|252|

b. Dienst des Woords

 

Artikel 71
1. In de kerkdiensten zal het Woord worden bediend door de Heilige Schrift te verklaren en toe te passen.
2. Op de dag des Heren zal zoveel mogelijk in één van de kerkdiensten het Woord worden bediend door de ontvouwing van de christelijke leer, gelijk zij uit de Heilige Schrift is samengevat in de Heidelbergse Catechismus.
3. Op het Kerstfeest, de Goede Vrijdag, het Paasfeest, de Hemelvaartsdag en het Pinksterfeest zullen in de kerkdiensten in het bijzonder de grote heilsfeiten herdacht worden. Voorts zal daarmede in de Adventstijd en de lijdenstijd bij de tekstkeuze rekening worden gehouden.

 

De dienst des Woords

Na de algemene bepalingen voor de kerkdiensten beginnen met dit artikel de bijzondere bepalingen. Voorop staan daarbij die, welke betrekking hebben op de dienst des Woords. In de Protestantse, wil men Gereformeerde eredienst staat de bediening van het Woord in het centrum.

Het eerste lid van dit artikel geeft een nadere omschrijving van wat onder de bediening des Woords moet worden verstaan. Aan de totstandkoming van deze omschrijving is nog al wat discussie voorafgegaan. Men zou kunnen stellen, dat de bediening des Woords zonder meer duidelijk is en zij daarom geen nadere omschrijving behoeft. Ik gevoel weinig aandrang die stelling te bestrijden. Maar aan de andere kant valt er toch ook wel iets voor te zeggen dat, mede om zo te voorkomen dat ieder van bediening des Woords zou gaan maken wat hem goeddunkt, dienomtrent in de kerkorde een kenschetsing wordt gegeven.

Verklaard wordt dat de bediening des Woords bestaat in het verklaren en toepassen van de Heilige Schrift. Het is nuttig, dat het zo is gezegd en zo door ieder moet worden verstaan, die zich tot het vervullen van de bedoelde taak ziet geroepen. Het komt aan op het verklaren van de Heilige Schrift. Er mag geen sprake van zijn, dat allerlei interessante en actuele zaken het onderwerp of het thema uitmaken van wat in de preek te berde wordt gebracht. Alles behoort ondergeschikt gemaakt te zijn aan en zich te concentreren om de verklaring van wat de Bijbel zegt. De Bijbel moet dicht worden gebracht bij de hoorders, de leden der gemeente, zodat wanneer zij daarna zelf de Bijbel lezen gaan, zij alles duidelijker kunnen volgen en beter verstaan.

Naast het verklaren wordt het toepassen van de Heilige Schrift als een wezenlijk bestanddeel genoemd. Met dit woord „toepassen” vinden wij

|253|

aangeduid, dat de predikant zijn best moet doen het gedeelte van de Bijbel waarover hij handelt, te brengen midden in het particuliere leven van de gemeenteleden. Het moet tot hen gaan spreken als het Woord van God, als speciaal mede tot hen gericht op hun levensweg en in hun levensnoden. Het is naar deze regel, dat predikanten hun taak van de bediening des Woords moeten vervullen en dat de gemeente de door hen gegeven bediening des Woords mogen beoordelen.

Naast deze bepaling bevat het artikel nog enkele bepalingen. Het tweede lid geeft een nadere aanwijzing voor wat er in een van de beide kerkdiensten op de dag des Heren moet gebeuren. Deze aanwijzing heeft betrekking op de prediking uit de Heidelbergse catechismus. Zij stemt globaal overeen met de bepaling, welke ter zake voorkomt in de oude kerkorde. Deze luidt als volgt: De dienaars zullen alomme des Zondags, ordinaarlijk in de namiddagse predikatiën, de somma der christelijke leer, in de Catechismus die tegenwoordig in de Nederlandse kerken aangenomen is, vervat, kortelijk uitleggen, alzo dat dezelve, zoveel mogelijk, jaarlijks mag geëindigd worden, volgens de afdeling des Catechismus zelven daarop gemaakt. Al is er een globale overeenstemming aanwezig, tegelijk zal het weinig moeite kosten te constateren dat er in de uitwerking van de bepaling vrij wat verschil bestaat. Persoonlijk vind ik het nadeel, dat de herziene kerkorde de keuze tussen beide kerkdiensten op de dag des Heren voor de catechismusprediking geheel overlaat aan de kerkeraad. Mijns inziens verdient het verreweg de voorkeur, die prediking te doen plaats hebben in de tweede kerkdienst of, zoals de oude kerkorde zich uitdrukt, in de namiddagse predikatie. Uit liturgisch oogpunt ontmoet het bezwaar om in de eerste kerkdienst op de dag des Heren het onderwijzen in de leer zo op de voorgrond te plaatsen.

