Artikel 48
1. De meerdere vergaderingen zullen, naast de praeses en de scriba, één of meer leden aanwijzen, die met hen het moderamen vormen.
2. De leden van het moderamen van de particuliere en de generale synode zullen door vrije verkiezing worden aangewezen.
3. De leden van het moderamen van de classis zullen naar de huishoudelijke regeling worden aangewezen, met dien verstande dat beurtelings alle dienaren des Woords als praeses zullen optreden.

 

Het moderamen van de meerdere vergaderingen

Dit artikel is het laatste, dat behoort tot de afdeling waarin zijn opgenomen de algemene bepalingen met betrekking tot de meerdere vergaderingen. Het er in behandelde onderwerp betreft de leiding of het moderamen van de meerdere vergaderingen en de samenstelling van dit moderamen.

Het zal wel geen nader betoog behoeven, dat een dergelijke leiding bij de meerdere vergadering al evenmin als bij de kerkeraad kan ontbreken. Het is wel zo, dat de leiding ten diepste berust bij Christus. In werkelijkheid

|185|

hangt bij de zittingen van alle kerkelijke vergaderingen alles af van het aanwezig zijn en het voorzitten van Christus, die door zijn Geest leiding wil geven aan het te verrichten werk. En waar men het zou moeten stellen zonder zijn reële leiding, komt er van het werk ener kerkelijke vergadering niets wezenlijks terecht. Maar hoe noodzakelijk het moge zijn zulks steeds indachtig te zijn, hieruit mag niet de gevolgtrekking worden gemaakt, dat de gang van zaken in een kerkelijke vergadering zonder meer daardoor is gekarakteriseerd. Een overgeestelijke houding is ten aanzien van deze aangelegenheid allerminst op haar plaats. Menselijke krachten moeten hierbij worden ingeschakeld. Voor zijn ambtsdragers heeft Christus in dat opzicht een taak weggelegd. Door middel van hen wil Hij, dat zijn leiding in de kerkelijke vergaderingen zich voltrekt.

De kerkorde moet ter zake de nodige voorziening bieden. Ook in de oude kerkorde vindt men die zaak geregeld. Zij bevat in artikel 34 een bepaling, die zeer algemeen is gesteld en zowel de kerkeraad als de meerdere vergaderingen bedoelt te omvatten. Dat artikel luidt als volgt: In alle samenkomsten — in de oude kerkorde het woordje voor de vergaderingen van de kerk — zal bij de praeses een scriba gevoegd worden, om naarstiglijk op te schrijven ’t gene waardig is opgetekend te zijn. Met betrekking tot de kerkeraad is dan in artikel 37 nog een nadere bepaling opgenomen, terwijl artikel 41 ten opzichte van de classicale vergaderingen afzonderlijk bepaalt, dat de dienaars bij beurte, of anderszins die van dezelve vergadering verkoren wordt, presideren zullen, zo nochtans, dat dezelfde tweemaal achtereen niet zal mogen verkoren worden. Voor wat betreft de particuliere en de generale synode bevat de oude kerkorde geen enkele nadere bepaling.

In de herziene kerkorde is ten aanzien van deze aangelegenheid een andere methode gevolgd. Zij bevat een bepaling afzonderlijk voor de kerkeraad, gelijk wij bij artikel 37 hebben gezien, en een bepaling afzonderlijk voor de meerdere vergaderingen in het algemeen, waarbij men moet denken zowel aan de classis als aan de respectieve synoden. Het is deze bepaling, die wij aantreffen in artikel 48.

In het eerste lid wordt het bedoelde punt ten principale geregeld. De bepaling houdt in, dat de meerdere vergaderingen een praeses en een scriba zullen hebben en daarnaast nog een of meer leden aanwijzen, en dat deze personen gezamenlijk het moderamen zullen vormen. Er wordt dus van uitgegaan, dat een praeses, wiens benaming al zegt dat hij voorzit en leidt, en een scriba, wiens benaming al zegt dat hij schrijven moet en aantekeningen houden van het verhandelde, onmisbaar zijn. Het spreekt min of meer vanzelf, dat die twee er zijn. Deze twee hebben reeds bij voorbaat een functie te vervullen, gelijk hun benaming aangeeft. De kerkorde wil evenwel, dat men met die twee niet volstaat. Op zijn minst moet er nog één persoon aan worden toegevoegd, van wie het evenals van de praeses en de scriba geldt dat hij of als er meer worden toegevoegd, zij lid zijn van de desbetreffende meerdere vergadering. In het voorbijgaan zij even opgemerkt, dat indien

|186|

het woordje „nog” in de tekst was blijven staan („nog één of meer leden aanwijzen”), de bepaling duidelijker dan thans het geval is, zou inhouden dat ook praeses en scriba uit de leden van de meerdere vergadering moeten worden gekozen. Naar mijn mening is zo ook inderdaad de bedoeling. Maar de bewoordingen laten de opvatting toe, dat de praeses en de scriba niet lid behoeven te zijn van de desbetreffende meerdere vergadering.

