Art. 28.

Gelijk het ambt der christelijke overheden is, de heilige kerkedienst in alle manieren te bevorderen, dezelve met haar exempel den onderdanen te recommanderen, en aan de predikanten, ouderlingen en diakenen in alle voorvallende nood de hand te bieden, en bij haar goede ordening te beschermen, alzo zijn alle predikanten, ouderlingen en diakenen schuldig, de ganse gemeente vlijtig en oprecht in te scherpen de gehoorzaamheid, liefde en eerbieding, die zij den magistraten schuldig zijn; en zullen alle kerkelijke personen met hun goed exempel in dezen de gemeente voorgaan, en door behoorlijk respect en correspondentie de gunst der overheden tot de kerken zoeken te verwekken en te behouden; teneinde, een ieder het zijne, in des Heeren vreze, ter wederzijde doende, alle achterdenken en wantrouwen

|104|

moge worden voorkomen, en goede eendracht tot der kerken welstand onderhouden.

Dit artikel „van vriendelijke correspondentie tussen de christelijke magistraten en de kerkedienaren te houden”, werd op de synode van Dordrecht 1618/19 aan de kerkorde toegevoegd.
Voor het contact van de plaatselijke kerken met de overheid zijn de volgende besluiten en bepalingen van betekenis:
a. in zake kennisgeving van bestaan:

“De synode besluit:
de aandacht van de betrokken kerkelijke vergaderingen te vestigen op de noodzakelijkheid, dat kerkeraden in adressen aan Hare Majesteit de Koningin, bij het bekendmaken van de geïnstitueerde kerk, naar niets anders verwijzen dan naar de kerkenordening van 1618-19, (zoals deze laatstelijk is herzien op de synode van Middelburg 1933);
de aandacht van pas geïnstitueerde of saamgesmolten of uit combinatie getreden kerken te vestigen op de noodzakelijkheid, om spoedig na haar optreden of gewijzigd bestaan daarvan schriftelijk bericht te doen aan het dagelijks bestuur der burgerlijke gemeente;
de kerkeraden te wijzen op de noodzakelijkheid, dat door hen in naam van of door de diaconieën zelve worde voldaan aan art. 6 van de armenwet, en dienovereenkomstig aan het dagelijks bestuur der burgerlijke gemeente schriftelijk kennis gegeven van de bepalingen uit de Dordtse kerkenordening, die betrekking hebben op het bestuur en de inrichting van de diaconie” (Middelburg 1896).

“Aan de hoge overheid is mededeling geschied, dat de kerken, die zich hebben vrijgemaakt van de zondige besluiten der synodes van 1939-1943 en 1943-1946, de aloude grondslag van het aloude kerkverband hebben bewaard, en mitsdien gebleven zijn wat ze waren, n.l. de gereformeerde kerken in Nederland” (Groningen 1946). *

b. in zake geestelijke verzorging van gevangenen:

“De regering heeft aan het verzoek een bevredigende, algemene regeling te treffen tot verlof van ambtelijk bezoek van wege de kerken aan haar leden in

|105|

gevangenissen en rijkswerkinrichtingen, voldaan door in de regeling van de inrichting en het beheer van de gestichten der gevangenissen enz. — K.B. van 18 Juli 1925, Staatsbl. no. 334 — na art. 105 een nieuw art. 105a In te voegen:
Aan de bedienaren van de godsdienst van andere kerkgenootschappen dan waaraan een bedienaar aan het gesticht is verbonden, wordt zoveel doenlijk gelegenheid gegeven tot het behartigen van de godsdienstige belangen van gevangenen of verpleegden tot hun kerkgenootschap behorende” (Utrecht 1923, Groningen 1927).

“De synode besluit aan de kerken te verzoeken in de zaak van de geestelijke verzorging van gevangenen diligent te zijn en waar dit nodig is, de hulp der kerken in de classis in te roepen;
aan de kerken mee te delen, bij voorkomende moeilijkheden zich in verbinding te stellen met deputaten voor de correspondentie met de hoge overheid” (Enschede 1946). *

c. in zake geestelijke verzorging van militairen:

“De synode besluit, de kerken in garnizoensplaatsen op te wekken om toe te zien, dat de militairen van gereformeerden huize geen gebruik maken — genoodzaakt of vrijwillig — van de geestelijke verzorging van legerpredikanten, die niet zijn van onze belijdenis” (Leeuwarden 1920).

“De synode spreekt uit, dat zij het niet wenselijk acht, dat de garnizoenskerken voor de verzorging van de geestelijke belangen onzer militairen bij de overheid steun vragen of van haar vergoedingen aannemen” (Utrecht 1923; Groningen 1927).

“De synode besluit, de leden der gereformeerde kerken op te wekken elk geval van vloeken in het leger nauwkeurig te omschrijven wat betreft tijd, plaats en wijze van gebeuren, en zich alsdan met een welomschreven klacht te wenden tot de militaire overheid ter plaatse, die, naar verwacht mag worden, dan haar medewerking zal verlenen om het kwaad te bestrijden; en zo deze daaraan geen gehoor geeft, zich te wenden tot de deputaten voor de correspondentie met de hoge overheid” (’s-Gravenhage 1914).

|106|

d. in zake vrijdom van belastingen:

“De synode besluit de kerkeraden er op te wijzen, dat zij voor kerken en pastorieën (en kosterswoningen), die op naam hunner kerken staan, overeenkomstig art. 25b der wet van 26 Mei 1870, vrijdom van grondbelasting kunnen verkrijgen” (Middelburg 1896).

(Blijkens officiële mededelingen zijn vrij van zegel:
1. toezeggingen van kerkelijke traktementen, toekenningen van pensioenen en dergelijke;
2. berichtgevingen van ontvangst van collecten;
3. kwitantiën voor vrijwillige bijdragen.)


Bos, F.L. (1950)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1905) Art. 28
Kerkorde GKN (1933) Art. 28