Art. 84.

De kerken, die in classes, particuliere synoden en generale synode samenkomen, vormen tezamen even zovele vermogensrechtelijke eenheden ten aanzien van de stoffelijke aangelegenheden, die haar onderscheidenlijk in classicaal, particulier-synodaal en generaal-synodaal verband gemeen zijn.
Deze eenheden worden in en buiten rechte vertegenwoordigd zowel door de respectieve classicale, particulier-synodale en generaal-synodale vergaderingen, als door deputaten, die door deze vergaderingen worden benoemd, geïnstrueerd en ontslagen en in al hun handelingen door hun instructie zijn gebonden.

Dit artikel is door de synode van Middelburg 1933 ingevoegd om de eigendommen der gezamenlijke kerken zeker te stellen.
De kerken bezaten reeds van overlang gemeenschappelijke eigendommen, waarvan echter de rechtszekerheid niet behoorlijk was gefundeerd, omdat de rechtspersoonlijkheid van de gezamenlijke kerken niet vast stond.

“Wat aangaat de maatregelen te nemen voor de rechtszekerheid van de fondsen, goederen enz. in art. 2 bedoeld (nl. welke met behoud van de tegenwoordige bestemming, in eigendom overgaan en onder het beheer komen van de verenigde kerken), zijn de synoden overeengekomen, het voor voldoende te verklaren, dat in de notulen van alle provinciale synoden, classen, kerkeraden en respectieve commissiën worden opgetekend de besluiten,
a. van de verandering van de naam der kerken,
b. van de vereniging der kerken,
c. van de overdracht van de eigendom c.a., ook waar deze betrekking heeft op provinciale of classicale eigendom” (Amsterdam 1892).

|331|

“De leden van het moderamen hebben zich ... ernstig bezonnen ..., of de gereformeerde kerken zeker zijn van het bezit van haar archief, wanneer de bewaring ervan toevertrouwd is aan een plaatselijke kerk. De geschiedenis van het schisma in 1926 heeft ons geleerd, dat een kerk, die uit het verband van onze kerken treedt, weigeren kan de onder haar beheer berustende goederen af te staan, en zo zou het mogelijk zijn dat — en we denken hierbij natuurlijk niet aan één bepaalde kerk onder ons — een kerk, aan wie de bewaring van het archief was toevertrouwd, schismatiek werd en aanspraak deed gelden voor een nieuw verband van zich noemende gereformeerde kerken op het door haar bewaarde archief. Daarbij zouden zich tal van moeilijkheden kunnen voordoen, vooral om deze reden, dat een plaatselijke kerk wel en onze gezamenlijke kerken geen rechtspersoonlijkheid hebben, wat juridisch tot allerlei verwikkelingen kan leiden... (Een rechtskundig adviseur) was van oordeel dat uw deputaten terecht deze gewichtige aangelegenheid hadden overwogen en dat er alle reden is om te onderzoeken of het bezit van het archief beter veilig kan gesteld worden dan thans het geval is. Dit zou, volgens zijn mening, ook noodzakelijk zijn voor andere bezittingen van de kerken, b.v. de gebouwen van de Theologische School …” (rapport van de leden van het moderamen van de generale synode te Groningen 1927 in zake het sluiten van een contract met de kerk van Amsterdam betreffende het archief, Arnhem 1930).

“De synode besluit zeven deputaten te benoemen met de opdracht:
1. een onderzoek ter bevoegder plaatse in te stellen aangaande de rechtspersoonlijkheid van de gezamenlijke gereformeerde kerken in Nederland;
2. indien het resultaat van dit onderzoek naar hun oordeel niet bevredigend is, maatregelen te ontwerpen, waardoor het eigendomsrecht van de bezittingen der gezamenlijke gereformeerde kerken in Nederland juridisch gewaarborgd is en zoveel mogelijk moeilijkheden bij een eventueel schisma zullen kunnen worden vermeden” (Arnhem 1930).