Niet de praeses alleen, ook niet de praeses met de scriba gezamenlijk, heeft de leiding, maar deze is toevertrouwd aan het op zijn minst uit drie personen samengesteld moderamen. Dit is een uiterst belangrijke bepaling. Want de kerkorde keert zich daarmede tegen de eenhoofdige leiding, die kenmerkend is voor het episcopale stelsel. Natuurlijk zijn er ook bij dergelijke op het episcopale stelsel gebaseerde kerkelijke vergaderingen naast de bisschop personen, die functies te verrichten hebben. Ook dan moet er iemand zijn, die de pen hanteert en aantekeningen maakt. Ook dan kan er iemand zijn, die de discussies leidt en alles in de juiste banen tracht te houden. Maar degene die de teugels in handen heeft en die als de eigenlijke moderator optreedt, is de bisschop alleen. Maar hier is van iets dergelijks geen sprake. Hier is er een uit een aantal personen samengesteld moderamen, dat gezamenlijk bestuurt. Natuurlijk heeft ieder lid van het moderamen een bijzondere taak; en het zou niet juist zijn, wanneer de een zou willen treden in de taak van de ander. Er is slechts één hunner, die praeses is en voorzit. Maar dit neemt niet weg, dat zij voor de leiding van het geheel een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid dragen en dat zij zich met elkander hebben te verstaan over wat als een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid hun werd toevertrouwd.

De vraag, of er naast de praeses en de scriba één dan wel meer personen zullen worden toegevoegd, en zo ja, hoe groot dat getal zal zijn, moet door de respectieve meerdere vergaderingen zelf beslist worden. De regeling daarvan kan geschieden in de bepalingen van de huishoudelijke regeling, die voor elke kerkelijke vergadering volgens artikel 34 verplicht is gesteld. Wat de generale synode betreft, is het gebruikelijk, dat het moderamen uit vier leden bestaat; de ervaring heeft uitgewezen, dat daarmede de zaak het beste wordt gediend. Maar bij particuliere synode en classicale vergadering kan men veelal wel met drie leden volstaan. In dezelfde huishoudelijke regeling kan ook een omschrijving worden opgenomen van de taak, die de respectieve leden van het moderamen moeten vervullen. Het is niet nodig, daarover hier in bijzonderheden te treden.

Het tweede en het derde lid van dit artikel geven nog enige bepalingen voor de manier, waarop de leden van het moderamen moeten worden aangewezen. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen de gang van zaken bij de classis en die bij de particuliere en de generale synode. Een kwestie van principiële aard is zulks stellig niet. Het zou eventueel ook anders kunnen geregeld worden, dan hier is geschied. Het spreekt evenwel vanzelf, dat de bestaande gewoonte en de allengs gevormde praktijk daarbij van

|187|

invloed zijn geweest. Zo is het te verstaan, dat in de classicale vergaderingen het praesidium naar toerbeurt wordt waargenomen door de dienaren des Woords, die tot het classicale ressort behoren. Deze taak is dus voorbehouden aan de dienaren des Woords. De bedoeling daarvan is niet, dat ouderlingen of diakenen de bekwaamheid ten enenmale zouden missen om leiding te geven aan de bijeenkomst van de classicale vergadering. Maar de gevestigde praktijk hangt eerder met de opvatting samen, dat aan de dienaar des Woords in de kerkelijke samenleving een bijzondere plaats toekomt, waardoor hij, meer dan ouderling of diaken, tot het geven van leiding is geroepen.

Het praesidium van de classicale vergadering moet beurtelings door alle dienaren des Woords worden waargenomen. De kerkorde kent op deze regel geen uitzondering. Het zal wel zo zijn, dat er onder de dienaren des Woords in het bedoelde opzicht onderscheid bestaat van gaven. Niettemin heeft de kerkorde dit onderscheid niet van zo ingrijpende aard geacht, dat daarom deze regeling aan de een voorkeur zou moeten geven boven de ander. Het heeft zijn voordeel, dat alle dienaren des Woords in de classicale vergadering op hun beurt naar voren komen en elk in dat opzicht zijn bijdrage levert. Er bestaat dan ook geen reden om van de hier gegeven regel af te wijken, nu hij eenmaal werd geaccepteerd.

