Artikel 122
Bij het vermaan en de tucht over missionaire dienaren des Woords, die beroepen zijn door een kerk in Nederland in samenwerking met een zelfstandige kerk op het zendingsterrein, zal gehandeld worden naar de vastgestelde bepalingen.
Het in de vorige artikelen bepaalde ten opzichte van het vermaan en de tucht over ambtsdragers behoeft nog aanvulling. Want onder de dienaren des Woords, die in functie zijn of die althans de eer en de naam van dit ambt hebben behouden, zijn er sommigen, op wie de bedoelde bepalingen moeilijk van toepassing geacht kunnen worden. Zij hebben een bijzondere positie; en deze brengt met zich mede, dat er voor hen enige afwijkende bepalingen moeten gelden. Zij worden gegeven in dit en het volgende artikel. In de oude kerkorde komen overeenkomstige bepalingen niet voor.
|433|
Dit artikel heeft betrekking op missionaire dienaren des Woords, die in samenwerking met een zelfstandige kerk op het zendingsterrein zijn beroepen. Het zal duidelijk zijn, dat in een dergelijk geval de bevoegdheid tot het oefenen van vermaan en tucht niet uitsluitend bij de kerk in Nederland kan berusten, gelijk wel het geval is ten opzichte van missionaire dienaren des Woords, die geheel op verantwoordelijkheid van de kerken hier te lande worden uitgezonden. Een bepaalde voorziening op dit gebied mag dus in de kerkorde niet ontbreken.
Een uitzonderingsgeval betreft het niet. Alles wijst er op, dat het uitzenden van missionaire predikanten alleen door de kerken hier te lande steeds minder vaak zal voorkomen. Het zal meer en meer in samenwerking met reeds op de zendingsterreinen gevestigde zelfstandige kerken plaats vinden, zodat de desbetreffende predikanten in dienst staan niet van onze kerken alleen, doch van de kerken hier en ginds gezamenlijk.
Wanneer het nu zo was, dat deze samenwerking vrijwel altijd op uniforme wijze werd geregeld, zou het ook mogelijk zijn ter zake een vaste regeling te ontwerpen. Maar de ervaring welke tot dusver in dat opzicht werd opgedaan, wijst in een andere richting. De situaties op de diverse te bewerken terreinen lopen zeer uiteen. De omstandigheden blijken in Afrika heel anders te zijn dan in Zuid-Amerika. En het spreekt vanzelf, dat daar bij het sluiten van overeenkomsten tussen de samenwerkende kerken mee moet worden gerekend. Er zal op voet van gelijkheid met elkander worden onderhandeld; alleen in eerlijk en open overleg met elkander kunnen er regelingen en bepalingen worden opgesteld, ook voorzover het vermaan en de tucht over ambtsdragers betreft. Vandaar dat het niet wel mogelijk is in de kerkorde voor dat doel een nauwkeurig omlijnde regeling te treffen, waaraan de bedoelde missionaire dienaren des Woords onderworpen zijn.
De aangewezen oplossing is dan ook de regeling, gelijk zij in dit artikel wordt gevolgd. Zij bestaat in de verwijzing naar de bepalingen, welke ter zake in de tussen de samenwerkende kerken gesloten overeenkomst staan opgenomen. Hier is niet sprake van de door de generale synode vastgestelde bepalingen (of richtlijnen), waarheen in verscheidene andere artikelen der kerkorde wordt verwezen. De hier bedoelde bepalingen zijn niet te danken aan vaststelling door de generale synode. Zij komen echter tot stand in het kader van de regionale accoorden en van de overeenkomsten tussen samenwerkende kerken, welke accoorden en overeenkomsten door de desbetreffende participanten zelf worden aangegaan en vastgesteld, maar die alleen de goedkeuring der synode behoeven.
Uit het hier bepaalde volgt de verplichting, dat in de bedoelde overeenkomsten een behoorlijke regeling is opgenomen voor wat betreft het vermaan en de tucht over de missionaire dienaren des Woords, welke in dienst van de samenwerkende kerken hun zendingsarbeid verrichten.