De synode, die het nieuwe artikel in de kerkenordening invoegde, aanvaardde tevens de volgende concept-instructie naar artikel 84 der kerkenordening voor deputaten:

“Aan de deputaten der generale synode van de

|332|

gereformeerde kerken in Nederland (der particuliere synode (n) van ..., der classis(es) ...) voor de Theologische School (de zending onder...; de evangelisatie enz.) is naar art. 84 der kerkenordening opgedragen, de gereformeerde kerken in Nederland (de gereformeerde kerken binnen het ressort ..., binnen de classis ... enz.) te dezer zake in en buiten rechte te vertegenwoordigen, en zulks onder de navolgende bepalingen:
Art. 1. De deputaten vertegenwoordigen voor de Theologische School (de zending onder ... enz.) de gereformeerde kerken in Nederland (de gereformeerde kerken binnen het ressort ..., binnen de classis ...) in en buiten rechte. Zij regelen zelf hun arbeid. Zij kiezen uit hun midden een voorzitter, secretaris en penningmeester. Zij verrichten hun arbeid in gebondenheid aan de bepalingen dezer instructie. Voorzitter en secretaris zijn bevoegd, voor de deputaten te tekenen.
Art. 2. Zij zullen alle stoffelijke goederen, die ten goede komen aan de Theologische School (de zending onder ... , de evangelisatie enz.) in ontvangst nemen en als trouwe mannen beheren.
Art. 3. Alle gelden, die niet voor kasgeld nodig zijn, alle effecten en alle papieren van waarde zullen zij bewaren in een safe-loket of deponeren bij een soliede bankinstelling. Voor het ontsluiten van het safe-loket zullen steeds minstens twee deputaten tegenwoordig moeten zijn en voor het beschikken over gedeponeerde gelden zal steeds een schriftelijke opdracht aan de bankinstelling nodig wezen, die door tenminste twee deputaten of door deputaten gemachtigde personen moet zijn getekend.
Art. 4. Zij zijn gehouden, van alle inkomsten en uitgaven, alsmede van alle roerende en onroerende goederen een vakkundige administratie te voeren. Minstens éénmaal per jaar zullen de boeken der administratie met alle bescheiden worden nagezien door ten minste twee deskundigen buiten de kring der deputaten, door henzelf aangewezen, een en ander voorzover de lastgeefster niet anders beslist. Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar (of: loopt van ... tot ...).
Art. 5. Zij zullen uit de onder hun beheer zijnde gelden alle betalingen doen, die hun zijn opgedragen en geen betalingen verrichten, waartoe zij geen machtiging ontvingen.
Art. 6. Zij zullen zorg dragen, dat alle goederen die onder hun beheer staan, behoorlijk worden onderhouden.
Art. 7. Zij zijn verplicht alles uit te voeren wat hun door of vanwege de generale synode (de particuliere synode van..., de classis ...) wordt opgedragen.
Art. 8. Al de kosten, verbonden aan de uitvoering van

|333|

hun arbeid, kunnen zij doen betalen uit de onder hun beheer staande kas. Arbeid, op hun lastgeving door derden verricht, mag gehonoreerd worden.
Art. 9. Zo vaak dit door of vanwege de generale synode (de particuliere synode van ..., de classis ...) gevraagd wordt, zullen zij alle boeken, waarden en bescheiden ter beschikking stellen van wie de lastgeefster daarvoor aanwijst, terwijl zij daarbij alle gevraagde inlichtingen zoveel mogelijk zullen geven.
Art. 10. Zo vaak de lastgeefster vergadert, rapporteren zij van al hun arbeid en doen volledige rekening en verantwoording met overlegging van alle boeken en bescheiden, een en ander voor zover de lastgeefster niet anders beslist. Zolang zij niet door of vanwege de lastgeefster zijn gedechargeerd, blijven zij voor al hun handelingen verantwoordelijk.” (Middelburg 1933).

Om vast te stellen of de rechtspraak in Nederland nu de meerdere vergaderingen als rechtspersonen zou erkennen, werd een proefprocedure opgezet en met gunstige uitslag bekroond.

