Art. 47.

Alle jaren — ten ware dat de nood een kortere tijd vereiste — zullen enige, zoveel mogelijk tot dezelfde provincie behorende, genabuurde classen samenkomen, tot welke particuliere synode uit iedere classe twee dienaars en twee ouderlingen — welk getal door een synode die uit slechts drie of vier classen bestaat ook op drie kan gesteld worden — afgevaardigd zullen worden.
In het scheiden zowel der particuliere als der generale synode, zal een kerk verordend worden, die last zal hebben, om met advies der classe de tijd en de plaats der naaste synode te stellen.

De vergaderingen der kerken in een particulier ressort worden gevormd door afgevaardigden, die door de classicale vergaderingen zijn gekozen.
Afgevaardigd behoren te worden uit elke classe minstens twee dienaren des woords en even zoveel ouderlingen.

“Of ’t om der kosten wille, welke enige particuliere synoden niet kunnen dragen, niet genoeg zou zijn dat een dienaar en een ouderling uit elke classe kwame, althans dat ’tzelve mocht staan ter beoordeling van elke particuliere synode?
Is geantwoord: neen; maar dat men volgen zal het artikel der kerkenordening. En dewijl hierin bij velen gebrek is, zal dat gebeterd worden, ’twelk lichtelijk zal kunnen geschieden zo zij zuinig leven” (Middelburg 1581).

“De synode acht het niet nodig, de classis aan vier afgevaardigden, twee predikanten en twee ouderlingen, te binden. Doch zo men al van het aantal afgevaardigden door omstandigheden afwijkt, moet het aantal afgevaardigde ouderlingen aan dat der predikanten gelijk zijn, tenzij door vacaturen geen genoegzaam aantal predikanten in een classis aanwezig is. In dat geval worde

|177|

de plaats der predikanten door ouderlingen ingenomen” (Rotterdam 1885).

Ofschoon dit dikwijls is geschied, mogen — om dominocratie te voorkomen — geen predikanten in plaats van ouderlingen worden afgevaardigd.

“Of het den classen geoorloofd zij in plaats van een ouderling een predikant tot de synode af te vaardigen?
Is geantwoord dat zulks niet behoort te geschieden” (Veere 1610).

“Indien in toekomenden tijde enige classe dit exempel zoude bestaan te volgen, zullen alzulke predikanten, dewelke boven het bepaalde getal worden afgevaardigd, ipso facto (d.i. om dat feit zonder meer) hun zitting en stem verliezen” (Zierikzee 1618).

Om in eventuële verhindering der afgevaardigden te voorzien behoort de afvaardigende vergadering bij voorbaat secundi of plaatsvervangers te stellen.

“Of men niet een ander in zijn plaats zouden mogen stellen om ter synode te verschijnen?
Is geoordeeld dat zulks in hoogdringende nood zal mogen geschieden, mits dat in de plaats gesteld worde degene die de meeste stemmen heeft gehad naast de afgevaardigde ter synode, en dat de namen der zodanigen in de credentie( brief) uitgedrukt worden, opdat alzo de persoon of personen, die door de respectieve classen bij voorbaat als plaatsvervangers zijn gesteld, aan de synode bekend mogen zijn” (Schiedam 1631).

“Alle classen zullen toezien, dat de dienaren en ouderlingen die uitgezonden worden, tot het einde der vergadering blijven, of althans niet vertrekken totdat anderen, uit de classe gecommitteerd, in hun plaats komen” (Haarlem 1582).

“Alzo men bevindt dat soms door enige kerken zulke ouderlingen naar de synode afgevaardigd worden, die niet wel tot het einde bij de vergadering kunnen blijven, en anderen die van de voorafgaande handelingen dier synode geen kennis hebben door de kerken in hun plaats worden gesteld, zo zijn bij deze gelegenheid de classen vermaand om er in ’t vervolg zorg voor te dragen, dat geen ouderlingen ter synode afgevaardigd worden dan waarvan men — zoveel doenlijk is — verzekerd kan zijn, dat zij de vergadering ten einde toe zullen bijwonen” (Gouda 1620). 

|178|

De afgevaardigden zijn verplicht alle zittingen der synode van het begin tot het einde bij te wonen.

“Door de broeders is besloten dat om de traagheid van sommige broeders (in het bijwonen) der bijeenkomsten te schuwen, (degenen) die zo onachtzaam zijn en er zich niet om bekommeren of zij de eerste of de tweede zitting komen of niet, (voor een zitting) die zij niet bijwonen, als boete verbeuren zullen vijf stuivers, onder voorbehoud dat zo iemand zich bekwamelijk en genoegzaam verontschuldigde, (hij) daarvan ontslagen zal zijn. En zo iemand van de synode geheel weg bleef zonder wettige oorzaken, zullen (dezulken) desgelijks gehouden zijn een pond vlaams (d.i. zes gulden) te verbeuren” (Hoorn 1576).

