|8|

Art. 2.

De diensten zijn vierderlei: der dienaren des Woords, der doctoren, der ouderlingen en der diakenen.

De ambtelijke diensten zijn door den Heere ingesteld.

“En Hij — Christus — heeft ... (ambtsdragers) gegeven om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus” (Ef. 4: 11, 12).

“Wij geloven ... dat er dienaars of herders moeten zijn ...; dat er ook opzieners en diakenen zijn om met de herders te zijn als de raad der kerk ... Door dit middel zullen alle dingen in de kerk wèl en met goede orde toegaan ...” (N.G.B. art. 30).

De dienst der doctoren is slechts afgeleid, en draagt als zodanig een middelmatig karakter.

“De leraars — doctoren — hebben niet de leiding van de tucht, de bediening der sacramenten en de vermaningen en opwekkingen, maar alleen van de uitlegging van de Schrift, opdat de zuivere en gezonde leer onder de gelovigen behouden worde. Maar het herderlijk ambt sluit dit alles in zich” (Calvijn, Institutie IV. 3. 4).


Bos, F.L. (1950)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1905) Art. 2
Kerkorde GKN (1933) Art. 2