzover het, ook na langdurig overleg, niet gelukt met elkander tot overeenstemming te komen, ontstaat er dan een moeilijke situatie. Het onderhavige artikel bevat dienomtrent geen afzonderlijke bepalingen. Maar een bepaalde aanwijzing kan worden afgeleid uit het laatste lid van dit artikel. Daar wordt gezegd, dat de consulent van zijn arbeid verantwoording schuldig is aan de classis. Deze heeft hem immers als zodanig aangewezen en zijn opdracht hem verleend. Hierin ligt opgesloten niet alleen dat de classis, indien daartoe aanleiding mocht bestaan, hem ter verantwoording kan roepen. Maar evenzeer dat, indien er moeilijkheden blijken te rijzen tussen hem en de kerkeraad der vacante gemeente, welke dreigen uit te lopen op een conflict, hij het volste recht, zo niet de verplichting, heeft de zaak aan de classis voor te leggen, zodat deze daarover uitspraak kan doen.

Nog zij opgemerkt dat uitvloeisel van het in lid twee bepaalde is, dat de beroepsbrief welke van de kerkeraad ener vacante gemeente uitgaat, steeds mede 

|172|

de ondertekening van de consulent moet dragen. Want daaruit kan aan de beroepen dienaar des Woords blijken, dat de kerkeraad voldaan heeft aan de op hem rustende verplichting tot het raadplegen van de consulent. Mocht die ondertekening ontbreken, dan wordt daarmede het uitgebrachte beroep nog niet ongeldig, maar zal de desbetreffende predikant zich toch moeten vergewissen, of en in hoeverre de consulent zich accoord heeft verklaard. En indien de ondertekening door de consulent beslist wordt geweigerd, kan de beroeping niet zonder meer voortgang vinden of zal de beroepen predikant haar althans niet als wettig uitgebracht kunnen erkennen. Er is dan een conflict ontstaan, zoals hierboven bedoeld, en zal de classis in de zaak moeten worden betrokken.


Nauta, D. (1971)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1971) Art. 41