“Teneinde zoveel mogelijk rechtszekerheid te verkrijgen hebben deputaten het van belang geoordeeld een uitspraak van ons hoogste rechtscollege te krijgen over de vraag der rechtspersoonlijkheid.
Deputaten hebben daartoe gekozen de gebruikelijke weg om een procedure op te zetten, met geen ander doel, dan de rechtsvraag voor al onze kerken van belang, aan den rechter in hoogste instantie te onderwerpen.
Hiertoe werd eerst door de classis ’s-Hertogenbosch een bedrag aan een der kerken betaald en daarna van die kerk teruggevorderd. De kerk antwoordde het geld te hebben ontvangen en op het bedrag geen recht te hebben. Zij merkte echter op, dat de classis ’s-Hertogenbosch het bedrag niet kon terugvorderen, omdat deze classis geen rechtspersoonlijkheid bezat en dus niet in rechte kon optreden.
Op deze wijze kreeg de rechter dus uitspraak te doen over de rechtspersoonlijkheid van de classis ’s-Hertogenbosch der gereformeerde kerken.
Nadat het gerechtshof ’s-Hertogenbosch aan de classis Den Bosch der gereformeerde kerken rechtspersoonlijkheid had ontzegd, is van het arrest beroep in cassatie aangetekend.
In deze cassatie-procedure heeft de hoge raad bij arrest van 13 Mei 1938 uitspraak gedaan.
De rechtsoverwegingen van dit arrest luiden als volgt:

|334|

„Overwegende omtrent de gegrondheid van het beroep: dat in deze stand van het geding vaststaat, dat de gereformeerde kerken in Nederland in dier voege georganiseerd zijn, dat zich verenigingen van zelve rechtspersoonlijkheid bezittende kerken onder de naam van classes gevormd hebben, mede teneinde als eenheden aan het rechtsverkeer deel te nemen;
dat de wet van 22 April 1855 Stbl. 32 aan het optreden als rechtspersoon door zodanige classis geen belemmering in de weg legt, daar de vrijheid, die de wet van 10 September 1853 Stbl. 102 aan de kerkgenootschappen verzekert om alles, wat hun godsdienst en de uitoefening daarvan in eigen boezem betreft te regelen, medebrengt, dat genoemde wet van 1855 ten aanzien van de kerkgenootschappen niet van toepassing is;
dat derhalve de vraag, of de onder de naam van classis gevormde vereniging van gereformeerde kerken overeenkomstig haar bestemming vermag op te treden als rechtspersoon, moet worden beantwoord naar hetgeen het gemeen recht daaromtrent inhoudt;
dat zodanige groep van rechtspersonen valt onder de verenigingen, welke artikel 1690 burgerlijk wetboek als zedelijke lichamen erkent, die ingevolge artikel 1691 evenals natuurlijke personen aan het burgerlijk rechtsverkeer kunnen deelnemen;
dat mitsdien de classes der gereformeerde kerken in Nederland aan deze wettelijke bepalingen de hoedanigheid van rechtspersoon ontlenen;
dat het hof ten onrechte tot de slotsom is gekomen, dat deze classes niet zijn rechtspersonen en dat, al waren zij dit wèl, dan nog aan de classis ’s-Hertogenbosch rechtspersoonlijkheid moest worden ontzegd, door voor het bestaan van een zedelijk lichaam in de zin van het burgerlijk wetboek meerdere eisen te stellen dan de bij dit wetboek gegeven regeling toelaat, terwijl de onjuistheid van ’s hofs opvatting, dat een zodanig lichaam niet kan bestaan zonder bestuur, met name nog blijkt uit artikel 1694 burgerlijk wetboek, dat voorzieningen treft juist voor het geval, dat een zedelijk lichaam geen bestuur mocht hebben;
dat het middel mitsdien terecht klaagt over schending van voormelde wetsartikelen, terwijl uit het bovenstaande tevens volgt, dat de klacht, dat het hof ook ten onrechte heeft geoordeeld, dat de eiseres niet voldoet aan de eisen, die het hof meende te mogen stellen voor haar bestaan als rechtspersoon, niet meer behoeft te worden onderzocht;
Vernietigt het bestreden arrest”. …
Naar aanleiding van liet arrest van de hoge raad

