Het zal niemand geoorloofd zijn, de dienst zijner kerk
onderlatende, of in geen vaste dienst zijnde, hier en daar te
gaan prediken buiten consent en autoriteit der synode of
classe.
Gelijk ook niemand in een andere kerk enige predikatie
zal mogen doen of sacramenten bedienen, zonder bewilliging van de
kerkeraad van die kerk.
De directe bevoegdheid van een dienaar des woords tot ambtelijk
optreden is tot zijn eigen kerk of standplaats beperkt.
Optreden als reizend prediker is ongeoorloofd.
“Het betaamt niemand van de ene plaats naar de andere te reizen om te prediken, dewijl het ambt der apostelen en evangelisten voor lange tijd in de gemeente Gods opgehouden is” (Dordrecht 1578).
“Uit macht van de synode zal aan ... ( N.N.) ... geschreven worden, dat hij alleen in zijn eigen pastorieën ... predike, en niet bij wijze van simonie omlope om op
|72|
andere plaatsen ter wille van loon te prediken, en zulks op straffe van schorsing in zijn dienst en traktement” (Harderwijk 1599).
Waar geen geordend kerkelijk leven voorhanden is, is ambtelijk optreden gebonden aan het mandaat van de kerken, binnen welker verband de betreffende plaats valt.
“Het zal niemand geoorloofd zijn hier en daar te gaan prediken, niet hebbende enige zekere plaats, buiten consent en autoriteit van de synode of classis” (Middelburg 1581).
“De classen zullen vlijtige zorg dragen, dat het onwettig lopen der dienaren (om) op vacante plaatsen te prediken, geen beroeping van dezelve hebbende en zonder bewilliging van de classis, waaronder zulke plaatsen gelegen zijn, niet langer moge voortgaan, maar in dezen de besluiten der synoden onderhouden, en naar dezelve de overtreders ernstig straffen” (Harlingen 1610).
Ambtelijk optreden in een andere kerk is gebonden aan het mandaat van de betrokken kerkeraad.
“De dienaar van de ene kerk zal niet kunnen prediken in een andere zonder de bewilliging van den dienaar van dezelve. In diens afwezigheid zal de kerkeraad hem daarvoor mandaat kunnen geven” (Antwerpen, Mei 1564).
“Het zal geen dienaar geoorloofd zijn in een andere gemeente te prediken zonder bewilliging van den dienaar en de kerkeraad van die gemeente, of, bij afwezigheid van den dienaar, zonder die van de kerkeraad” (Emden 1571).
“Geen dienaar zal zich vervoegen op een vreemde plaats (om aldaar) onberoepen of niet wettig daartoe verzocht zijnde te prediken” (Leeuwarden 1598).
Optreden buiten de gemeenschap der kerk op tijden dat de gemeente vergadert, is tevens gebonden aan de toestemming van de kerkeraad, binnen welks ressort dit optreden valt.
|73|
“De vergadering oordeelt dat de leraar die in enige plaats predikt waar de Heere een christelijke afgescheidene gereformeerde gemeente heeft verzameld, zonder dat die leraar de toestemming van de kerkeraad der plaats heeft ontvangen, zich aan grove miskenning van des Heeren werk schuldig maakt, en terwijl in onze kerkordening art. 15b en 80 dergelijke inbreuk op eens anders dienst veroordeeld wordt, wenst de vergadering, dat de aandacht van de kerkbesturen steeds ernstig op deze artikelen gevestigd zij” (Franeker 1863).
“Geen leraar onzer kerk zal buiten onze gemeenschap mogen prediken op tijden dat er bij ons godsdienstoefening wordt gehouden, zonder toestemming van de kerkeraad der plaats, behoudens het recht van appel volgens art. 31 K.O.” (Groningen 1872).
“De kerkeraad besluit om aan al zijn dienaren het preken in andere dan gereformeerde kerken te verbieden ter plaatse en ten tijde dat er in de Gereformeerde kerk dienst des woords gehouden wordt” (Kerkeraadsbesluit Middelburg 25 Juni 1917).
Anderzijds behoort een kerkeraad geen niet door het kerkverband erkende predikanten op de kansel toe te laten.
“De synode vermaant alle opzieners, nauwkeurig toe te zien, dat niet voor de gemeente iemand, van elders komende, optrede, van wien zij niet de overtuiging hebben, dat hij met ons geheel in de leer der kerk verenigd is, en tot een kerk behoort, die de gemeenschap met de kerk, door de Heere in dit land geopenbaard, toont te onderhouden” (Leiden 1857).