Artikel 6.

Ook zal geen dienaar dienst mogen aannemen in enige particuliere heerlijkheden, gasthuizen of anderszins, tenzij dat hij voorheen geadmitteerd en toegelaten zij, volgens de voorgaande artikelen; en hij zal ook niet minder dan andere aan de kerkenordening onderworpen zijn.

Kerk en ambt zijn niet te scheiden. Daarom kan geestelijke verzorging krachtens opdracht van een particuliere of overheidsinstantie niet ambtelijk geschieden.

“De synode spreekt als haar gevoelen uit, dat geestelijke arbeid, die buiten de kerk omgaat, niet door de kerk geregeld kan worden” (Utrecht 1905).

Evenwel kan de kerk, indien de niet-kerkelijke instructie als geestelijk verzorger zulks toelaat, dienaren des

|36|

woords afzonderen om in die geestelijke verzorging tevens een kerkelijke opdracht te vervullen.
Daartoe is naast de burgerlijke of overheidsbenoeming nodig een kerkelijke zending.

“Aangaande de legerdienst, alzo men verstaat dat ... (N.N.) ... daartoe van Hare Hoogmogenden zoude mogen gebruikt worden ..., zo heeft de synode verstaan, dat gemelde ... (N.N.) .., de voorszeide dienst niet behoort te betreden voor en aleer hij wettelijk van de kerk gezonden worde” (IJselstein 1626).

“Aan de respectieve classen zal ernstig aanbevolen blijven om zorgvuldig acht te geven, zoveel mogelijk is, dat de persoon of de personen, die tot de legerdienst gezonden worden, niet alleen zuiver in de leer en van godzalige en stichtelijke handel en wandel zijn, maar ook voorzien van zodanige kwaliteiten, die tot de legerdienst vereist worden. En degenen, die daartoe door hun classe worden afgezonden, zullen zich tot de deputaten der synode van hun respectieve provincie wenden, om van dezelve hun nadere zending en geloofsbrief te ontvangen” (Gouda 1640).

“Geen persoon, van hoger hand verzocht om te gaan naar ’t leger, mag daartoe worden gebruikt zonder kennis van zijn kerkeraad, nevens de deputatie van zijn classis en de zending van de gedeputeerden der synode” (’s-Gravenhage 1644).

“De synode ... heeft tot bediening van de vloot met welbehagen van ... (de overheid) ... gepresenteerd, verkoren en gezonden, presenteert, verkiest en zendt mits dezen ... (N.N.) ... om ... in alle delen en plichten van zijn ambt zich stichtelijk, gezond en ijverig te gedragen, gelijk een getrouw dienaar van Jezus Christus betaamt …” (Rotterdam 1641).

Bij zulk een zending — die dan ook behoort te geschieden door een plaatselijke kerk, zij het met medewerking van de daartoe aangewezen deputaten van het kerkverband — dient de band aan de zendende kerk gehandhaafd te blijven.

|37|

“De legerpredikant ... blijft ambtelijk verbonden aan de gereformeerde kerken. Deze verbinding bestaat hierin, dat hij door één der gereformeerde kerken voor deze dienst wordt afgestaan.
Deze kerk kan zijn de kerk, waarin hij tijdens zijn benoeming diende, of een andere kerk, die hem als haar dienaar des woords beroept, bevestigt en tot de arbeid van legerpredikant afstaat” (Amsterdam 1936).

“Ten aanzien van de verhouding tussen een voor het veldpredikerschap afgestanen predikant en zijn kerkeraad, indien het mogelijk wordt, dat onze predikanten dit werk mede gaan behartigen, besluit de synode de kerken te adviseren zulk een predikant aan de gemeente verbonden te doen blijven” (Groningen 1947).*