|335|

veroorloven deputaten zich nog een enkele opmerking.
Vooreerst moet men als bij elke rechterlijke beslissing onderscheiden de gronden, waarop de beslissing van de hoge raad rust en de eigenlijke uitspraak.
De eigenlijke uitspraak luidt, dat de classis Den Bosch rechtspersoonlijkheid heeft.
Naar het oordeel van deputaten vloeit hieruit voort, dat ook de particuliere synode en de generale synode als rechtspersonen in de rechtspraak zullen worden aangemerkt.
Ten aanzien van de eerste overweging, dat in deze stand van het geding vaststaat, dat de gereformeerde kerken in Nederland in dier voege georganiseerd zijn, dat zich verenigingen van zelve rechtspersoonlijkheid bezittende kerken onder de naam van classes gevormd hebben, mede teneinde als eenheden aan het rechtsverkeer deel te nemen, merken deputaten vooreerst op, dat hier uitdrukkelijk de rechtspersoonlijkheid der plaatselijke kerken wordt erkend.
Daarnaast achten deputaten het gewenst de aandacht er op te vestigen dat de hoge raad het woord „vereniging” gebruikt in de zeer ruime en ongebruikelijke zin, waarin dit in artikel 1690 B.W. voorkomt 1) waarheen de hoge raad uitdrukkelijk verwijst en waarin ook de staat, de provincies, gemeenten en meer dergelijke lichamen als „verenigingen” worden aangeduid. Door dit spraakgebruik wordt uiteraard in geen enkel opzicht ons gereformeerd kerkrecht beïnvloed.
Voor de toepassing van artikel 84 van de kerkenordening achten deputaten het voorts gewenst dat in de practijk de particuliere synode en de classes zich houden aan de voorschriften, die in artikel 84 zijn vervat en derhalve zorg te dragen, dat steeds deputaten met geldige instructies de kerkelijke colleges vertegenwoordigen, terwijl het een practijk-eis is, dat het adres waarheen stukken kunnen worden gericht, voldoende vaststaat.
Deputaten zijn van oordeel, dat thans tegen de overschrijving van onroerende goederen op classes, particuliere synodes en generale synode geen bezwaar behoeft te bestaan” (Perscommuniqué — zie Sneek 1939).

1) 1690 B.W. Behalve de eigenlijke maatschap, erkent de wet ook verenigingen van personen als zedelijke lichamen, het zij dezelve op openbaar gezag als zodanig zijn ingesteld of erkend, het zij zij als geoorloofd zijn toegelaten, of alleen tot een bepaald oogmerk, niet strijdig met de wetten of met de goede zeden, zijn samengesteld.

|336|

“De synode neemt goede nota van het feit, dat de classes van de gereformeerde kerken rechtspersoonlijkheid bezitten, blijkens arrest van de hoge raad van 13 Mei 1938 en van het oordeel der deputaten, dat uit deze beslissing voortvloeit, dat ook de kerken in particulier synodaal verband en in generaal synodaal verband rechtspersoonlijkheid bezitten” (Sneek 1939).

Van het ministerie van financiën werd de schriftelijke bevestiging verkregen van de toezegging, dat ter zake van een eventuele tenaamstelling van goederen ten name van classes enz. geen overgangsrecht zal worden geheven.

“Ik deel u mede, dat ik ter zake van de overdracht van goederen op naam van de classes, kerken in classicaal verband, kerken in particulier-synodaal verband, enz. ter uitvoering van het besluit van de synode, zonder dat wegens de overdracht een vergoeding wordt betaald, recht van schenking niet verschuldigd acht.
Wordt de tenaamstelling door akten van overdracht tegen vergoeding (bijv. overneming van schulden) bewerkstelligd, dan ben ik bereid op een daartoe in te dienen gezegeld verzoekschrift kwijtschelding te verlenen van het evenredig registratierecht, dat op die akten verschuldigd is” (Brief van den Minister van Financiën, zie Sneek-Utrecht 1940-43).

De tenaamstelling moet correct zijn, het adres voldoende vaststaan, en de instructie aan deputaten inderdaad gegeven worden.

“De synode adviseert aan de kerken ertoe over te gaan haar onroerende goederen, die haar onderscheidenlijk in classicaal, particulier-synodaal en generaal-synodaal verband gemeen zijn, ten name van de betrokken rechtspersonen over te schrijven en daarbij, wat aangaat de meerdere vergaderingen, als namen te gebruiken, behalve die der classes: „de gereformeerde kerken in particulier synodaal verband in het ressort ...” en „de gereformeerde kerken in Nederland in generaal synodaal verband” (Sneek 1939).

“De synode vestigt er de volle aandacht der classes en synoden op, dat het gewenst is, dat de adressen der verschillende classes en synoden voldoende vaststaan en bekend zijn, en dat de instructies, waarvan art. 84 der K.O. spreekt, ook inderdaad aan de onderscheiden deputaten worden gegeven” (Sneek 1939).


Bos, F.L. (1950)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1933) Art. 84