Art. 77.

Aleer men, na de afhouding van het avondmaal en de daarop nog gevolgde onderscheidene vermaningen, tot de afsnijding komt, zal men de hardnekkigheid des zondaars der gemeente openlijk te kennen geven, de zonde verklarende, mitsgaders de naarstigheid aan hem bewezen in het bestraffen, afhouden van het avondmaal en menigvuldige vermaningen, en zal de gemeente vermaand worden hem aan te spreken en voor hem te bidden.

|297|

Zodanige vermaningen zullen er drie geschieden.
In de eerste zal de zondaar niet genoemd worden, opdat hij enigszins verschoond worde.
In de tweede zal met advies der classe zijn naam uitgedrukt worden.
In de derde zal men de gemeente te kennen geven, dat men hem — tenzij dat hij zich bekere — van de gemeenschap der kerk uitsluiten zal, opdat zijn afsnijding, zo hij hardnekkig blijft, met stilzwijgende bewilliging der kerk geschiede.
De tijd tussen de vermaningen zal aan het oordeel des kerkeraads staan.

De procedure om tot de afsnijding te komen is van het begin af vrijwel ongewijzigd in de kerkorde geregeld.
Ze bestaat in drie openbare afkondigingen en vermaningen aan de gemeente: de z.g. drie trappen van censuur.
De tekst daarvan is vastgesteld op de synode van Arnhem 1930.

“Eerste vermaning,
Geliefden in den Heere. De kerkeraad is in de droeve noodzakelijkheid aan de gemeente mede te delen dat een broeder (zuster) der gemeente zich heeft schuldig gemaakt aan ...; en dat hij (zij), in weerwil van vele ernstige vermaningen, geen blijken van ware boetvaardigheid heeft gegeven, zodat de kerkeraad hem (haar) heeft moeten afhouden van de gemeenschap aan de tafel des Heeren.
Nochtans heeft dit niet mogen leiden tot bekering, en zijn ook de voortgaande vermaningen vruchteloos gebleken.
Daarom ziet de kerkeraad tot zijn diepe droefheid zich verplicht met deze(n) broeder (zuster) verder te handelen, en, zo hij (zij) volhardt in zijn (haar) zonde, tot de afsnijding voort te varen.
Thans voor de eerste maal hiervan mededeling doende, wekt hij u met de meeste ernst op, voor hem (haar) gedurig te bidden, of het den Heere behagen mocht hem (haar) te brengen tot bekering.

Tweede vermaning.
Geliefden in den Heere. De kerkeraad was reeds

|298|

eenmaal in de droeve noodzakelijkheid aan de gemeente mede te delen, dat een broeder (zuster) zich heeft schuldig gemaakt aan ...; en dat hij (zij) wegens zijn (haar) kennelijke onboetvaardigheid niet slechts van het heilig avondmaal is afgehouden geweest, maar dat de kerkeraad ook verder met hem (haar) had te handelen.
Nu is tot hiertoe van waarachtige bekering bij deze(n) broeder (zuster) niets gebleken, maar zijn integendeel de menigvuldige bestraffingen en vermaningen zonder gevolg gebleven.
Daarom wordt met de afsnijding thans voortgevaren, en, na ingewonnen advies der classis, voor de tweede maal hiervan mededeling gedaan, thans met het noemen van de naam van de(n) zondaar (zondares) N.N. (wonende …).
Wij wekken u met de meeste ernst op, hem (haar) gedurig liefderijk te vermanen en voor hem (haar) naarstig te bidden, of het den Heere behagen mocht hem (haar) tot bekering te leiden, opdat de zonde worde weggedaan met behoud van de(n) zondaar (zondares).

Derde vermaning.
Geliefden in den Heere. De kerkeraad was reeds één en andermaal in de droeve noodzakelijkheid aan de gemeente mede te delen, dat broeder (zuster) N.N. zich heeft schuldig gemaakt aan ...; en dat hij (zij) wegens kennelijke onboetvaardigheid niet slechts van het heilig avondmaal is afgehouden geweest, maar dat de kerkeraad ook tot zijn (haar) afsnijding had voort te varen. Aangezien tot hiertoe nog immer van waarachtige bekering bij deze(n) broeder (zuster) niets is gebleken, maar integendeel de menigvuldige bestraffingen en vermaningen zonder gevolg zijn gebleven, wordt in de droeve zaak der afsnijding verder voortgevaren en u voor de derde en laatste maal hiervan mededeling gedaan en u te kennen gegeven, dat hij (zij), tenzij hij (zij) zich alsnog bekeert, op de naaste rustdag 1) van de gemeenschap der kerk zal voorden uitgesloten.
Wij wekken u voor het laatst met de meeste ernst op, om hem (haar) liefderijk te vermanen en voor hem (haar) vurig te bidden, of het den Heere behagen mocht hem (haar) alsnog tot bekering te leiden, opdat hij (zij) zich niet tot het uiterste verharde”.

1) Voor wijziging vatbaar.

Deze afkondigingen behoren in de publieke samenkomsten der gemeente te geschieden.

“Of hetgeen van iemands openbare voorstelling voor

|299|

de ban gezegd wordt, te verstaan is van een openbare handeling in de kerk voor alle toehoorders in ’t gemeen of voor de gemeente alleen?
Is geantwoord, dat het verstaan wordt van al degenen die tot het gehoor komen” (Middelburg 1581).

Terecht zijn in onze kerkorde de tijden tussen de verschillende afkondigingen aan het oordeel van de kerkeraden overgelaten.

(Volgens de Franse kerkorde „zullen de afkondigingen en waarschuwingen openbaar in de kerk geschieden, driemaal, op de zondagen, ... en als de zondaar volhoudt in zijn verharding ... zal men op de vierde zondag; de ban uitspreken in tegenwoordigheid van het volk” — Parijs 1565.)

“Omdat de tijden der publiek te geschieden vermaningen en van de uit te spreken ban aan het oordeel en de beschikking van de kerkeraden overgelaten zijn, zullen de tijden der vermaningen en van de ban verschoven kunnen worden, zó dat èn rekening gehouden worde met de instandhouding der kerk, èn de noodzakelijke ban niet veronachtzaamd worde” (Emden 1571).

Het is gewenst, dat de afsnijding plaats vindt in nauw verband met de viering van het avondmaal.

“Is gevraagd, hoe men handelt met de afsnijding, of ze geschiedt in de voorbereiding of voor het avondmaal. Is geantwoord, dat hetzelve wel in de meeste delen der kerk voor het avondmaal geschiedt, maar de kerken zullen nochtans daarin hun vrijheid behouden” (Amsterdam 1595).


Bos, F.L. (1950)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1905) Art. 77
Kerkorde GKN (1933) Art. 77