Vervallen is de bepaling, dat de behandeling van de Catechismus zoveel mogelijk binnen het jaar moet worden volbracht. De oorspronkelijke opzet is wel geweest om op die wijze te werk te gaan. Maar in de praktijk heeft men daarmede tegenwoordig, als ik mij niet vergis, overal in onze kerken gebroken. Er zal wel geen enkele gemeente meer zijn, waarin op de 52 zondagen van het jaar regelmatig één afdeling van de catechismus in de prediking wordt behandeld. Die methode stuitte in de praktijk op zovele en ook gegronde bezwaren, dat men er algemeen van is teruggekomen.

Een verbetering acht ik de wijze, waarop de bedoelde catechismusprediking in de kerkorde wordt aangediend. In deze wijze van omschrijving komt duidelijker dan zulks in de oude kerkorde het geval is, tot uitdrukking de geaardheid van die prediking. Zij is en blijft bediening des Woords in de zin als waarin daarover in het eerste lid wordt gesproken. De bepaling in het tweede lid zegt namelijk, dat in de desbetreffende kerkdienst het Woord wordt bediend door ontvouwing van de christelijke leer, gelijk zij uit de Heilige Schrift is samengevat in de Heidelbergse catechismus. Het valt niet te ontkennen, dat deze aanduiding bevattelijker is dan wanneer de oude kerkorde het heeft over de somma der christelijke leer.

|254|

De andere bijzonderheid welke in dit artikel wordt geregeld en wel in het derde lid daarvan, houdt verband met wat wel wordt genoemd het kerkelijk jaar. In de prediking pleegt men dan rekening te houden met de gang van het kerkelijk jaar, dat een aanvang neemt met Advent. In dit verband moet ik volstaan met deze algemene aanduiding.

Wat in het bedoelde derde lid staat bepaald, is een nieuw element in onze kerkorde. Toch kan het op zichzelf moeilijk voor iets nieuws doorgaan. Hier wordt wat vrijwel algemeen gebruik was, kerkordelijk vastgelegd. Op de respectieve feestdagen zal de prediking zich in het bijzonder op de grote heilsfeiten, zoals deze in de Heilige Schrift worden verkondigd, hebben te richten. Het artikel spreekt letterlijk van een herdenking der grote heilsfeiten. Over deze formulering kan men van mening verschillen, maar de bedoeling is duidelijk genoeg en deze zal op algemene instemming wel kunnen staat maken. Wij verwachten op de genoemde feestdagen niet anders dan dat in de prediking de volle aandacht wordt geschonken aan die gedeelten uit de Bijbel, waarin de grote heilsfeiten van de respectieve feestdagen zijn verkondigd. Hetzelfde geldt op overeenkomstige wijze ten aanzien van de zondagen, welke vallen in de adventstijd en de lijdensweken. De bepaling zegt er dit van, dat ook dan in de kerkdiensten bij de tekstkeuze met de grote heilsfeiten moet worden rekening gehouden. De formulering is hier wat minder stringent gekozen. Een voorschrift om op alle zondagen van de adventstijd en op alle zondagen, die vallen in de lijdensweken, de bedoelde stof in de prediking te behandelen, wordt hier niet gegeven. Een bepaalde mate van vrijheid van handelen wordt in dat opzicht aan de predikanten, die in de kerkdiensten voorgaan, gelaten. Maar het is niettemin een goede zaak, dat de kerkorde enige richtlijnen geeft voor de prediking op de bedoelde dagen. Van onze oude kerkorde mogen wij zulks niet gewend zijn. Andere kerkordeningen uit de periode vóór Dordrecht verschillen daarin van haar. En het valt toe te juichen, dat de herziene kerkorde weer aansluiting heeft gezocht bij die andere kerkordeningen. Dit betekent een winst. Er is in de laatste tijd een groeiend besef dat aan het kerkelijk jaar weer meer gestalte moet worden gegeven. Eerst wanneer in die ontwikkeling meer tekening is gekomen en er meer gelegenheid is geweest om in de praktijk de nodige ervaring op te doen, kan het moment aanbreken dat de bepaling in het derde lid van dit artikel een bredere uitwerking ontvangt.


Nauta, D. (1971)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1971) Art. 71