Art. 35.

Het ambt van den praeses is, voor te stellen en te verklaren ’tgene te verhandelen is; toe te zien dat een iegelijk zijn orde houde in ’t spreken; den knibbelachtigen en die te heftig zijn in ’t spreken te bevelen dat zij zwijgen; en over dezelve, geen gehoor gevende, de behoorlijke censuur te laten gaan.
Voorts zal zijn ambt uitgaan, wanneer de samenkomst scheidt.

Over de taak van den voorzitter van een kerkelijke vergadering spreekt de oudere redactie van de kerkenordening uitvoeriger en duidelijker:

“De verkoren praeses ... zal de geschreven instructies afvorderen, alle punten derzelve ordelijk voorstellen, het gevoelen van de ganse vergadering afvragen, de stemmen doen optekenen, wat de mening van het merendeel is verklaren, dezelve den scriba schriftelijk doen vervatten en hetgeen dat geschreven is openlijk doen voorlezen opdat het van allen bewilligd worde. De dingen die tot de leer behoren zullen eerst afgehandeld worden, daarna hetgeen tot de kerkenordening behoort, en eindelijk de particuliere zaken. Het ambt van den praeses is, te bevelen dat ieder zijn keer (d.i. beurt) houde in het spreken, de heftigen en twistigen tot stilzwijgen te vermanen, en zo zij hetzelve niet nakomen, uit de vergadering te doen gaan, opdat zij naar het oordeel der broederen behoorlijk gestraft mogen worden” (Dordrecht 1578).

|143|

Aan het einde van de vergadering houdt elke bevoegdheid van den voorzitter op. Is hem iets opgedragen, dan handelt hij als deputaat.

“De taak van den praeses eindigt met de actie (n.l. van de vergadering)” (Emden 1571).


Bos, F.L. (1950)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1905) Art. 35
Kerkorde GKN (1933) Art. 35