Artikel 64
De taak om onder buitengewone omstandigheden, als in tijden van oorlog, van algemene volksrampen en van grote druk voor de kerk alsook in tijden van grote zegen voor kerk, volk en land, dagen of uren van boete, gebed of dankzegging uit te schrijven, alsook om getuigenissen op te stellen, zal de generale synode toevertrouwen aan deputaten die door haar worden benoemd.

 

Bid- en dankdagen, getuigenissen en dergelijke

Evenals in het vorige staat ook in dit artikel een taak genoemd, die door de generale synode aan bijzondere deputaten wordt toevertrouwd. Wat de hier bedoelde taak betreft, daarover komt ook in de oude kerkorde een bepaling voor. Daar staat in artikel 66 het volgende bepaald: In tijden van oorlog, pestilentie, algemene volksrampen en andere grote zwarigheden, waarvan de druk overal in de kerken gevoeld wordt, zal een bededag uitgeschreven worden door de classe, die daartoe door de laatste generale synode is aangewezen.

Het was gebruikelijk, dat voor het vervullen van die taak de classis ’s-Gravenhage werd aangewezen. In vroegere jaren heeft deze classis dan ook meermalen bededagen uitgeschreven. Wanneer er in dat opzicht verlangens leefden in de kerken, moesten deze steeds aan die classis worden kenbaar gemaakt. Deze had daarover dan nader te oordelen en moest een beslissing nemen ter zake van de vraag, of en zo ja, op welke wijze aan dergelijke verlangens kon worden voldaan. Niet altijd was het mogelijk punten, op deze zaak betrekking hebbende, te behandelen en af te doen in de gewone samenkomsten van de classis. Meer dan eens bleek het noodzakelijk, de classis daartoe in een

|232|

buitengewone samenkomst bijeen te roepen. Het spreekt vanzelf dat een en ander nogal eens ongerief veroorzaakte aan de genoemde classis. Voorts werd als bezwaar wel naar voren gebracht of en in hoeverre een dergelijke classis alleen representatief mocht worden geacht voor alle kerken in den lande. Niet het minst in de genoemde classis zelf vielen dergelijke stemmen te beluisteren. Het is mede om aan bezwaren van die aard tegemoet te komen, dat de kerken er toe zijn overgegaan een andere regeling ter zake te treffen. De bedoelde taak is thans toevertrouwd aan een aantal deputaten der generale synode. Zij draagt immers een algemeen karakter en raakt de kerken in het algemeen. Dit karakter komt beter tot zijn recht, wanneer de synode zelf voor de bedoelde aangelegenheid een voorziening treft.

De bedoelde taak houdt kort uitgedrukt in, het uitschrijven van bid- en dankstonden. Het artikel geeft daarvan een wat bredere, in bijzonderheden tredende omschrijving. Deze dekt zich zakelijk met de omschrijving in de oude kerkorde, al is er in de bewoordingen een vrij sterke nuancering. Het algemene begrip „grote zwarigheden” is vervangen door „buitengewone omstandigheden”. Daaronder staan dan gerangschikt tijden van oorlog, van algemene volksrampen en van grote druk voor de kerk. Als nieuw element is opgenomen de vermelding ook van dankstonden of dankavonden. Het is in verband hiermede, dat wij in de herziene kerkorde anders dan in de oude sprake vinden van tijden van grote zegen voor kerk, volk en land.

Deputaten zijn bevoegd ter zake dagen of uren van boete, gebed of dankzegging uit te schrijven. Was er vroeger alleen sprake van een bededag, de gedachte om slechts gedeelten van een dag en dus uren of stonden voor dat doel te bestemmen, is tegenwoordig onder de mogelijkheden opgenomen. In de praktijk wordt daarvan zelfs meer gebruik gemaakt dan van volle dagen voor gebed of dankzegging. Deze laatste vorm kennen wij bijna niet meer, vermoedelijk mede doordat het vroegere vasten, waarmede een bededag gepaard placht te gaan, in onbruik is geraakt.

De hier bedoelde deputaten hebben verder nog een taak, die in de oude kerkorde ontbreekt. Zij moeten zo nodig ook getuigenissen opstellen, een taak die wanneer de generale synode haar zittingen houdt, natuurlijk op haar weg ligt. Vroeger werd zulks geheel overgelaten aan de synode zelf. Maar de ervaring heeft geleerd, dat het goed is te zorgen dat er in de periode tussen twee synoden een instantie bestaat, die bevoegd is in voorkomende gevallen op te treden. In onze kerken bestaat in het algemeen niet een dringende behoefte aan het opstellen en uitvaardigen van getuigenissen, ook niet wanneer de omstandigheden er soms andere kerken dan de onze aanleiding toe geven. Dezerzijds wordt er in dat opzicht een grote soberheid betracht. Niettemin hebben de achterliggende oorlogsjaren wel geleerd, dat een dergelijk getuigenis in bepaalde omstandigheden alleszins op zijn plaats geacht kan worden en zelfs als onmisbaar is te beschouwen.


Nauta, D. (1971)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1971) Art. 64