|202|
Insgelijks zullen ook de ouderlingen en diakenen, en degenen die door een classe als proponent worden toegelaten, de genoemde Formulieren van enigheid ondertekenen.
Hoewel de oude synoden op dit punt weifelden, is de gegroeide praktijk, dat ook ouderlingen en diakenen de belijdenisschriften bij hun ambtsaanvaarding ondertekenen, in 1905 in de kerkorde vastgelegd. Een algemeen formulier is daarvoor niet vastgesteld. Doorgaans wordt met eenvoudige ondertekening volstaan.
“… Op welke wijze de ouderlingen der kerken (de belijdenisschriften) onderschrijven zullen, zulks wordt gelaten ter discretie van elke classe en synode” (Dordrecht 1618/19).
“Hetzelfde (n.l. de ondertekening van het oude verbindingsformulier) zal in elke gemeente geschieden door de kerkeraadsleden, en zal in het vervolg van een iegelijken in den dienst tredenden ... ouderling en diaken gevorderd worden, opdat daardoor alle dubbelzinnigheid en dubbelhartigheid worde voorkomen” (Amsterdam 1836).
In zake het „voorstel ... om een formulier van ondertekening vast te stellen voor ouderlingen en diakenen”, besluit de synode: „aangezien de regeling dezer zaak aan de classen is overgelaten en door onderscheidene classen reeds is vastgesteld, is er geen reden voor de generale synode om een dergelijk formulier op te stellen” (Utrecht 1905).
Ofschoon de Dordtse synode van 1618 /19 zich daarover niet
uitliet ging men er in de verschillende particuliere ressorten
ook toe over, om proponenten voor hun publieke optreden
schriftelijk aan de belijdenis te binden.
De bepaling, in 1905 in de kerkorde opgenomen, bevestigde een
reeds eeuwen bestaande praktijk.
In verschillende particuliere ressorten was een formulier
vastgesteld naar anologie van dat voor predikanten.
|203|
(Na de verklaring van instemming en de belofte om niets daartegen te leren:) „En indien het zou mogen gebeuren, dat wij na dezen enig bedenken of gevoelen tegen de voorzeide leer of enig punt derzelve zouden mogen krijgen, dat wij hetzelve noch openlijk noch heimelijk zullen leren of drijven, maar aan deze classe, onder dewelke wij praeparatoir geëxamineerd zijn, volkomen openbaren, en ons in dezen allen het oordeel en de censuur van de classe voorschreven zullen onderwerpen” (Gorinchem 1622).
„De synode verstaat dat tot overvloedige waarborg in de testimonia (d.i. getuigschriften) van het praeparatoir examen uitdrukkelijk van zodanige ondertekening zal worden melding gemaakt” (Brielle 1623).
Het zou gewenst zijn, dat ook de oude bepaling werd gehandhaafd, dat althans de ambtsdragers, bij welke de regering der kerk staat, ook uitdrukkelijk beloven zich naar de kerkorde te gedragen.
“Een ieder predikant zal zich verbonden houden om de kerkenordening met gelijke ondertekening te approberen” (’s-Gravenhage 1586).
“De ouderlingen en diakenen, in hun dienst bevestigd zijnde, zullen ... de artikelen der kerkorde onderschrijven” (Dordrecht 1574).
“Of de ouderlingen bij het begin van hun dienst de
kerkenordening ook zullen ondertekenen?
Is geantwoord, dat zij in de kerkeraad beloven zullen, de kerk te
helpen regeren naar de synodale artikelen, zolang zij door de
synode niet veranderd worden. En deze hun belofte in het
kerkeboek geschreven zijnde, is geen breder ondertekening nodig”
(Middelburg 1581).
“Formulier van ondertekening belangende de kerkenordening voor de dienaren des goddelijken woords. Wij dienaren des woords hier onderschreven, verklaren met deze ondertekening, dat in deze kerkenordening niet(s) strijdig is tegen het woord Gods, maar dat alle en iedere stukken, daarin begrepen, oorbaar en nuttig zijn om in deze kerken onderhouden te worden, en beloven mits dezen heilig, dat wij ons zo openlijk als in ’t bijzonder naar dezelve zullen gedragen, op straffe van als ongeregelder gecensureerd (d.i. bestraft) te worden…” (Veere 1610).