|169|
Artikel 40
Het zal aan een kerkeraad vrij staan de voorbereiding of afdoening van bepaalde zaken in handen te leggen van commissies of van wijkraden; hij zal er echter op toezien, dat aan dergelijke colleges niet het gezag wordt toegekend, hetwelk aan de gehele kerkeraad toekomt.
Dit artikel gaat niet terug op een overeenkomstige bepaling in de oude kerkorde. Het opnemen er van in de herziene kerkorde moet worden gezien tegen de achtergrond van een situatie, welke zich allengs in de praktijk heeft ontwikkeld, met name in gemeenten met meer dan één predikant. Er vormden zich afzonderlijke wijken en door de ambtsdragers in deze wijken werden allerlei zaken behandeld, die tot de taak van de kerkeraad behoren. Ook kwam het voor, dat bepaalde ambtsdragers, veelal onder leiding van de predikant, belast werden met bepaalde aangelegenheden, die oorspronkelijk alleen in de volle kerkeraad aan de orde plachten te komen. Vandaar dat het wenselijk werd geacht in dat opzicht een bepaling in de kerkorde te doen opnemen.
De hoofdzaak in deze bepaling is niet, dat aan de kerkeraad met betrekking tot die aangelegenheid enige vrijheid wordt gelaten. Het spreekt eigenlijk vanzelf, dat de kerkeraad, gelijk hier wordt bepaald, de voorbereiding en afdoening van allerlei zaken in handen kan leggen van een moderamen, van een commissie, van een wijkraad (wel te onderscheiden van een wijkkerkeraad als in het vorige artikel genoemd), en dergelijke uit de leden van de kerkeraad gevormde groepjes van personen. Deze bepaling tracht ook volstrekt niet in dat opzicht regelend op te treden dan alleen voorzover een begrenzing wordt aangegeven. Op die begrenzing valt hier de volle nadruk. De strekking is op die manier een ontwikkeling tegen te gaan, die er toe zou leiden dat de bevoegdheid van de kerkeraad wordt overgedragen en afgestaan aan een dergelijke commissie of wijkraad of onder welke benaming zulk een college ook in het leven zou worden geroepen. Wanneer er slechts sprake is van het voorbereiden van de zaken die in de kerkeraad aan de orde moeten komen, of van het afdoen van zaken waarover door de kerkeraad reeds een beslissing werd genomen, bestaat er geen enkel bezwaar tegen dat bepaalde leden of groepen van leden belast worden met het verrichten van de desbetreffende taak. Maar zodra het betreft het nemen van besluiten zelf, mag geen zaak worden onttrokken aan het gezag van de kerkeraad. Hij en hij alleen is de instantie die bevoegd is in dat opzicht handelend op te treden.