|164|

Artikel 38
1. De kerkeraad zal in de regel ten minste éénmaal per maand bijeenkomen.
2. De kerkeraad zal in een bijeenkomst, voorafgaande aan het heilig Avondmaal en met bet oog op de viering daarvan, aan zijn leden de vraag voorleggen, of er reden is elkander onderling te vermanen, in het bijzonder in verband met de vervulling van hun ambten.
3. De kerkeraad bepaalt in zijn regeling van werkzaamheden de wijze van samenroeping van een buitengewone bijeenkomst.

 

Regeling van werkzaamheden

Dit artikel heeft betrekking op de door de kerkeraad te beleggen bijeenkomsten. Ten dele worden de desbetreffende bepalingen eveneens in de oude kerkorde aangetroffen. Zo wordt daar in artikel 37 bepaald, dat de kerkeraad, althans in de grotere gemeenten, in de regel alle weken eens tezamen komen zal. En artikel 81 schrijft voor, dat de dienaar des Woords, ouderlingen en diakenen onder elkander de christelijke censuur zullen oefenen, en elkander van de bediening van hun ambt vriendelijk vermanen. Maar, gelijk nog wel zal blijken, is er bij de herziening wel het een en ander in gewijzigd.

Het eerste lid van dit artikel bevat een algemene richtlijn. Omdat deze voor alle kerkeraden is bestemd, kon daarin slechts een minimale eis worden gesteld. Het spreekt vanzelf dat in een grote gemeente het soms wenselijk kan blijken de kerkeraad iedere week te doen samenkomen, zoals de oude kerkorde bepaalt. Maar er zijn in werkelijkheid tal van kerkeraden, die voor het vervullen van hun taak met heel wat minder bijeenkomsten kunnen volstaan, en ook kerkeraden in grote gemeenten die er de voorkeur aan geven hun werkzaamheden af te doen binnen het kader van een minder frequent bijeenkomen. Vandaar dat de bepaling er zich toe beperkt één bijeenkomst per maand voor te schrijven. De verder toegevoegde beperking „in de regel” kan tot het misverstand leiden, dat zelfs tot minder dan dat minimum kan worden gegaan, wanneer een kerkeraad daartoe redenen mocht vinden. De strekking er van is evenwel, dat het gedurende de vakantietijd in de zomer kan gebeuren dat de bijeenkomst van een bepaalde maand moet worden verschoven naar de volgende, zodat er dan in deze twee bijeenkomsten worden belegd.

Wat er in zijn bijeenkomsten door de kerkeraad moet worden behandeld, wordt niet omstandig omschreven. Het volgt in het algemeen uit wat in artikel 36 als de taak van de kerkeraad staat aangeduid. Voorts bestaat voor de kerkeraad, evenals voor de andere kerkelijke vergaderingen, de verplichting tot het opstellen van een huishoudelijke regeling, waarin de werkzaamheden nader worden omschreven. In het derde lid van het onderhavige artikel wordt nu bepaald, dat daarbij niet mag worden verzuimd een

|165|

bepaling op te nemen omtrent de wijze van samenroeping van een buitengewone bijeenkomst. De ervaring heeft namelijk geleerd, dat men meermalen geen aandacht schenkt aan dat punt, of het zelfs opzettelijk nalaat ter zake een regeling te treffen. En zulks kan tot gevolg hebben, dat wanneer in geval van een onvoorzien conflict, het beleggen van een buitengewone bijeenkomst noodzakelijk blijkt, er een verwarde situatie ontstaat. Ter voorkoming van een dergelijke moeilijkheid, waaruit soms een onaangename rechtsstrijd kan voortkomen, is in dit artikel de bedoelde bepaling opgenomen, waarvoor in de oude kerkorde een analogie ontbreekt.

Het tweede lid vermeldt een punt, dat in het agendum van de kerkeraadsbijeenkomst een plaats behoort te ontvangen. Dat dit gebeurt, is de voortzetting van een traditie, die, zoals hierboven reeds werd gememoreerd, is neergelegd in een artikel van de oude kerkorde. Het is de praktijk die bekend staat onder de benaming van censura morum. Deze latijnse term is weggelaten en vervangen door bewoordingen, die geacht mogen worden voor de tegenwoordige gebruiker meer verstaanbaar te zijn. Het bedoelde onderling vermaan heeft betrekking met name op de vervulling van het ambt.

Dat dit geschiedt in de bijeenkomst, voorafgaande aan het Avondmaal, is een oud gebruik in onze kerken. Het is evenwel de vraag, of dit in die vorm bestendigd kan blijven. Vooral wanneer de avondmaalsviering veel vaker plaats vindt en deze niet meer wordt voorafgegaan door een opzettelijke voorbereiding op de zondag van tevoren, spreekt het in de bepaling gelegde verband niet meer in die mate toe. Deze overweging behoeft er echter niet toe te leiden, dat het bedoelde onderlinge vermaan zelf komt te vervallen. Er pleit alles voor, dat de gelegenheid voor dit onderlinge vermaan regelmatig in de bijeenkomst van de kerkeraad wordt geboden. Zijn leden mogen wel steeds goed weten, wat zij als broeders en als ambtgenoten aan elkander hebben.


Nauta, D. (1971)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1971) Art. 38