c. De particuliere synode

 

Artikel 53
1. Het ressort van een particuliere synode wordt gevormd door de kerken van ten minste drie in elkanders nabijheid gelegen classes.
2. Indien het aantal classicale ressorten meer dan zes bedraagt, kan tot splitsing van het ressort van een particuliere synode worden overgegaan.
3. Splitsing van het ressort van een particuliere synode en wijziging in zijn omvang kunnen niet tot stand komen zonder medewerking en goedvinden van de generale synode.

 

Het ressort van een particuliere synode

Met dit artikel begint de afdeling, die de bepalingen bevat met betrekking tot de particuliere synode. Zij telt in het geheel vijf artikelen.

Artikel 53 is overeenkomstig met artikel 49, waarin dezelfde zaak wordt geregeld voor wat betreft de classis. Het handelt over het ressort van de particuliere synode en de omvang van dit ressort. Ik begin met een opmerking

|207|

over de gebezigde benaming. Vroeger was het gewoonte behalve van particuliere ook van provinciale synode te spreken. Haar ressort viel indertijd samen met dat van de oude provincies. Nog werkt dat verleden enigermate door. Maar men kan niet meer naar waarheid zeggen, dat de bedoelde ressorten overal samenvallen. Er zijn heel wat afwijkingen. Friesland valt voor kerkelijke indeling in twee delen uiteen; Noord-Holland sinds korte tijd eveneens; Zuid-Holland zelfs in drie delen; de kerken in de twee provincies Noord-Brabant en Limburg vormen samen één ressort. En tenslotte vertonen de grensgebieden tussen de diverse provincies hier en daar verschillen met de afbakening van het terrein voor de kerken. Het gaat dus niet meer aan voor de bedoelde ressorten in het algemeen de benaming provinciale synode te gebruiken. Particuliere synode is de enige passende benaming geworden.

Wanneer kan men aannemen, dat splitsing van een gebied der vroegere provincies verantwoord is? In dit opzicht laat de kerkorde een grote mate van vrijheid aan de kerken. Er is alleen bepaald, dat ten minste drie classes nodig zijn voor de vorming van het ressort ener particuliere synode. Dit aantal is stellig aan de lage kant. Maar men had bij de opstelling van de herziene kerkorde in dit opzicht geen keuze. Men moest aansluiting zoeken bij de bestaande feitelijke situatie, en deze kende een ressort met niet meer dan drie classes. Dit is derhalve het minimum.

Het spreekt vanzelf, dat de bedoelde classes in elkanders nabijheid moeten zijn gelegen. Dit element is overgenomen uit de oude kerkorde, waarvan artikel 47 bepaalt dat alle jaren enige, zoveel mogelijk tot dezelfde provincie behorende, genabuurde classen zullen samenkomen in de particuliere synode. Op het eerste lid sluit onmiddellijk het tweede lid aan, wanneer dit bepaalt dat alleen tot splitsing kan worden overgegaan, indien er meer dan zes classicale ressorten aanwezig zijn. Het is gelukkig, dat de kerkorde een dergelijke splitsing nog niet toelaat, wanneer het aantal slechts zes bedraagt. Daardoor wordt voorkomen, dat er veel ressorten gaan ontstaan met het minimum van drie classicale ressorten.

Er schijnt een neiging te bestaan splitsing van de ressorten der particuliere synode te bevorderen. Naar mijn mening doet men echter verstandig, van de bedoelde vrijheid met de grootste behoedzaamheid gebruik te maken. Soms wordt in dit verband het belang van een bredere vertegenwoordiging naar de generale synode naar voren gebracht. En ik wil niet ontkennen, dat ook die factor bij het nemen van een beslissing mag meetellen. Maar het is niet juist aan die overweging een al te groot gewicht te hechten. Andere belangen pleiten namelijk ten gunste van een tamelijk groot ressort der particuliere synode, waarin de kerken zijn opgenomen om elkander in allerlei opzichten te steunen en van dienst te zijn.

Het derde lid bevat tenslotte de bepaling, dat de bedoelde splitsing en wijziging niet tot stand kunnen komen dan met medewerking en goedvinden van de generale synode. Ook dit is een voor de hand liggende bepaling.

|208|

Men mag aannemen, dat de generale synode in het algemeen niets in de weg zal leggen aan wensen en verlangens, die in het bedoelde opzicht bij de mindere vergaderingen mochten leven. Een voorziening als de hier gememoreerde kan echter niet ontbreken om te voorkomen dat in de bestaande verhoudingen iets zou worden scheef getrokken.


Nauta, D. (1971)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1971) Art. 53