Art. 30.

In deze samenkomsten zullen geen andere dan kerkelijke zaken, en dezelve op kerkelijke wijze, verhandeld worden. In meerdere vergaderingen zal men niet handelen, dan 't gene dat in mindere niet heeft afgehandeld kunnen worden, of dat tot de kerken der meerdere vergadering in het gemeen behoort.

Kerkelijke vergaderingen hebben zich alleen te bemoeien met kerkelijke zaken.

|108|

“De dienaars en ouderlingen zullen wel voor zich (toe) zien, dat zij in de kerkeraden, classen en synoden niet handelen dan ’tgene dat kerkelijk is” (Dordrecht 1574).

“Terecht brengt de particuliere synode van Zuid-Holland Noord in herinnering, dat het niet op de weg der synode ligt, zich uit te spreken over allerlei organisaties op politiek en sociaal terrein, en onze kerken in de verleden tijden zich altijd met grote voorzichtigheid en wijsheid daarvan onthouden hebben …
De synode zal zich er strikt aan hebben te houden, de bedoelde organisaties op haar leerstellige en zedelijke beginselen te toetsen, en dit ter bepaling van hetgeen, waarvoor de leden onzer kerken, zij het meer of minder bewust, in verband met een eventueel lidmaatschap dezer organisaties door de kerkelijke vergaderingen mogen en moeten worden verantwoordelijk gesteld …
Het is ons alleen om die leerstellige en zedelijke beginselen te doen, waarmede deze beweging Schrift en Belijdenis raakt, terwijl we de door haar gepropageerde, meer afgeleide politieke en sociale denkbeelden, als niet tot de in art. 30 der kerkorde genoemde „kerkelijke zaken" behorende, buiten beoordeling laten …” (Uit een rapport, met de inhoud waarvan de synode haar instemming betuigde) (Amsterdam 1936).

“Uw commissie wil vooropstellen, dat het niet de roeping der kerk is zich uit te spreken over al de vraagstukken, die het maatschappelijk en staatkundig leven stelt. Daaruit volgt echter niet, dat zij dienaangaande in het geheel geen uitspraken mag doen. Wij geloven toch naar het Woord Gods — Matth. 28: 18 — dat onze Heere Jezus Christus, die het Hoofd is der kerk, Koning is over hemel en aarde, en wij belijden — naar Catechismus antwoord 50 — dat de Vader door Hem alle dingen regeert. Vandaar dat de heerschappij van de Koning der kerk niet enkel gaat over het kerkelijk leven. Deze heerschappij oefent Christus door zijn Woord — Catechismus antwoord 31 —, dat door de kerk bediend wordt. Daaruit volgt nog niet, dat de kerk zich uit te spreken heeft over allerlei interne aangelegenheden op het terrein van maatschappij en staat — vergelijk art. 30 K.O. —, maar zij zal wel in het algemeen de beginselen voor deze terreinen hebben aan te wijzen, zo nodig met concrete toepassing voor de praktijk. Dit moet niet alleen geschieden in de prediking — vergelijk Mark. 12: 13 v.v., waar de Heere Jezus Christus zijn discipelen wijst op de plicht tot belastingbetalen —, maar ook voor haar meerdere vergaderingen heeft de kerk dit recht zich voorbehouden. Wij verwijzen als voorbeeld naar art. 36 der Nederlandse geloofsbelijdenis,

|109|

waar bij het ambt der overheid de kerk in haar belijdenis zich uitspreekt over hen die gemeenschap van goederen invoeren, wat een maatschappelijke en staatkundige aangelegenheid is” (rapport — Sneek 1939).

Ook de manier van handelen moet kerkelijk zijn.

“In deze verzamelingen zal niet gehandeld worden dan ... naar (de) wijze der kerkregering” (Dordrecht 1578).

Dat betekent allereerst, dat het optreden nimmer heersend en dwingend mag zijn, doch altijd broederlijk en eenvoudig moet blijven.

