Art. 41.

De classicale vergaderingen zullen bestaan uit genabuurde kerken, dewelke elk een dienaar en een ouderling, ter plaatse en tijd bij hen in het scheiden van elke vergadering goedgevonden — zo nochtans, dat men het boven de drie maanden niet uitstelle — daarheen met behoorlijke credentie afvaardigen zullen; in welke samenkomsten de dienaars bij beurte, of anderszins die van dezelve vergadering verkoren wordt, presideren zullen, zo nochtans, dat dezelfde tweemaal achtereen niet zal mogen verkoren worden. Voorts zal de praeses onder anderen een iegelijk afvragen of zij in hun kerken hun kerkeraadsvergadering houden; of de kerkelijke discipline geoefend wordt? of de armen en scholen bezorgd worden; ten laatste of er iets is, waarin zij het

|157|

oordeel of de hulp der classe tot echte instelling hunner kerk behoeven. En eindelijk zullen in de laatste vergadering vóór de particuliere synode verkoren worden, die op deze synode gaan zullen.

De classicale vergadering is een meerdere vergadering van enige genabuurde kerken.

“Behalve de kerkeraadsvergaderingen zullen er alle drie of zes maanden classikale samenkomsten gehouden worden van enige genabuurde kerken, naar hun gelegenheid en behoefte” (Emden 1571).

“De dienaars van tien of twaalf naastgelegen kerken komen samen in tijden en met zulk een getal als ’t nodig is” (Rotterdam 1575).

“De leden der classikale vergadering zijn de kerkeraden en niet eigenlijk de kerkelijke personen” (dertien Walcherse kerken — Tholen 1602).

De vergaderingen worden door onderling overleg der kerken geregeld, en tenminste alle drie maanden eens gehouden.

“De classikale vergaderingen ... zullen alle maanden of zes weken, korter of langer, doch alzo dat ze de tijd van drie maanden niet voorbijgaan, naar gelegenheid der gemeenten tezamen komen, in die plaatsen, welke met gemeen accoord daartoe bestemd worden” (Dordrecht 1578).

Het is beter een kerk dan deputaten met de samenroeping te belasten.

“Is den kerkedienaars en ouderlingen van X. opgelegd de naaste classe weder uit te schrijven, en dat te X., en dat op zodanige tijd als het nodig zal gevonden worden” (Cl. Nederveluwe — Elburg 1597).

“De naastvolgende classis zal gehouden worden binnen de stad X., en zal uitgeschreven worden door de deputaten der classis ten tijde als zij zullen bevinden dat het zal behoren” (Cl. Nederveluwe — Epe 1600).

“De kerken van elke classis worden verzocht een roepende kerk voor te stellen” (Rotterdam 1887).

Ofschoon principieel elke kerkeraad kan afvaardigen

|158|

wie hij wil, daar tenslotte alleen het bezit van een geloofsbrief als afgevaardigde beslissend is voor het wettig lidmaatschap van een meerdere vergadering — zie art. 33 —, behoort van de regel, dat een dienaar en een ouderling worden afgevaardigd niet dan in geval van noodzakelijkheid te worden afgeweken.

“Uit een iegelijke gemeente zal een dienaar des woords met een ouderling op de classikale vergadering verschijnen” (Dordrecht 1578).

“Niet meer dan twee van de kerkeraad daartoe verkoren, zullen uit een iegelijke gemeente keurstemmen hebben” (Dordrecht 1578).

“De credentiën gelezen wordende, is van de classe geobserveerd geworden, dat er twee ouderlingen van X., de ene in plaats van den dienaar ter plaatse voornoemd op haar classikale vergadering verschenen zijn; en de classis, hun redelijke excusen overwogen hebbende, oordeelt dat dezelve krachtig waren om in zulke kwaliteit voor deze tijd toegelaten te worden” (Cl. Nederveluwe — Hattem 1620).

“Voortaan zal het gebruik van dienaren en ouderlingen tot de classen en synoden te zenden vlijtig onderhouden worden ..., en (het) zal niet lichtelijk geschieden, dat een dienaar voor een ouderling daartoe genomen worde” (Zutfen 1596).

“En alzo uit ... X. een diaken in de plaats van een ouderling is gezonden, heeft de vergadering, om de oorzaken van henlieden naar voren gebracht, voor deze tijd zulks laten passeren, op voorwaarde dat hetzelve namaals in geen consequentie zal getrokken worden” (Edam 1586).

De afvaardiging behoeft niet naar toerbeurt te geschieden, al kan dit door een kerkeraad als gewone praktijk worden gevolgd.

“Of het niet goed ware, dat dezelfde dienaar niet tweemaal na elkander tot de synode gezonden wierde, opdat andere dienaars ook leren mochten?
Antwoord: Het zal alle kerkeraden, classen en particuliere synoden vrijstaan, tot de classen, particuliere en generale synoden uit hun collegiën te zenden die zij  daartoe bekwaam vinden zullen, naar hun believen” (Middelburg 1581).

|159|

Te ver ging het classikale besluit:
“Dewijl N., dienaar van de kerk te X., tweemaal na elkaar door zijn kerkeraad naar de classe gezonden is, zo is over deze zaak door de gezamenlijke broeders besloten dat de oude manier van deze classis voortaan onderhouden worde, dat als (er) twee of meer dienaars in een kerk zijn, (zij) bij toerbeurt naar de classe gezins hooggewichtige oorzaken hebbe” (Cl. Nederveluwe — Harderwijk 1605).

