|486|
Woord vooraf — 5
Algemene inleiding
I. Karakter en betekenis van een kerkorde — 7
Naam en begrip — 7
De opvatting van Calvijn — 10
Functie van de kerkorde — 12
Verhouding tot Schrift en belijdenis — 16
Gezag van de kerkorde — 18
II. De kerkorde van Dordrecht (1619) en haar geschiedenis — 20
III. De kerkorde van Dordrecht in de kerken van Afscheiding en Doleantie — 23
IV. De herziening van de kerkorde in 1959 — 35
V. Opzet van deze Verklaring — 37
Opgave van literatuur — 38
Verklaring van de kerkorde
Inleiding
Art. 1. Strekking en indeling — 43
Hoofdstuk I: De ambten van de kerk
I. Algemene bepalingen
Art. 2. Karakter en aantal der ambten — 47
Art. 3. De roeping tot het ambt — 50
Art. 4. De verkiezing tot en de bevestiging in het ambt — 53
II. De dienaren des Woords
Art. 5. Noodzakelijkheid van theologische opleiding voor predikanten — 57
|487|
Art. 6. Toelating van predikanten zonder theologische opleiding —
61
Art. 7. De beroeping van predikanten — 63
Art. 8. De beroeping als missionair predikant — 66
Art. 9. De taak van predikanten — 67
Art. 10. Onmisbaarheid van de medewerking van een kerkeraad —
71
Art. 11. Het levensonderhoud van de predikant — 72
Art. 12. Losmaking zonder tuchtoefening — 75
Art. 13. Volledig ontslag zonder tuchtoefening — 78
Art. 14. Overgang tot een andere staat des levens — 80
Art. 15. Andere arbeid met behoud van het radicaal — 82
Art. 16. Predikanten in algemene dienst — 85
Art. 17. De emeritaatsverlening — 87
Art. 18. Ambtelijke arbeid van emeriti-predikanten — 91
Art. 19. Regeling voor vrouwelijke predikanten — 93
III. De opleiding tot de dienst des Woords
Art. 20. De Theologische Hogeschool — 95
Art. 21. Verband met de Vrije Universiteit — 97
Art. 22. Financiële steun aan personen in theologische opleiding
— 97
IV. De ouderlingen en de diakenen
Art. 23. Zittingsduur van ouderlingen en diakenen in het ambt —
99
Art. 24. De taak van ouderlingen — 103
Art. 25. De taak van diakenen — 106
V. De ondertekening van de belijdenis
Art. 26. Instemming met de formulieren van enigheid door ambtsdragers en anderen — 111
Hoofdstuk II: De vergaderingen van de kerk
I. Algemene bepalingen
Art. 27. Aard en aantal van de vergaderingen — 117
Art. 28. Gezag van de vergaderingen — 121
Art. 29. Alleen kerkelijke zaken — 126
Art. 30. Bevoegdheid van de meerdere vergaderingen — 130
Art. 31. Besluitvorming in de vergaderingen — 135
Art. 32. Revisie van genomen besluiten — 144
Art. 33. Het oefenen van tolerantie — 146
Art. 34. Regeling van werkzaamheden — 149
|488|
II. De kerkeraad
Art. 35. Omvang van de kerkeraad — 154
Art. 36. Bevoegdheid van de kerkeraad — 158
Art. 37. Praesidium van de kerkeraad — 162
Art. 38. Regeling van werkzaamheden — 164
Art. 39. Kerkeraad voor algemene zaken en wijkkerkeraden —
165
Art. 40. Bevoegdheid van wijkraden en dergelijke — 169
Art. 41. Het consulentschap in vacante kerken — 170
Art. 42. Instituering van een kerk — 172
Art. 43. Raadpleging van de gemeente in belangrijke zaken — 174
III. De meerdere vergaderingen
a. Algemene bepalingen
Art. 44. Samenstelling van de meerdere vergaderingen — 176
Art. 45. De diakenen als afgevaardigden — 178
Art. 46. Samenroeping van de meerdere vergaderingen — 178
Art. 47. Het agendum van de meerdere vergaderingen — 181
Art. 48. Het moderamen van de meerdere vergaderingen — 184
b. De classis
Art. 49. Het ressort van een classis — 188
Art. 50. Samenstelling van de classis — 191
Art. 51. De taak van de classis — 193
Art. 52. De kerkvisitatie — 199
c. De particuliere synode
Art. 53. Het ressort van de particuliere synode — 206
Art. 54. Samenstelling van de particuliere synode — 208
Art. 55. Jaarlijkse bijeenkomst van de particuliere synode —
209
Art. 56. De taak van de particuliere synode — 210
Art. 57. Samenwerking met andere meerdere vergaderingen — 214
d. De generale synode
Art. 58. Het ressort van de generale synode — 215
Art. 59. Samenstelling van de generale synode — 217
Art. 60. Wijze van bijeenkomen van de generale synode — 220
Art. 61. Een buitengewone generale synode — 222
Art. 62. De taak van de generale synode — 225
Art. 63. De leden van het moderamen als deputaten — 228
Art. 64. Bid- en dankdagen, getuigenissen en dergelijke — 231
Art. 65. Deputaten van de generale synode — 233
|489|
e. De oecumenische synode
Art. 66. Aard en plaats van de oecumenische synode — 234
Hoofdstuk III: Het werk van de kerk
I. Kerkdiensten
a. Algemene bepalingen
Art. 67. Het karakter van een kerkdienst — 239
Art. 68. De inrichting van kerkdiensten — 242
