Artikel 39
1. In geval een kerk ten minste drie dienaren des Woords heeft, op geen van wie het in artikel 9, lid 3 bepaalde van toepassing is, kan de kerkeraad zijn taak ten dele toevertrouwen aan een aantal in te stellen wijkkerkeraden; zelf zal hij dan als kerkeraad voor algemene zaken optreden.
2. De kerkeraad voor algemene zaken zal worden gevormd door de dienaren des Woords alsmede een aantal ouderlingen en diakenen, die in de regel door de gemeente zijn verkozen en die tevens deel uitmaken van een der wijkkerkeraden, zulks met inachtneming van de door de generale

|166|

synode vastgestelde bepalingen.
3. De aanwijzing van de aan de kerkeraad voor algemene zaken voor te behouden en van de aan de wijkkerkeraden toe te vertrouwen zaken zal geschieden bij plaatselijke regeling, zulks met inachtneming van de door de generale synode vastgestelde bepalingen.
4. Voor wat de aan hem toevertrouwde zaken betreft is op de wijkkerkeraad van toepassing hetgeen voor de kerkeraad is bepaald.

 

Kerkeraad voor algemene zaken en wijkkerkeraden

Dit artikel is te danken aan een ontwikkeling van recente datum. In de oude kerkorde treft men dan ook geen enkel artikel aan, waarop dit zou teruggaan. Het is vastgesteld door de generale synode van Utrecht (1959), waarna die van Apeldoorn (1961) nog enige aanvulling gaf.

Aanleiding voor het ontwerpen van de in dit artikel opgenomen regeling was de omstandigheid, dat in zeer grote gemeenten de kerkeraad een zodanige omvang kreeg dat het niet wel mogelijk bleek de arbeid op efficiënte wijze voortgang te doen vinden en de belangen der gemeente waarlijk op ernstige wijze door alle leden te helpen behartigen. De mogelijkheid om over te gaan tot kerksplitsing, door sommigen als de beste oplossing aangeprezen, werd door anderen afgewezen. Men meende althans dat die methode lang niet in alle gevallen bruikbaar was of op andere bezwaren moest afstuiten. Sommigen gingen er daarbij zelfs van uit, dat de eenheid der gemeente gelijk deze nu eenmaal was gegroeid, niet mocht worden aangetast. Andere methoden om zoveel mogelijk te ontkomen aan het bezwaar van de bedoelde massale bijeenkomsten van een kerkeraad, welke in de praktijk wel werden toegepast, konden geen algemene instemming vinden. Het voornaamste bezwaar er tegen was, dat zij gepaard gingen met een welbewuste dan wel feitelijke overdracht van bevoegdheden aan een deel der ambtsdragers, die geen grondslag vond in de kerkorde en daarom min of meer willekeurig was. Vandaar dat gezocht moest worden naar een andere, meer plausibele oplossing. Deze heeft men gevonden in het onderscheiden binnen de kerkeraad van diverse organen en het toewijzen van een gedeelde verantwoordelijkheid aan deze organen. Deze organen dragen een ander karakter dan commissies of wijken, waarvan het volgende artikel der kerkorde spreekt. Zij hebben elk een eigen zelfstandigheid en bevoegdheid, zonder vereenzelvigd te kunnen worden met de kerkeraad van een normale gemeente overeenkomstig het bepaalde in artikel 35.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen de kerkeraad voor algemene zaken en een aantal wijkkerkeraden, die zich bezighouden met andere dan algemene zaken. Zal in een bepaalde gemeente een dergelijke verdeling van taken en een dergelijke onderscheiding tot stand komen, dan moet daartoe een opzettelijk besluit vallen. De kerkeraad kan dit geheel zelfstandig

|167|

nemen, zonder dat hij daartoe van tevoren de toestemming van een meerdere vergadering behoeft. Hoewel het niet wordt voorgeschreven, ligt het voor de hand dat een kerkeraad tot een zo gewichtig besluit niet zal overgaan zonder er de gemeente in te hebben gekend. Zonder de gemeente zullen toch daarna ook de diverse ambtsdragers niet kunnen worden verkozen.

Uit het eerste lid van het artikel blijkt evenwel, dat niet in elke grote gemeente de hier bedoelde methode kan worden gevolgd. Daartoe is het vereist dat er op zijn minst drie predikantsplaatsen zijn, waarbij dan niet medetellen predikanten met een bijzondere opdracht. Op deze restrictie doelt de clausule dat niet van toepassing is het bepaalde in het derde lid van artikel negen. Het aantal van drie is natuurlijk ietwat willekeurig genomen. Maar wij mogen toch aannemen dat het bij minder dan drie predikantsplaatsen in het algemeen mogelijk zal zijn binnen het kader van de gewone bepalingen een doeltreffende regeling voor het functioneren van de kerkeraad te bewerkstelligen. En als het genoemde aantal is bereikt, bestaat er niet de verplichting, maar wordt alleen de mogelijkheid geopend om van de hier getroffen regeling gebruik te maken.