“De oudsten onder u vermaan ik ...: hoedt de kudde Gods die bij u is ... niet als heersers over hetgeen u ten deel gevallen is, maar als voorbeelden der kudde” (1 Petr. 5: 1-3).

“Gij zult u niet rabbi laten noemen; want één is uw Meester en gij zijt allen broeders. Laat u ook geen leidslieden noemen; want één is uw leidsman, de Christus. Maar wie de grootste onder u is, zal uw dienaar zijn” (Matth. 23: 8, 10, 11).

“Op de vraag of men in kerkelijke zaken en vergaderingen wel wereldlijke advokaten en notarissen mag gebruiken, is geantwoord: kerkelijke zaken kerkelijk, dat is, dat men kerkelijke zaken op kerkelijke wijze in alle eenvoudigheid zal verhandelen. Het wordt niettemin toegelaten om degenen die zelf hun woord niet kunnen doen, een dienaar of ander lidmaat daartoe te bewilligen” (Harlingen 1617).

Kerkelijke behandeling betekent ook, dat op meerdere vergaderingen de te behandelen zaken alleen door de kerken aan de orde gesteld kunnen worden 1).

1) Uitgezonderd zijn uiteraard de steeds weerkerende algemene werkzaamheden, wettige appelzaken, en — blijkens het ondertekeningsformulier — de ondervraging en onderrichting van een predikant in zake de leer.

“In meerdere vergaderingen zal men niet behandelen dan ... waartoe de gecommitteerden van ieder college of kerkeraad door hun principalen gelast zullen zijn” (sterke tekstvariant, K.O. van Zeeland 1591).

|110|

“Er zullen geen andere gravamina dan die door de classen overgeschreven zijn, op de synode behandeld worden” (K.O. van Groningen 1595).

“Om alle goede orde en vrede in de gemeente Gods te onderhouden, besluiten de broeders van de synode, dat de gravamina, welke in elke stad of gemeente mochten voorvallen, de synode wettelijk voorgedragen zullen worden door instructie of credentie van de gevolmachtigden of gedeputeerden van ieders kerkeraad. En indien dan iemand in enige gemeente enige gravamina of zwarigheden heeft, zal hij die in zijn kerkeraad naar christelijke ordening aandienen, opdat die door de gevolmachtigden en niet door anderen, particulieren, aan de synode mogen voorgesteld worden …” (Deventer 1594).

“De vraag, hoever de bevoegdheid der synode gaat, beantwoordend, kunnen wij niet anders zeggen, dan dat deze zich niet verder uitstrekt dan tot datgene en tot die zaken, welke de kerken haar hebben opgedragen om in behandeling te nemen” (rapport, Groningen 1946). *

Vgl. daartegenover: „Aan een meerdere vergadering kan het recht niet worden ontzegd, op eigen initiatief een zaak als de handhaving der leer aan de orde te stellen, omdat zulk een gedragslijn in overeenstemming is met de practijk in onze kerken en daartegen geen bezwaren, aan Schrift en belijdenis ontleend, zijn in te brengen” (Utrecht 1946; Zwolle 1946).

Kerkelijke behandeling betekent eveneens, dat althans in algemene zaken de kerken in de gelegenheid gesteld zijn om hun afgevaardigden te instrueren.

“Aan deze (roepende) kerk moeten alle moeilijkheden die zich in andere kerken voordoen, hetzij die in de kerkeraads- en classicale vergaderingen niet hebben kunnen worden afgehandeld, of de zwarigheden die de gehele provincie aangaan, zorgvuldig en vroegtijdig worden opgegeven.
Deze kerk zal de vastgestelde tijd en plaats van de volgende provinciale vergadering drie maanden tevoren aan de andere kerken bekend maken en ze meteen een afschrift doen toekomen van alle aan haar toegezonden hoofdstukken of artikelen. Elke kerk moet zich daarover vroegtijdig beraden en zijn oordeel op de classicale vergadering naar voren brengen, opdat zij die in naam van die classis afgevaardigd zullen worden, het tevoren overwogene en door alle kerken van de classis besprokene naar voren brengen” (Emden 1571).

