Art. 51.

Voor de Gereformeerde Kerken van Europeanen in Nederlands-Indië wordt de wijze, waarop zij met de kerken hier te lande in verband staan, door de generale synode geregeld 1).

1) Dit artikel is door de Gereformeerde Kerken vervallen verklaard (’s-Gravenhage 1949). Het is nog van betekenis voor de Geref. Kerken (onderh. art. 31 K.O.).

De regeling van het kerkverband met kerken in Ned. Indië staat aan de kerken in ’t gemeen.

|194|

“Dat de zorg voor de kerken in Oost- en West-Indië niet staat bij een bijzondere kerk of classis of ook synode, maar staat aan alle synoden der verenigde provincien of tot de kerk dezer Nederlanden in ’t gemeen, is het oordeel en gevoelen van meest alle particuliere synoden. Zodanig oordeel en gevoelen rust op onwankelbare gronden, want ... dit is klaar en buiten alle twijfel, dat het is een eigen werk der nationale synode of der kerken dezer provinciën in ’t gemeen, niet alleen particuliere synoden in te stellen, maar ook te ordineren, onder welke synode alle particuliere kerken en classen zullen behoren” (Gouda 1640).

Zolang er in Ned. Indië zelf geen classicaal verband kan worden gevormd, zullen de kerken aldaar als „buitenkerk” in een classis in Nederland worden opgenomen. Financiële hulp worde geboden door alle kerken in Nederland.

“De synode besluit de Gereformeerde Kerk te X. als een zusterkerk te erkennen, haar, zoveel dit op zo grote afstand uitvoerbaar is in het kerkverband onzer Gereformeerde Kerken op te nemen, tot zolang dat zij met andere Gereformeerde Kerken op Java een eigen classis zal kunnen vormen, — haar als „buitenkerk” te voegen bij de classis X., die met haar van haar zaken zal oordelen, haar met raad en daad zal dienen en met welke zij zal hebben te corresponderen, — en haar met het oog op het hoog belang, dat de Gereformeerde Kerken … hebben bij de goede positie en de krachtige ontwikkeling van deze kerk ... te steunen met een maandelijkse bijdrage, groot …, … onder bepaling, dat elke volgende generale synode, na ’t advies der classis X. te hebben gehoord en na inzage genomen te hebben van de inkomsten en uitgaven dezer kerk sinds de voorafgaande synode, zal beoordelen, of deze bijdrage zal moeten worden gecontinuëerd dan òf met welk bedrag zij zal kunnen worden verminderd” (Groningen 1899).

De zorg voor verstrooide Gereformeerden in Ned. Indië behoort tot de taak van de kerken aldaar met behulp van het kerkverband.

“De synode besluit:
a. aan de kerkeraden hier te lande te verzoeken, bij vertrek van leden der gemeente naar Nederlands-Indië er bij die leden zoveel mogelijk op aan te dringen, dat zij in Indië aan de dichtst bijzijnde kerkeraad of missionaire

|195|

predikant kennis geven van de plaats waar zij komen, of ook bij hen hun attestatie in te dienen;
b. de kerkeraden op te wekken om zelf ook aan die dichtst bijzijnde kerkeraden of predikanten over de sub a genoemden te schrijven en ze aan te bevelen” (’s-Gravenhage 1914).

“De synode besluit uit te spreken:
1. dat de geestelijke bearbeiding van de verstrooide gereformeerden in Nederlands-Indië zoveel mogelijk behoort te geschieden door de Gereformeerde Kerken in Indië, daarbij, zoveel als nodig en mogelijk is, gesteund door de Gereformeerde Kerken in Nederland;
2. dat op voorstel van de daarbij betrokken kerken in Indië de grenzen van elks terrein van bearbeiding behoren te worden vastgesteld door de classis X., zulks gehoord het advies van de deputaten der generale synode voor de geestelijke bearbeiding van de verstrooide gereformeerden in Indië...;
3. dat elke kerk zelve deze arbeid heeft te regelen, doch, indien zij voor deze arbeid steun ontvangt van de gezamenlijke kerken in Nederland, deze regeling behoort te onderwerpen aan het oordeel van de deputaten der generale synode ad hoc, en van die arbeid geregeld, en ten minste éénmaal per jaar, aan deze deputaten rapport heeft uit te brengen” (Rotterdam 1917).


Bos, F.L. (1950)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1905) Art. 51
Kerkorde GKN (1933) Art. 51