Art. 5.

Nopens die dienaars, die nu alrede in de dienst des woords zijnde tot een andere gemeente beroepen worden, zal desgelijks zodanige beroeping geschieden, zowel in de steden als ten platten lande, door de kerkeraad en de diakenen, met onderhouding van de regeling, die daarvoor plaatselijk in gebruik of door de kerkeraad vastgesteld is, en van de generale kerkelijke ordinantiën over de beroepbaarheid van hen, die buiten de nederlandse gereformeerde kerken gediend hebben, en over het meer dan eenmaal beroepen van denzelfden dienaar in dezelfde vacature; in kerken met niet meer dan één dienaar ook met advies van de classe of van den hiertoe door de classe aangewezen consulent, waar zulks tot nog toe gebruikelijk is geweest; en voorts in alle kerken met approbatie van de classe, aan welke de voorzeide beroepenen vertonen zullen goede kerkelijke attestatie van leer en leven, en met approbatie van de lidmaten der gereformeerde gemeente van de plaats, wanneer, de naam des dienaars de tijd van veertien dagen haar voorgesteld zijnde, geen hindernis daartegen komt; waarna de beroepenen met voorgaande

|33|

stipulatiën en gebeden zullen bevestigd worden, naar het formulier daarvan zijnde.

Gevestigde predikanten zijn zonder meer beroepbaar in andere gemeenten binnen het kerkverband.
Daarbij dient echter te worden bedacht, dat zowel de roeping die een dienaar des woords reeds bezit, als een beroeping die wordt uitgebracht, heilige zaken zijn, die niet mogen worden neergehaald.
Dit legt beperkingen op allereerst aan het preken op beroep.

“Met betrekking tot het prediken op beroep vermaant de synode alle leraars om zich zoveel mogelijk te wachten van de schijn van naar verandering te staan” (Zwolle 1854).

Ook het spoedig beroepen van iemand die nog maar kort in dienst is, is uit dien hoofde in de regel ongewenst.

“Kerkeraden hebben geen vrijheid om leraars, die nog geen jaar in hun tegenwoordige gemeente werkzaam zijn, naar een andere gemeente te beroepen” (’s-Hertogenbosch 1875).

“Met betrekking tot de beroeping van een dienaar des woords naar elders in de eerste twee jaren van zijn kerkelijke dienst, is de synode van oordeel, dat in de regel zulke beroepingen niet wenselijk zijn. Zij meent echter dat er toch vele gevallen zich kunnen voordoen, waarin daarvoor een genoegzame reden is, en acht het dus in ieder geval onraadzaam, te dien aanzien bindende bepalingen te maken” (Leeuwarden 1890).

“Daar de korte bediening van een kerk tegen haar belang strijdt, wordt den kerkeraden ernstig ontraden, om leraars die nog geen twee jaar in hun standplaats werkzaam zijn, te beroepen” (Groningen 1899).

Om dezelfde reden mag op dezelfde persoon in dezelfde vacature geen herhaald beroep worden uitgebracht, anders dan in zeer bijzondere gevallen bij geheel gewijzigde omstandigheden, ter beoordeling van het kerkverband.

|34|

“Geen gemeente mag in dezelfde vacature meer dan eenmaal denzelfden persoon beroepen, tenzij de classis waaronder de vacante gemeente ressorteert, de gronden heeft beoordeeld, waarop de herhaalde beroeping zou berusten” (’s-Hertogenbosch 1875).

“Het voor de tweede maal beroepen van denzelfden dienaar des woords in dezelfde vacature zal niet zonder toestemming der classis mogen geschieden” (Dordrecht 1893).

Predikanten die buiten de nederlandse gereformeerde kerken gediend hebben, zijn niet beroepbaar, dan na een gehouden vooronderzoek.
Voor dit onderzoek gelden de volgende regelen:

“a. Zij hebben bewijs over te leggen aangaande hun beroeping tot de dienst, belijdenis en wandel.
b. Zij hebben zich te onderwerpen aan een colloquium (= samenspreking) aangaande leer en wetenschap, dat eenzelfde graad van ontwikkeling eist als het praeparatoir en het peremptoir examen der door de gereformeerde kerken in Nederland toegelatenen.
Dit colloquium zal (inzonderheid) gaan over de kennis der gereformeerde leer en kerkregering.
c. Het onderzoek zal gehouden worden door de classis, bijgestaan door de deputaten naar art. 49 K.O. der particuliere synode” (Dordrecht 1893; ’s-Gravenhage 1914; Groningen 1927).

Enige meerdere ruimte heeft men geschapen voor het voorgaan van predikanten en candidaten uit buitenlandse kerken, met welke de gereformeerde kerken in Nederland in correspondentie staan, die tijdelijk in ons land vertoeven.

“Predikanten en candidaten tot de heilige dienst uit buitenlandse kerken, die met de onze in correspondentie staan, mogen niet in een der gereformeerde kerken in Nederland voorgaan, zonder daartoe uitdrukkelijk toestemming gevraagd en verkregen te hebben — en wel op deze wijze:
a. kerkeraden die predikanten wensen te laten optreden die slechts enkele weken in ons land vertoeven, hebben hierover vooraf advies in te winnen van deputaten voor de correspondentie met buitenlandse kerken;
b. zij die voor langere tijd hier verblijven, hebben zich

|35|

te wenden tot de classis, waaronder zij tijdelijk ressorteren, die na ingesteld onderzoek hierover beslist” (Groningen 1927).

Bij de classikale approbatie behoren ter tafel te zijn:
a. de beroepsbrief en de verklaring van aanneming;
b. acte van ontslag — “wettelijke getuigenis zijns afscheids” — van de kerk en classe, waar de betrokken predikant gediend heeft (vgl. art. 10 K.O.);
c. doorgaans daarmede gecombineerd: een goede kerkelijke attestatie van leer en leven.
Die approbatie kan, wanneer de classis niet tijdig in gewone vergadering bijeenkomt, ook geschieden door een z.g. classis contracta.

“De classis wijze twee genabuurde kerken aan tot approbatie van beroepingen in buitengewone gevallen; onder voorwaarde echter, dat deze kerken aan de andere tijdig kennis geven van tijd en plaats, waarop dit geschieden zal, met uitnodiging aan die kerken, om aan die approbatie mede te werken” (Utrecht 1905).


Bos, F.L. (1950)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1905) Art. 5
Kerkorde GKN (1933) Art. 5