|111|

“Deze gemeente zal de plaats en de tijd der naaste particuliere synode twee maanden tevoren of daaromtrent schriftelijk te kennen geven, en copie van alle zware zaken aan haar gezonden, aan een bestemde kerk van een iegelijke classe die tot deze particuliere synode behoren, overzenden, opdat een iegelijk zich rijpelijk daarop beraden mag.
Deze voorgaande regel zal men ook in de generale of nationale synode houden” (Dordrecht 1578).

“Is besloten, dat de gravamina en punten, over welke men op elke aanstaande synode handelen zoude, door elke classe tevoren gezonden zullen worden aan de classe, welke de synode bijeenroepen zal, opdat alle punten tezamen door die classe voor het houden der synode tot al de andere mochten gezonden worden, en dat al de classen, in tijds daarop lettende, hun afgevaardigden met voorbedachte resolutiën over de voorgeschreven punten ter synode afvaardigen mochten” (Goes 1597; vrijwel evenzo: Sneek 1587, Kampen 1603).

“Aangaande de overzending der zwarigheden naar de respectieve classen dezer provincie, voor en aleer de synode gehouden wordt, opdat de gedeputeerden uit elke classis welbesloten ter synode mogen komen, blijft de synode bij het artikel, daarvan gemaakt binnen Kampen anno 1603 ..., gelijk ook zulks in andere gereformeerde kerken wordt onderhouden” (Kampen 1606).

“Of het niet goed ware en de aard der zaak niet schijnt te vereisen, dat de zwarigheden, gelijk zij merkelijke tijd voor het houden van de synode door de synodale classis aan alle classen worden overgezonden, ook alzo door de dienaren, aan welke zij eerst geadresseerd worden, in de respectieve classen aan alle bijzondere kerken en kerkedienaren van de classe overgezonden worden, ten einde de besluiten daarover met rijper overleg in de classe mogen genomen en alzo tot de synode gebracht worden? De synode antwoordt: ja” (Dordrecht 1608).

“De zwarigheden van de classen zullen van nu voortaan vroeger aan de classen worden toegezonden, opdat elke kerk des te bekwamer daarop moge besluiten” (Gorinchem 1622).

“De synode spreekt uit, dat het noodzakelijk is, dat de roepende kerk voor de generale synode de agenda, voor zover bij haar ingekomen, aan alle kerken toezendt uiterlijk twee maanden vóór de datum der te houden vergadering der generale synode, opdat de kerken ruim gelegenheid hebben, zich over de te behandelen zaken rijpelijk te beraden” (Groningen 1946). *

|112|

In verband hiermede dienen ook rapporten die in opdracht van een voorgaande synode zijn samengesteld, tijdig aan de kerken te worden toegezonden.

“De synode besluit, dat de rapporten, zoveel mogelijk, minstens zes maanden vóór de datum van haar samenkomen zullen worden toegezonden” 1) (Middelburg 1896).

1) Bedoeld is: aan de kerken (Groningen 1899).

“Zoveel mogelijk behoort de hand te worden gehouden aan het in de laatste decenniën opgekomen gebruik, om rapporten over belangrijke aangelegenheden tijdig voor het samenkomen der synoden aan de kerken toe te zenden, opdat deze in staat zijn over de inhoud daarvan zich te beraden, en van haar gevoelen dienomtrent aan de meerdere vergaderingen te doen blijken” (Utrecht 1946).

Onjuist moet geacht worden, dat een meerdere vergadering een definitieve beslissing neemt in zaken van leer of orde, die de kerken in het gemeen aangaan, voordat de mindere vergaderingen daarin zijn gekend.

“Geen synode zal enige acten mogen stellen, waar alle classen aan gelegen is, tenzij gravamina dienaangaande aan alle classen overgezonden zijn geweest en eindelijk daarover naar behoren een besluit genomen zij” (Harlingen 1603).

