Art. 20.

In de kerken, waar personen zijn, die volgens art. 8 bekwaam geoordeeld zijn om tot de dienst des woords te worden voorbereid, zal men tot hun oefening het gebruik der propositiën kunnen instellen.

Zoals dit artikel thans luidt, is het feitelijk overbodig, daar het stuk van de private proposities voor de praktische vorming van ongestudeerde personen reeds in artikel 8 is geregeld.
Oorspronkelijk waren deze private proposities ook bestemd voor de praktische vorming van studenten en hun nadere voorbereiding voor het praeparatoir examen.

“In grotere kerken zal het de moeite waard zijn dat er private proposities worden gehouden, waarin in het preken geoefend worden degenen, van welke goede hoop bestaat dat zij eens de kerk kunnen dienen; en om de orde te bewaren zal een dienaar aan die actie leiding geven” (Emden 1571).

“In de gemeenten waar studenten zijn in de theologie, zullen dezelve alle weken in een bijzondere samenkomst, daartoe bestemd, in de tegenwoordigheid van de dienaren des woords in ’t proponeren geoefend worden, opdat zij door het oordeel en de vermaning van dezen alzo tot de dienst mogen bekwaam gemaakt worden” (Dordrecht 1578).

|85|

“Men zal ook in de gemeenten, waar men bekwame personen heeft, ’t gebruik der propositiën aanstellen, opdat zij (nl. de studenten) door zulk een oefening tot de dienst des woords bereid mogen worden” (Middelburg 1581).

“Of het niet goed is, dat de ouderlingen mede bij de propositiën zijn, zowel van degenen die uit de scholen komen als die niet gestudeerd hebben? Antwoord: Ja, zo zij daartoe tijd vrij kunnen maken” (Middelburg 1581).

“De synode vindt het gans nodig en dienstig ..., dat tenminste in de grote steden een of twee studenten een tijdlang mogen geoefend worden in ’t proponeren voor de kerkeraad en de classe, en dat deze zullen staan onder het toezicht van de kerkeraad in die steden” (’s-Gravenhage 1599).

“Dat de studenten zullen moeten bewijs tonen, dat zij tenminste een jaar zich hebben geoefend in proposities, hetzij onder professoren, hetzij onder enig predikant of predikanten.
Dat niemand tot het praeparatoir (= voorbereidend) examen zal worden toegelaten, dan die zich tevoren drie maanden aan enige classis, waar hij wenst geëxamineerd te worden, heeft aangegeven, en gedurende die tijd met alle naarstigheid in proposities voor de gedeputeerden der classis zich zal hebben geoefend en ter proeve gesteld” (Dordrecht 1666; Delft 1667).

De private proposities van studenten worden thans uitsluitend aan de theologische hogeschool gehouden.
Zie voor publieke proposities bij artikel 3.
Wat betreft de verdere oefening tot het ambtswerk zijn nog de volgende bepalingen opmerkenswaard:

“En indien iemand met stichting en zonder onrust in de gemeente te veroorzaken zich verder in Gods woord begeert te oefenen, dat hem zulks met goede raad van en in onderlinge eendracht met den dienaar of de dienaren van zijn gemeente zal vrij staan” (Leiden 1592).

“Eveneens zullen zij ook mogen worden toegelaten tot de bijeenkomsten van de kerkeraad, mits zij beloven alles wat daar passeert geheim te houden, opdat zij alzo door behoorlijke oefening zowel in de regering der kerk als in het leren te bekwamer gemaakt mogen worden tot de dienst der kerk, waartoe zij naderhand zullen beroepen worden” (’s-Gravenhage 1599).

|86|

“Men heeft beraadslaagd over enige vragen, behorende tot de voornoemde voorbereiding (dergenen die naar het predikambt staan). De eerste was of aan de studenten in de heilige theologie en die naar het predikambt staan, toegelaten behoort te worden, openlijk voor ’t volk predikatiën te doen. De tweede, of de bediening van de doop hun behoorde toegelaten te worden. De derde, of het oorbaar is, dat zij in de bijeenkomsten, de kerkeraden en classen, verschijnen. De vierde, of het geraden is, dat zij openlijk in de kerken in het voorlezen van de heilige Schrift gebruikt worden om hen te oefenen. Al de redenen naarstig overwogen zijnde, is geordonneerd, dat de bediening des doops aan niemand behoort toegelaten te worden dan aan zodanigen die na voorgaand volkomen examen tot de heilige dienst zijn toegelaten. Maar aangaande de resterende oefeningen heeft de synode geoordeeld dat dezelve wel tot een zodanige voorbereiding nuttig waren, maar of en wie tot die oefeningen zouden zijn toe te laten, of met stichting zouden kunnen toegelaten worden, dat zulks gelaten zou worden in de vrijheid en discretie van de kerken, kerkeraden en classen. Is ook goedgevonden dat men deze dingen aan alle kerken niet scherp zou gelasten, maar dat het genoeg zou zijn, dat het maar ernstig aan de kerken werd aanbevolen” (Dordrecht 1618/19).


Bos, F.L. (1950)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1905) Art. 20
Kerkorde GKN (1933) Art. 20