“De generale synode, van oordeel dat de positie van geestelijke verzorgers van stichtingen, van leger- en vlootpredikanten, alleen geregeld kan worden door hen te binden aan een plaatselijke kerk, omdat deze predikanten wel een zodanige arbeid verrichten, die een geestelijk karakter draagt en met de roeping tot de verkondiging van het evangelie in verband staat, maar toch niet gezegd kunnen worden in dienst te staan van de kerken in het algemeen, besluit: In geval een dienaar een arbeid gaat uitoefenen, die een geestelijk karakter draagt en met de roeping tot de verkondiging van het evangelie in nauw verband staat, waardoor hij zijn dienst in de gemeente niet langer kan uitoefenen, zal hij toch de eer en de naam eens dienaars behouden, met dien verstande evenwel, dat de kerk, die hij gediend heeft erg aan welke hij in het vervolg verbonden zal blijven, niet gehouden is hem verder in zijn nooddruft te verzorgen, waartoe evenwel vereist zal zijn het voorafgaand oordeel van de classis, met kennis en approbatie van de deputaten der particuliere synode” (’s-Gravenhage 1949). [Tweede lid art. 13A K.O.]

Zulk een leger-, vloot-, hof- of stichtingspredikant behoort van een kerkelijke instructie te worden voorzien, waarin ook de roeping tot verantwoording dient te voorden omschreven.

“Hij gedraagt zich overal waar hij optreedt, naar de eisen van het gereformeerd kerkelijk leven. Hij is verplicht eens per jaar, en voorts zo dikwijls hem dit gevraagd wordt, van zijn arbeid rapport uit te brengen in duplo:
a. aan zijn kerkeraad;

|38|

b. aan deputaten, die dit rapport verwerken in hun rapport aan de generale synode” (Amsterdam 1936).

Ofschoon ten tijde van de Republiek zekere hof- en veldgemeenten enz. konden worden gevormd, waarin ook de sacramenten werden bediend, wordt in de tegenwoordige situatie de vorming van z.g. veld- of noodgemeenten en het meedoen daaraan door grote bezwaren gedrukt.

“Die in eniger vorsten of anderer heren hoven de dienst des woords bedienen, zullen ... uit de allerbekwaamste van het hofgezin ouderlingen en diakenen stellen” (Dordrecht 1578).

“Zal des Heeren nachtmaal tweemaal in de veldtocht worden gehouden en zal de predikant, voor al eer hij hetzelve bedient, naar de ledematen van de gereformeerde religie vernemen, hun attestatiën afeisen, en vermanen op de wijs als bij de kerk gebruikelijk is.
Doch indien daar zulken bevonden werden, welke voorgaven ledematen te zijn, en hetzelve met gewone attestatiën niet konden doen blijken, zal de predikant bij de commanderende officieren van de compagnie onder welke zij behoren, of bij andere geloofwaardige getuigen onderzoek doen of zij leden der kerk zijn of niet, en of zij zich ook in handel en wandel als zulke hebben gedragen …
Zal ook aantekening gehouden worden van kinderen, die gedoopt, alsmede van ledematen die aangenomen worden op voorgedane belijdenis des geloofs, of die met attestatiën aankomen” (Brielle 1693).

“De generale synode spreekt de verwachting uit, dat de gereformeerde leger- en vlootpredikanten bij het stichten van en dienen in een zgn. noodgemeente naar de eis van Gods Woord slechts diegenen tot de sacramenten zullen toelaten, die daartoe op grond van hun belijdenis en wandel gerechtigd geacht kunnen worden, (en) daartoe bij de openbare belijdenis des geloofs zoveel mogelijk gebruik zullen maken van zulke vragen, die de centrale geloofswaarheden ondubbelzinnig tot uitdrukking brengen” (Zwolle 1946).

“De synode spreekt uit ... dat het stichten van veldgemeenten en het toetreden tot bestaande veldkerken, gezien de ervaring in de praktijk, geen aanbeveling verdient ..., (en) dat de kerkeraden bij terugkeer van militairen naar hun woonplaats ernstig hebben te

|39|

onderzoeken, welke belijdenis is afgelegd door degenen, die in een dusgenaamde veldgemeente voor het eerst tot de tafel des Heeren toegelaten verklaard werden” (Groningen 1947).*


Bos, F.L. (1950)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1905) Art. 6
Kerkorde GKN (1933) Art. 6