“Of enige zaken ter synode gebracht mogen worden, voor en aleer zij in de classen onderzocht en daarover geoordeeld is? Antwoord: neen” (Groningen 1607).

“Of het niet behoorlijk is en in ’t werk behoort gesteld te worden, dat de grote zwarigheden, welke enige kerken of classen hebben en door de classe waaronder de zwarigheid valt niet kunnen worden afgehandeld, aan alle classe uitgeschreven worden, opdat de afgevaardigden van de classen daarop welbesloten ter synode mogen komen, en dat zij daar niet verder en meer besluiten noch van enige zwarigheid handelen, dan zij in hun instructie hebben en die van tevoren eerst uitgeschreven zijn, (gelijk ter) synode van Dordrecht 1578 ... en Middelburg (1581) ... is besloten?
Is geantwoord, dat men in deze vergadering aan dit synodaal besluit vasthoudt en tot nog toe (vast)gehouden heeft, wel te verstaan in ’t stuk van leer (en) kerkelijke orde, wat even tegelijk alle kerken en classen van deze synode in ’t gemeen aangaat …” (Edam 1604).

|113|

“De synode heeft besloten dat van zware kerkelijke zaken, voornamelijk in ’t stuk der leer, niet zal gehandeld worden inzonderheid tot vernieuwing of verandering, zonder voorafgaande raadpleging en volgend relaas aan alle classen” (Joure 1613).

“De gedeputeerden die van wege onze classe ter synode gaan, zullen geen ding van groot gewicht ter synode helpen vaststellen, waarvan tevoren geen gravamen is uitgeschreven; maar zij zullen zich refereren aan (d.i. verwijzen naar) hun classe” (Classis Nijmegen 1613).

“In ’t stuk van de gravamina der respectieve classen zal door de synode niet definitief maar bij advies worden gehandeld, uit oorzaak dat de gravamina aan de classen dezer provincie niet zijn voorgekomen, en derhalve de broeders zich niet gelast vinden om daarover iets definitief te beslissen” (Nijmegen 1619).

“Is geresolveerd, dat men de particuliere gravamina, die alrede van enige classen zijn ingebracht en waarop de andere niet zijn gevolmachtigd, ordelijk in de acta zal bijeenvoegen en aan alle classen mededelen naar gewoonte” (Zierikzee 1618).

“(De synode zal) zich met gemene kerkelijke zaken niet inlaten, eer zij op de classen gediend hebben” (uit de acten van Noordholland: Woerden 1664).

“Over de kwestie, of ook enig besluit ter synode kan worden genomen over zaken die de gemene kerken hetzij in orde of anders raken, eer die op de classen hebben gediend, werd geoordeeld, dat zij eerst in de classen moeten worden onderzocht en uitgeschreven” (Woerden 1674).

“Het ingebrachte bezwaar, als zou een generale synode niet op eigen initiatief een zaak als de handhaving der leer aan de orde mogen stellen, is niet gegrond te achten, ... omdat het aan de orde stellen van een zaak niet met zich behoeft mede te brengen het ten volle afhandelen van de aanhangig gemaakte zaak, hetgeen in gewichtige kwesties ook in den regel niet juist geacht zou moeten worden” (Zwolle 1946).

Intussen brengt het kerkverband met zich, dat zaken van leer en gewichtige kwesties van orde en beleid pas op een generale synode worden afgehandeld. Een mindere vergadering behoort in zulke zaken geen definitieve beslissing te nemen.

“Door een wettige synode kan worden vastgesteld, waar men zich in alle aangelegenheden naar moet richten (om

|114|

te komen) tot een gemeenschappelijke inrichting der kerken en de onderhouding van een zo goed mogelijke orde.
Tot haar moeten onzes inziens worden verwezen ... in één woord alle zaken, die alle kerken en de gemeenschappelijke bediening in het algemeen aangaan. Want dat de dingen die allen evengelijk betreffen, hetzij tegenwoordig of later door de ene of andere kerk zouden worden vastgesteld, zonder de andere kerken, welke die dingen evenzeer aangaan, te raadplegen, klopt niet op het normatieve voorbeeld van de Schrift, noch op de gelijkheid van wetten” (Wezel 1568).