Art. 69. De leiding van kerkdiensten — 245
Art. 70. Kerkdiensten op zon- en feestdagen — 249
b. Dienst des Woords
Art. 71. De dienst des Woords — 252
c. Dienst der sacramenten
Art. 72. De bediening van de doop — 254
Art. 73. Doop van volwassenen — 260
Art. 74. Erkenning van de doop in andere kerken — 262
Art. 75. Belijdenis des geloofs en attestaties — 267
Art. 76. De bediening van het Avondmaal — 272
d. Dienst der gebeden
Art. 77. Formuliergebeden — 279
e. Dienst der barmhartigheid
Art. 78. Diaconale inzamelingen — 280
II. Catechese
Art. 79. Aard van de catechese — 283
Art. 80. De predikant als catecheet — 286
Art. 81. Hulpmiddelen bij de catechese — 287
III. Herderlijke zorg
Art. 82. Aard van de herderlijke zorg — 288
Art. 83. Attestaties en doopattesten — 292
Art. 84. Registers van de leden der kerk — 297
Art. 85. Diakenen en vertrekkende leden der kerk — 299
Art. 86. De bevestiging van huwelijken — 301
Art. 87. Een christelijke begrafenis — 305
Art. 88. Herderlijke zorg aan leden der kerk in bijzondere
omstandigheden — 309
|490|
IV. Evangelisatie en Zending
Art. 89. Taak van de evangelisatie-arbeid — 312
Art. 90. Algemene deputaten voor de evangelisatie-arbeid —
315
Art. 91. Deputaten voor bepaalde takken van evangelisatie-arbeid
— 317
Art. 92. Samenwerking met andere kerken in de evangelisatie —
319
Art. 93. Arbeid onder de Joden — 321
Art. 94. Taak van de arbeid der zending — 324
Art. 95. Onderlinge samenwerking bij de arbeid der zending —
327
Art. 96. Samenwerking met jonge zendingskerken — 330
Art. 97. De raad van samenwerking — 332
Art. 98. Generale zendingsdeputaten — 333
V. Stoffelijke aangelegenheden en vertegenwoordiging
Art. 99. De commissie van beheer — 336
Art. 100. De meerdere vergadering als rechtspersoon — 340
Art. 101. Het Zendingscentrum als rechtspersoon — 342
Art. 102. Het verlenen van rechtspersoonlijkheid — 344
VI. Stichtingen
Art. 103. Voorwaarden bij het oprichten van kerkelijke stichtingen — 345
Hoofdstuk IV: Het vermaan en de tucht van de kerk
I. Algemene bepalingen
Art. 104. Het doel van vermaan en tucht — 348
Art. 105. Het voorwerp van vermaan en tucht — 355
Art. 106. Het karakter van vermaan en tucht — 358
Art. 107. Tucht over openbare zonden — 359
Art. 108. Tuchtoefening niet zonder voorafgaand onderzoek —
365
Art. 109. Gedragslijn bij verregaande onverschilligheid — 367
II. Het vermaan en de tucht over de leden der gemeente
Art. 110. Vermaan en tucht over doopleden — 369
Art. 111. Verzoening na het vermaan van belijdende leden —
375
Art. 112. Afhouding van het Avondmaal — 381
Art. 113. Afsnijding uit de gemeente — 386
Art. 114. Verzoening na de afsnijding uit de gemeente — 394
III. Het vermaan en de tucht over ambtsdragers
Art. 115. Begrenzing van het vermaan en de tucht over
ambtsdragers — 399
Art. 116. Schorsing en afzetting van ambtsdragers — 404
|491|
Art. 117. Het eigenwillig neerleggen van een ambt — 410
Art. 118. Tijdelijke ontheffing van de vervulling van het ambt —
414
Art. 119. De bevoegdheid tot schorsing en afzetting van
predikanten — 420
Art. 120. De bevoegdheid tot schorsing en afzetting van
ouderlingen en diakenen — 425
Art. 121. De bevoegdheid tot tuchtoefening in geval van
wanbestuur — 428
Art. 122. Vermaan en tucht over missionaire predikanten — 432
Art. 123. Vermaan en tucht over personen die het radicaal van
predikant hebben behouden — 434
Art. 124. De opheffing van een schorsing — 438
Art. 125. Mogelijk herstel na afzetting uit het ambt — 442
IV. Het vermaan en de tucht over missionaire arbeiders met een niet-ambtelijke taak
Art. 126. Tuchtoefening over missionaire arbeiders — 447
Hoofdstuk V: Betrekkingen van de kerk naar buiten
Art. 127. Correspondentie in engere en ruimere zin met
buitenlandse kerken — 449
Art. 128. Betrekkingen met kerken van gereformeerde signatuur in
Nederland — 454
Art. 129. Contacten met andere dan Gereformeerde Kerken in
Nederland — 456
Art. 130. Getuigenissen van de kerk tot overheid en volk —
458
Art. 131. Correspondentie met de Hoge Overheid — 460
Art. 132. Geestelijke verzorging in de krijgsmacht en in
gevangenissen — 462
Art. 133. Verhouding tot de scholen — 466
Art. 134. Verhouding tot jeugdorganisaties — 469
Art. 135. Verhouding tot maatschappelijke organisaties — 472
Hoofdstuk VI: Slotbepalingen
Art. 136. Geen eigenmachtige heerschappij voering — 474
Art. 137. Afwijking van de kerkorde — 478
Art. 138. Tijdelijke voorzieningen onder buitengewone
omstandigheden — 482
Art. 139. Wijziging van de kerkorde — 485
Inhoudsopgave — 486