Artikel 18
Een emeritus-verklaarde dienaar des Woords kan, met bewilliging van de kerkeraad der gemeente, waaraan hij verbonden is en met goedkeuring van de classis, waartoe de desbetreffende kerk behoort, voor een bepaalde periode worden geroepen tot het verrichten van ambtelijke arbeid in bepaalde hiervoor in aanmerking komende kerken, een en ander met inachtneming van de door de generale synode vastgestelde bepalingen. Hij zal dan geacht worden in die kerk het ambt van dienaar des Woords te vervullen.

 

Ambtelijke arbeid van emeriti-predikanten

Dit artikel is als een geheel nieuw element in de kerkorde ingebracht. Het werd vastgesteld door de generale synode van Amsterdam (1967).

De strekking van het hier bepaalde is te voorzien in een bepaalde behoefte, welke in kleinere kerken zich in toenemende mate deed gelden, en tegelijkertijd een einde te maken aan een allengs ontstaan gebruik en dit zo mogelijk in betere banen te leiden. Het gebeurde in het verleden namelijk meer dan eens, dat een kleine vakante kerk een emeritus-predikant aan zich trachtte te verbinden voor het verrichten van de gewone arbeid van een dienaar des Woords. Zij stelde hem een pastorie ter beschikking, terwijl hij tot ouderling werd verkozen om in deze kwaliteit zitting te kunnen nemen in de kerkeraad. In het ambt van ouderling de desbetreffende gemeente dienende, vervulde hij zo in feite de taak van een dienaar des Woords, als hoedanig hij niet aan haar, maar aan de gemeente waar hij emeritus werd verklaard, was verbonden.

Het kan duidelijk zijn dat, al gebeurden er op die manier geen

|92|

onverdragelijke dingen, een dergelijke situatie toch als weinig ideaal moet worden beschouwd. Het liet zich ook aanzien, dat de bedoelde gedragslijn steeds meer ingang zou vinden. De omstandigheden zijn in de laatste jaren voor een ontwikkeling in die richting uitermate gunstig. Het aantal kleine kerken, die buiten machte zijn zelfstandig een predikant te beroepen, neemt toe. En doordat de leeftijdsgrens voor het verkrijgen van het emeritaat werd verlaagd, zijn er veel meer emeriti-predikanten beschikbaar, die bereid en in staat zijn nog ambtelijke arbeid te gaan verrichten in kleine gemeenten, waardoor lang niet al hun tijd en hun krachten in beslag worden genomen.

Er is nu een weg gevonden, waardoor een en ander binnen het kader van de kerkorde op bevredigende wijze wordt geregeld. Kerken die daarvoor in de termen vallen, kunnen op volkomen regelmatige wijze gebruik maken van de diensten van een emeritus-predikant, doordat deze, zij het voor een bepaalde korte periode, in haar midden de taak van een dienaar des Woords vervult en in deze hoedanigheid aan haar verbonden wordt. Natuurlijk moeten bij het totstandkomen van een dergelijke regeling bepaalde voorwaarden in acht worden genomen. Deze worden in dit artikel in het algemeen aangewezen, onder verwijzing naar synodale bepalingen waarin die voorwaarden nader staan gespecificeerd. Een wezenlijk element vormt daarbij, naast de bewilliging van de eigen kerk van de emeritus-predikant, de goedkeuring van de classis en het toezicht dat door haar moet worden uitgeoefend.

De verbintenis kan telkens slechts voor een periode van ten hoogste twee jaren worden aangegaan. Op deze manier worden zowel de kerk als de emeritus-predikant genoodzaakt, na een betrekkelijk korte tijdsruimte opnieuw na te gaan of de verbintenis met goed recht kan worden voortgezet, zulks naar het oordeel eveneens van de classis. De situatie in de kerk en de omstandigheden bij de emeritus-predikant kunnen zich gemakkelijk wijzigen. Aan beide kanten is er vrijheid, zelfs binnen de overeengekomen periode, indien er bij het aangaan van de overeenkomst althans een opzeggingstermijn is vastgesteld, om de aangegane verbintenis te beëindigen. Het tijdelijk karakter vormt er immers een wezenlijk bestanddeel van. Dit is het onderscheid met de positie van een dienaar des Woords, die voor het leven wordt beroepen.

Het bepaalde in de volzin aan het slot van het artikel geeft een omschrijving van de positie, die in een geval als hier bedoeld aan de persoon in kwestie toekomt. Hij is en blijft emeritus-predikant van de kerk, welke hij het laatst heeft gediend. Deze band wordt niet losgemaakt; vandaar dat hij zonder enig voorbehoud zijn rechten blijft behouden op de volledige uitkering van emeritaatsgelden. Daarnaast vervult hij een nieuwe taak in een andere gemeente, evenwel slechts tijdelijk en zonder dat deze gemeente verplicht is volledig in het onderhoud van hem en zijn gezin te voorzien. Hij wordt daarom alleen geacht in die kerk het ambt van dienaar des Woords te

|93|

vervullen. Hij wordt, zou men kunnen zeggen, door de kerk waaraan hij als emeritus is verbonden, uitgeleend.

Nu deze regeling tot stand is gekomen, mag men aannemen dat hiernaar in het vervolg zal worden gehandeld en dat het niet langer zal voorkomen dat een emeritus-predikant langs andere weg zich gaat verbinden aan een kleine vakante gemeente om er ambtelijke arbeid te verrichten. De synode heeft uitdrukkelijk verklaard zo iets onjuist te achten.


Nauta, D. (1971)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1971) Art. 18