Artikel 57
1. Het zal aan elke particuliere synode vrij staan, samen te werken met andere particuliere synoden of met classes van andere particuliere synoden, zulks evenwel niet zonder goedvinden van deze synoden, ter behartiging van belangen, die deze vergaderingen in het bijzonder aangaan, of tot het verrichten van gezamenlijke arbeid van evangelisatie, zending of anderszins.
2. Van een dergelijke samenwerking zal steeds aan de eerstvolgende generale synode kennis worden gegeven.
3. Geschillen ter zake zullen aan de beslissing van de generale synode onderworpen worden.
De materie die in dit artikel wordt geregeld, is niet geheel nieuw. In een bepaald opzicht treffen wij haar eveneens aan in de oude kerkorde. Artikel 48 daarvan luidt namelijk als volgt: Het zal aan elke synode vrijstaan, correspondentie te verzoeken en te houden met haar genabuurde synode of synoden, in zulke vorm als zij meest profijtelijk achten zullen voor de gemene stichting. In de zeventiende eeuw heeft die bepaling in werkelijkheid een grote betekenis gekregen, toen door het optreden van de Overheid het aan de generale synode niet mogelijk was samen te komen. De meeste particuliere synoden hebben toen door het wederzijds zenden van correspondenten naar elkanders samenkomsten het contact, dat door het wegvallen van de generale synode dreigde verloren te gaan, althans enigermate weten te handhaven. Maar toen in de vorige eeuw er geen sprake meer was van belemmeringen die aan het bijeenkomen van de generale synode in de weg werden gelegd, had de bepaling in dat artikel weinig zin meer voor de praktijk.
|215|
Toch is die bepaling in de herziene kerkorde niet volledig geschrapt. Zij heeft zelfs een nadere omschrijving gevonden, omdat de ervaring de behoefte aan haar, zij het in een wat andere zin dan vroeger, heeft doen blijken. Het is namelijk zo, dat voor het verrichten van arbeid van evangelisatie of van zending een particuliere synode om de een of andere reden samenwerking zoekt met een of meer particuliere synoden of soms alleen met enkele classes uit een belendende particuliere synode. Het gaat daarbij niet zozeer om nader contact en overleg, maar bepaaldelijk om het verrichten van gemeenschappelijke arbeid. Ter voorziening in een dergelijke behoefte dient nu het bepaalde in dit artikel. Het woord correspondentie is daarom losgelaten en nu is het woord samenwerking als hoofdbegrip ingevoerd.
Het eerste lid geeft de algemene bepaling ter zake. De bedoelde vrijheid der particuliere synode om samenwerking aan te gaan, wordt daarin uitgesproken en erkend. Alleen indien een dergelijke samenwerking wordt aangegaan met classes van een andere particuliere synode, is daarvoor benodigd de goedkeuring van de desbetreffende particuliere synode. Dit ligt in de rede, omdat zo iets niet mag gebeuren zonder het verband, waarvan de classes in eerste instantie deel uitmaken, er in te kennen.
Een uitvloeisel van het verband, waarin de gezamenlijke kerken met elkander leven, is eveneens het bepaalde in lid twee. De generale synode behoort van een dergelijke samenwerking op de hoogte te worden gebracht. En het derde lid past in hetzelfde kader. Indien er uit een dergelijke samenwerking van een aantal meerdere vergaderingen geschillen mochten voortkomen, dan is de generale synode de aangewezen instantie om uitspraak te doen. Deze oplossing ligt voor de hand. Want er zal altijd meer dan één particuliere synode bij zijn betrokken, zodat het niet juist zou zijn aan welke van de er bij betrokken particuliere synoden dan ook, de beslissing over te laten. Het zou mogelijk zijn, aan een van de overige er niet bij betrokken particuliere synoden een eventueel geschil ter beslissing te doen voorleggen. Voor die oplossing zou men goede argumenten kunnen aanvoeren. Maar er is de voorkeur aan gegeven, de zaak in handen te leggen van de generale synode. En ook dit is een plausibele oplossing. Het beste blijft natuurlijk, dat men dergelijke geschillen geheel tracht te voorkomen en anders tijdig zelf tot oplossing weet te brengen.