Alle zaken van ondergeschikte betekenis, en alle kwesties die naar hun aard beperkt zijn tot het ressort van een mindere vergadering, behoren, indien enigszins mogelijk, door die mindere vergadering te worden afgedaan.

“Geen andere zaken zullen worden beschreven, dan die op de kerkeraden en classicale vergaderingen niet zullen kunnen worden beslist of die alle kerken van die provincie aangaan, opdat de provinciale vergadering niet met onnodige kwesties worde gerekt” (Emden 1571).

“Alle kerkeraden worden vermaand, dat zij van alle gevallen niet terstond gravamina maken, maar liever arbeiden om die, zoveel doenlijk, naar Gods woord en de kerkenordening af te handelen, en, zo zij ergens in bezwaard blijven, de hulp van hun classen te gebruiken” (Goes 1620).

“De classen zullen vermaand zijn, geen kleine zaken en die op de classen afgedaan kunnen worden, ter synode te brengen” (Rotterdam 1594).

Het oordeel, of zij een bepaalde zaak kan afhandelen of niet, staat aan de betrokken vergadering.

“Wat het bezwaar betreft, dat zowel bij de classicale vergadering als bij de particuliere synode de zaak niet tot beslissing was gekomen, en derhalve volgens art. 30 der kerkenordening er geen grond bestaat voor de generale synode om de zaak in behandeling te nemen, — is uw commissie van oordeel, dat dit bezwaar ongeldig moet worden verklaard, aangezien art. 30 niet zegt, dat de zaken op de mindere vergaderingen moeten worden afgehandeld, maar alleen zegt, dat de meerdere vergadering niet mag behandelen dan hetgeen in de mindere

|115|

vergadering niet heeft kunnen afgehandeld worden; en dat in dit geval zowel de classis als de particuliere synode voor zodanige moeilijkheden waren komen te staan, dat zij meenden de zaak niet behoorlijk te kunnen afhandelen” (rapport).
Op grond van dit rapport „spreekt de synode uit, dat het bezwaar ontleend aan art. 30 van de K.O. niet gegrond is gebleken” (Assen 1926).

In geen geval mag een meerdere vergadering een zaak, die tot de bevoegdheid van een mindere vergadering behoort, in behandeling nemen, voordat de betrokken mindere vergadering in de gelegenheid is gesteld om haar krachten aan de afdoening van die zaak te wijden, en voorts de kerkelijke weg is gevolgd.

“Al spoedig wordt het aan de synode duidelijk, dat de provinciale synode ... de fout beging, dat zij den adressant vonniste wegens een nieuw ontdekte dwaling ... Wordt besloten adressant terug te wijzen naar de kerkeraad ... om met een naburige kerkeraad het punt in kwestie te behandelen” (Rotterdam 1885).

“De kerkeraad zal hebben te beschikken en tucht te oefenen zo zijlieden in gemoede zullen bevinden te behoren, en dat binnen de tijd van drie maanden uiterlijk ... Bij gebreke daarvan en bij langer uitstel zal de zaak na verloop van die tijd gehouden worden als wettig gebracht voor de classis …” (Gouda 1679).

“Wij erkennen, dat het de kerk ..., en bij gebreke van haar, de classe wel toegekomen was, de zaak van X. ter hand te nemen, gelijk ook de particuliere synode ... bij gebreke van de kerk en de classe dit wel had mogen doen, gelijk daarna bij gebreke van deze alle de nationale synode gedaan heeft” (verweerschrift van de gecommitteerden van de prov. syn. van Haarlem 1582: ’s-Gravenhage 1586).


Bos, F.L. (1950)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1905) Art. 30
Kerkorde GKN (1933) Art. 30