Over de verdere samenstelling van het moderamen der classis geeft de kerkorde geen uitsluitsel. Zulks wordt overgelaten aan de classis zelf. Zij zal daarover het nodige moeten opnemen in haar huishoudelijke regeling.

Voor wat betreft de particuliere en de generale synode luidt de bepaling in het tweede lid anders. De synoden dragen nu eenmaal een ander karakter dan de classicale vergadering, zulks in verband met de door haar te verrichten taak. Ook zijn het lang niet alle dienaren des Woords, die van de synode deel uitmaken. Een en ander heeft er toe bijgedragen, dat men het, in overeenstemming met de bestaande praktijk, nuttig heeft geacht het moderamen van de synoden te doen vormen door middel van een vrije verkiezing.

Bij deze enkele bepaling laat de huidige kerkorde het. Elke nadere begrenzing is weggelaten. Vroeger werd nog wel eens de richtlijn gesteld, dat iemand niet tweemaal achtereen tot praeses van een meerdere vergadering zou worden gekozen. Ongetwijfeld valt veel ten gunste van een dergelijke gedragslijn te zeggen, om namelijk te voorkomen dat in feite een min of meer hiërarchische positie in het leven zou worden geroepen. Maar al te stringent moet zo iets toch ook niet worden opgelegd als eis waarvan niet mag worden afgeweken. Enige soepelheid dient in dat opzicht te worden betracht. Vroeger hield men zich dan ook in werkelijkheid niet altijd aan de bedoelde richtlijn. De omstandigheden kunnen soms van die aard zijn, dat een herhaald optreden van dezelfde persoon als praeses geen enkel bezwaar oplevert, integendeel aanbeveling verdient. Voor zo iets dient ruimte te zijn. Daarom is het beter, dat ter zake geen vast voorschrift wordt gegeven

|188|

en dat het aan het beleid van de vergadering wordt overgelaten om al dan niet iemand herhaalde malen tot praeses te kiezen of een plaats in het moderamen te bieden. Het is enkel van doorslaand belang, dat daarbij steeds het welzijn van de kerk in het oog wordt gehouden en nagestreefd.

Het moet opvallen, dat in het tweede lid niet uitdrukkelijk staat bepaald, zoals gebeurt ten aanzien van de classicale vergaderingen, dat de praeses een dienaar des Woords behoort te zijn. De tekst van het artikel laat ruimte voor de verkiezing van een ouderling. Toch is het naar mijn mening zo, dat uit de bepaling in het derde lid als strekking ook van het bepaalde in het tweede lid mag worden afgeleid, dat de praeses een dienaar des Woords zal zijn. Ik stem toe, dat de kracht van dit argument sterker zou zijn, indien de volgorde van het tweede en het derde lid juist andersom was dan in feite het geval is. Beter ware het dan ook dat in dit artikel uitdrukkelijk werd voorgeschreven, dat de praeses van elke meerdere vergadering een dienaar des Woords behoort te zijn.

De taak van de leden van het moderamen wordt in de herziene kerkorde niet nader omschreven. Zij is er van uitgegaan, dat in dat opzicht de huishoudelijke regeling dienst moet doen. Dit is de verklaring, waarom in de herziene kerkorde niet een bepaling voorkomt zoals aangetroffen wordt in artikel 35 der oude kerkorde, waarin uitvoerig wordt gesproken over de taak van de praeses. Het spreekt echter vanzelf, dat ook thans nog de praeses een soortgelijke taak heeft te vervullen, als daar staat aangegeven: voor te stellen en te verklaren ’t gene te verhandelen is; toe te zien dat een iegelijk zijn orde houde in het spreken; de knibbelachtigen en die te heftig zijn in het spreken, te bevelen dat zij zwijgen; en over dezelve, geen gehoor gevende, de behoorlijke censuur te laten gaan. Hoe kernachtig dit ook mag zijn uitgedrukt, het kan toch voor onze hedendaagse verhoudingen niet meer dienen. Wij zeggen het thans anders en ook moeten er bij de taak van de praeses nog andere factoren in rekening worden gebracht. Bij het opstellen van de huishoudelijke regeling voor de generale synode heeft men daarop in werkelijkheid ook gelet.


Nauta, D. (1971)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1971) Art. 48