Desgelijks wordt de arbeid der kerkelijke zending in Nederlands-Indië, voor zover deze algemene bepalingen nodig heeft, door de generale synode in een zendingsorde geregeld.
  De bespreking van de zendingsorde ligt buiten het bestek van dit
  werk.
  Slechts enkele actuele besluiten van principiële betekenis mogen
  hier een plaats vinden.
  “Inzake de principiële opzet van het zendingswerk
  spreekt de synode uit:
  1. de opvatting der zending, welke bekend staat als
  „comprehensive approach”, is in strijd met de Heilige Schrift en
  valt daarom voor heel ons zendingswerk af te wijzen;
  2. de gangbare onderscheiding tussen „hoofddiensten en
  hulpdiensten”, welke steunt op de besluiten der synode van
  Middelburg 1896, voorts is vastgelegd in de
|196|
  zendingsorde, en tenslotte in de practijk van het
  zendingswerk in toepassing is gebracht, behoeft dringend
  herziening.
  In zake zendende kerken besluit de synode:
  a. deze kerken informeren regelmatig de samenwerkende kerken over
  alle plannen, beslissingen, kosten en stand van ’t
  zendingswerk;
  b. deze kerken nemen geen beslissingen dan na goedkeuring van het
  college der generale zendingsdeputaten;
  c. bijzonder bij de voorbereiding van benoemingen en beroepingen
  en het vaststellen van instructies ondernemen zij geen stappen
  dan met medewerking en goedkeuring van dit college;
  d. bij al haar zendingsarbeid binden ze zich aan wat de synode
  uitsprak omtrent de principiële opzet van het zendingswerk, en ze
  geven ook in die geest aan de uit te zenden arbeiders nauwkeurige
  instructie, met uitdrukkelijke bepaling, dat afwijking van de
  instructie onmiddellijk terugroeping ten gevolge zal hebben, aan
  welke terugroeping zij hebben te voldoen” (Amersfoort 1948).
  *