De eenheid blijft in dit geval bestaan. Ook in de formulering wordt deze gedachte gehandhaafd. Er wordt namelijk bepaald dat dan de kerkeraad zijn taak ten dele afstaat door die toe te vertrouwen aan een aantal in te stellen wijkkerkeraden, terwijl hij zelf in het vervolg blijft optreden, nu als kerkeraad voor algemene zaken. De naam wijkkerkeraad duidt aan dat door de in het leven geroepen nieuwe instanties evenzeer taken worden waargenomen, die als een typische kerkeraadstaak moeten worden beschouwd. Het aantal van de nieuwe instanties wordt bepaald door het aantal der aanwezige wijken, in elk waarvan op zijn minst één predikant zijn dienstwerk vindt.

Over de samenstelling van de diverse wijkkerkeraden wordt niet nader gesproken. Zij kan geacht worden op dezelfde wijze te geschieden als bij de kerkeraad, gelijk artikel 35 zulks bepaalt. Maar wel vereist de samenstelling van de kerkeraad voor algemene zaken een opzettelijke regeling. Deze wordt aangetroffen in het tweede lid van dit artikel. Natuurlijk moeten er zowel dienaren des Woords als ouderlingen en diakenen in zitting hebben. Bepaald wordt dat alle dienaren des Woords er deel van uitmaken. Elke wijk moet althans mede er in vertegenwoordigd zijn door haar predikant. Vermoedelijk is men bij de opstelling der bepaling er van uitgegaan, dat iedere wijk niet meer dan één predikant zal hebben. Ondenkbaar is het echter niet, dat zulks in werkelijkheid soms wel het geval blijkt te zijn. Dan zou het juister zijn, dat slechts één hunner zitting ontvangt, eventueel naar toerbeurt. Maar naar de letter der bepaling zal ook dan voor hen allen een plaats moeten worden ingeruimd. Hetzelfde geldt eveneens voor predikanten met een bijzondere opdracht, voor het geval zij aan de desbetreffende kerk verbonden mochten zijn. In feite kan het voldoende worden geacht dat zij zitting hebben in een der wijkkerkeraden.

|168|

Het preciese aantal ouderlingen en diakenen dat deel uitmaakt van de kerkeraad voor algemene zaken, staat in de bepaling niet aangegeven. De vaststelling er van hangt mede af van het aantal wijken dat er in vertegenwoordigd moet zijn en blijft daarom voorbehouden aan de plaatselijke regeling. Wel wordt als vereiste genoemd, dat zij eveneens zitting behoren te hebben in één der wijkkerkeraden. Echter niet in deze zin, dat zij rechtstreeks door de wijkkerkeraden zouden gekozen worden. De bepaling wil dat zij op de gewone wijze door de gemeente worden verkozen, met andere woorden naar de in artikel vier opgenomen bepalingen. Zo behoort het althans in de regel te gebeuren. Een latere synode dan de hierboven genoemde heeft er in toegestemd dat in bijzondere gevallen van die regel zou mogen worden afgeweken. Voorts moeten nog enige door de generale synode vastgestelde bepalingen ten aanzien van de leden van de kerkeraad voor algemene zaken in acht worden genomen. Deze hebben onder meer betrekking op het opzicht en de tucht over de bedoelde ambtsdragers. Maar de bijzonderheden kunnen hier verder blijven rusten.

De kerkeraad voor algemene zaken is niet een college, dat boven de gezamenlijke wijkkerkeraden staat als een hogere instantie, waarbij eventueel zaken kunnen worden aangebracht die door de wijkkerkeraden niet tot een goed einde zijn geleid. Hij is en blijft in opzet en bevoegdheid geheel op één lijn staan met een gewone kerkeraad. Daarom pleit er ook alles voor dat hij op dezelfde wijze gevormd wordt als iedere andere kerkeraad en dat op zijn samenstelling door de gemeente rechtstreeks invloed kan worden uitgeoefend.

De taakverdeling tussen de kerkeraad voor algemene zaken en de wijkkerkeraden wordt, volgens het derde lid van het onderhavige artikel, overgelaten aan de plaatselijke regeling. Natuurlijk ligt in de benaming wel een algemene aanwijzing opgesloten. Maar de nadere uitwerking kon zonder bezwaar verwezen worden naar het beleid van de kerken, waar een besluit in de bedoelde zin tot stand komt. Een en ander dient echter in de plaatselijke regeling, met inachtneming van de synodale richtlijnen, nauwkeurig te worden vastgelegd.

In het vierde lid wordt uitdrukkelijk bepaald, dat op de wijkkerkeraden van toepassing is alles wat volgens de kerkorde ten aanzien van de kerkeraad geldt, uiteraard alleen voor de zaken, welke aan die wijkkerkeraden zijn toevertrouwd. Hieruit volgt dat een wijkkerkeraad zich desgewenst kan splitsen in een brede en een smalle vergadering, en dat zijn besluiten een bindend karakter dragen en dus niet de goedkeuring behoeven van de kerkeraad voor algemene zaken. De appèl-instantie is dus steeds de classicale vergadering.


Nauta, D. (1971)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1971) Art. 39