De afgevaardigden zijn tot bijwoning der vergaderingen verplicht, en dat ten einde toe.

“Is besloten, dat indien na dezen iemand, hetzij dienaar of ouderling, zich zonder wettelijke oorzaak absenteerde, (hij) tot profijt der armen waar de classis gehouden wordt zal verbeuren een pond groot (d.i. zes gulden); en indien iemand ten tweeden male zulks deed, als niet vragende naar de geldstraf, zal de dienaar van zijn dienst geschorst worden” (Cl. Nederveluwe — Nijkerk 1607).

“N., ouderling van de kerk van X., heeft verzocht om gewichtige oorzaak hem te vergunnen wederom naar huis te gaan, hetwelk de classis hem heeft toegelaten; doch datzelve (is) van niemand meer in consequentie te trekken” (Cl. Nederveluwe — Harderwijk 1605).

“Zo een dienaar zich zonder oorzaken absenteerde, en na twee of drie vermaningen even halsstarrig bleef, dezelve zal als een verachter der goede ordening van zijn ambt geschorst worden” (K.O. van Groningen 1595).

In eerster instantie draagt echter de vergadering die afvaardigt, daarvoor de verantwoordelijkheid, en zij heeft op de trouw van haar afgevaardigden toe te zien.

“Zullen ook alle classen toezien, dat de dienaren ouderlingen die uitgezonden werden, ten einde der vergadering toe mogen blijven, of immer(s) niet scheiden totdat andere, uit de classe gecommitteerd, in hun plaats komen” (Haarlem 1582).

Het voorzitterschap zal onder de predikanten wisselen.

“In alle dusdanige (classikale) vergaderingen zal telken reize een nieuwe praeses verkoren worden met gemene

|160|

keurstemmen, doch alzo dat dezelfde geen tweemaal achter elkander zal mogen genomen worden” (Dordrecht 1578).

“Aldaar zal telken reize een andere praeses zijn, hetzij bij toerbeurt gesteld of bij nieuwe verkiezing” (Middelburg 1591).

Een vast punt op het agendum der classikale vergadering behoort te zijn de kerkelijke rondvraag ten behoeve van het onderlinge opzicht en de onderlinge hulp.

“De praeses zal een iegelijke kerk afvragen of zij hun kerkeraadsvergadering houden ... enz.” (Middelburg 1591).

“In dit artikel wordt gezegd, dat in de classikale vergadering de kerken — merkt wel: de kerken, niet de kerkelijke personen — van den praeses over ’tgene dat in dezelve omgaat, ondervraagd worden” (dertien Walcherse kerken — Tholen 1602).

“Men verneemt naar de stand der kerken, leer en leven der dienaren, ouderlingen en diakenen en diergelijke dingen, alleenlijk tot oorden der kerken uit die dassen dienende, als ook dat die plaatsen, van kerkedienst onvoorzien, behoorlijk met dienaars mochten voorzien worden, als ook van goede schoolmeesters” (Rotterdam 1575).

“Zullen ook die van de classe tot alle vrede en naarstige tezamenkomst, om op elkander in leer, kerkbediening en leven naarstig opzicht te nemen, vermaand worden” (Haarlem 1582). 

“De praeses het gebed gedaan hebbende, zal een iegelijk in ’t bijzonder afvragen of zij ook in hun gemeenten de gewoonlijke vergaderingen van de kerkeraad hebben? Of de christelijke straf onderhouden wordt? Of zij van enige ketters aangevochten worden? Of zijn niet twijfelen in enig stuk der christelijke leer? Of op de armen en scholen goede acht genomen wordt? Of zij tot regering van hun kerk de raad of hulp der broederen van node hebben? en andere diergelijke dingen meer” (Dordrecht 1578).

Op de allerlaatste vergadering voor de particuliere synode zullen — bij vrije stemming — de afgevaardigden naar die meerdere vergadering gekozen worden.

|161|

“In die classikale samenkomst, die het allernaast aan de provinciale voorafgaat, zullen verkoren worden die uit naam van die classis tot de provinciale (samenkomst) zullen afgevaardigd worden” (Emden 1571).

“De classen zullen vrijheid hebben om naar de synode af te vaardigen die ze achten zullen de bekwaamste te zijn, zonder dat noodzakelijk tussen de dienaren keer (d.i. wisseling) zou moeten gehouden worden” (Tholen 1602).

“De synode vermaant de classen, dat het naar haar goeddunken stichtelijk zoude wezen, altijd nevens andere dienaren één op de synode te zenden, die het vorige jaar classe haar vrijheid” (Arnhem 1609).


Bos, F.L. (1950)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1905) Art. 41
Kerkorde GKN (1933) Art. 41