Artikel 10
Het zal geen dienaar des Woords vrijstaan binnen het ressort van enige kerk zonder bewilliging van haar kerkeraad voor te gaan in een samenkomst, welke geacht moet worden in enigerlei vorm het karakter van een kerkdienst te dragen.

 

Onmisbaarheid van de medewerking van een kerkeraad

Dit artikel moet in nauw verband met het vorige worden gelezen. Het gaat hier over de vraag, of het aan een dienaar des Woords vrijstaat overal waar het hem goeddunkt, te prediken en voor te gaan in een of andere samenkomst, welke het karakter van een kerkdienst draagt. Het is al weer de praktijk, die de noodzaak van een voorziening op dit punt heeft bewezen.

|72|

Het is zelfs reeds een oude kwestie. Ook in de oude kerkorde wordt er over gehandeld. Artikel 15 daarvan luidt: Het zal niemand geoorloofd zijn, de dienst zijner kerk onderlatende, of in geen vaste dienst zijnde, hier en daar te gaan prediken buiten consent en autoriteit der synode of classe. Gelijk ook niemand in een andere kerk enige prediking zal mogen doen of sacramenten bedienen, zonder bewilliging des kerkeraads van die kerk. Met name de laatste zinsnede is hier van toepassing.

Het is echter niet uitsluitend in het verleden, dat deze kwestie de aandacht heeft gehad. Ook in onze eeuw hebben de synoden zich meer dan eens moeten bezighouden met vragen, die op dezelfde kwestie betrekking hebben. Daarom is het goed, dat de kerkorde een regel geeft, zodat ieder weet waaraan hij zich heeft te houden. Deze regel houdt in dat binnen het ressort van een kerk haar kerkeraad moet geacht worden de verantwoordelijke instantie te zijn, die kerkdiensten instelt en met welker bewilliging iemand geroepen wordt tot het voorgaan in een kerkdienst.

Een andere instantie dan de kerkeraad ter plaatse is niet bevoegd een dienaar des Woords, behorende tot het verband van de Gereformeerde Kerken, te doen optreden in een kerkdienst. En een dienaar des Woords die zich daartoe zou laten bewegen, komt in strijd met zijn positie in eigen kerk. Natuurlijk geldt dit eveneens, wanneer er misschien in formele zin geen sprake is van een kerkdienst, maar de samenkomst waarin de dienaar des Woords voorgaat, toch kennelijk het karakter van een kerkdienst draagt. Deze omschrijving is gekozen, omdat men blijkbaar rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat om aan de bedoelde bepaling te ontkomen er camouflage zou worden gebruikt.

Samenwerking met andere dan Gereformeerde Kerken in die zin dat er gemeenschappelijke kerkdiensten worden belegd, wordt door deze bepaling allerminst onmogelijk gemaakt. Zij wordt alleen afhankelijk gesteld van het oordeel en de medewerking van de kerkeraad ter plaatse. Het zou ook niet juist zijn, de beslissing ter zake geheel te willen overlaten aan het oordeel van de dienaar des Woords, of van wie dan ook persoonlijk. Zodanige zaken behoren altijd in gemeenschap met elkander besproken en beslist te worden. Wie in dat opzicht in strijd met de gemeenschap te werk gaat, breekt de gemeenschap. De kwestie zelf van gemeenschappelijke kerkdiensten met andere dan Gereformeerde Kerken komt in ander verband ter sprake.


Nauta, D. (1971)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1971) Art. 10