“De synode heeft besloten dat de broederen, dewelke — geen voldoende verontschuldigingen hebbende — niet op tijd mochten aanwezig zijn, zes stuivers als boete zullen geven.
Zij die voorts zonder belangrijke oorzaken geheel wegblijven, zullen naar de discretie van de synode beboet worden” (Groningen 1617).

“(Zekere) afgevaardigden der classen zijn wegens hun afwezigheid voor verachters der synode geoordeeld, en zullen hun schuld openlijk en mondeling in hun classicale vergaderingen bekennen en aan de andere classen hun schuldbekentenis overschrijven, en van elke dag der synodale vergadering, waarvan zij zich verachtelijk absenteren, als boete een schelling geven voor de armen, of zullen zich om gewichtige oorzaken mogen verontschuldigen.
En daarbij is in ’t gemeen besloten, dat hiernamaals in toekomende tijden zodanige verachters met dergelijke dubbele boeten zullen gestraft worden” (Sneek 1587).

“Is besloten dat de classen van een iegelijk van hun gevolmachtigden die niet ter synode verschenen zijn, reden van hun afwezigheid zullen eisen. En indien zij dezelve niet voldoende bevinden, zullen zij hen naar de besluiten van voorgaande synoden deswege censureren en straffen” (Sneek 1606).

“Is ook in ’t gemeen vermaand en besloten, dat de afgevaardigden die uit de classen tot de synode gezonden worden, bedacht zullen moeten zijn, bij de synode te moeten blijven tot de uitgang der actie, opdat zodanige vergadering en hun classen daardoor niet tekort gedaan worden” (Gouda 1589).

|179|

“Is ook voorgesteld of enige broederen, geroepen ter synodale vergadering, daaruit zullen mogen scheiden aleer de vergadering beëindigd is.
Waarop besloten is, dat noch dienaren noch ouderlingen uit de vergadering scheiden zullen, voor en aleer de zwarigheden zullen zijn afgedaan” (Haarlem 1594).

“Niemand van de leden der vergadering zal (tussentyds) mogen absent zijn, ten ware wegens uiterste ongelegenheden en (na) verkregen verlof” (Gorinchem 1652).

Niet afgevaardigde ambtsdragers mogen doorgaans de synodezittingen bijwonen.

“Hoewel andere dienaars en ouderlingen van de classen erbij mogen zijn, zo zullen nochtans geen dan de afgezondenen keurstemmen hebben” (Dordrecht 1578).

“Op de kwestie, of niet voortaan alle dienaren der kerken op de particuliere synode behoren te verschenen, doch op eigen kosten, — is besloten, dat men zich reguleren zal naar het artikel van de nationale synode van twee dienaren en twee ouderlingen met credentie op de synode te zenden; desniettemin dat alle dienaren die het gelieft, op eigen kosten op de synode zullen mogen verschijnen om te zien, te horen en te leren; zij mogen ook advies geven; zullen echter geen keurstemmen hebben” (Bolsward 1588).

“Er is voorgesteld, of het geoorloofd zij dat enige andere dienaren ter synode tegenwoordig mogen wezen om alle voorvallende zaken aan te horen die verhandeld zouden mogen worden, alhoewel zij niet afgevaardigd zijn om ter synode te verschijnen.
Is besloten dat zij toegelaten zullen worden om in stilheid alles aan te horen, maar in zoverre op enige derzelven een kwaad vermoeden ligt, zal men dezelven mogen gebieden zich te verwijderen” (Alkmaar 1593).

Zie voorts bij art. 34.

De zaken van het agendum zullen in goede orde achtereenvolgens worden afgehandeld.

“De dingen die tot de leer behoren zullen eerst afgehandeld worden, daarna hetgene dat tot de kerkenordening behoort, en eindelijk de particuliere zaken” (Dordrecht 1578; idem Emden 1571).

|180|

De discussies ter synode behoren zich tot het uiterste te beperken.

“Degenen die op de synode gezonden worden, zullen naarstig luisteren naar hetgeen voorgedragen wordt, en als zij niets nieuws hebben zullen zij zich refereren aan de voorgaande adviezen om tijd te winnen” (Brielle 1593).

Aan het einde der vergadering zal een roepende kerk voor de volgende worden aangewezen.

“Met bewilliging van de gehele provinciale vergadering zal een kerk verkozen worden, waaraan het recht en de zorg zal worden toevertrouwd om met het oordeel van de andere dienaren van haar classe plaats en tijd van de eerstvolgende provinciale vergadering vast te stellen” (Emden 1571).

“Aan deze gemeente zullen door de andere gemeenten alle voorkomende zware zaken, dewelke in de classicale vergadering niet hebben kunnen afgehandeld worden, als ook hetgene dat de ganse particuliere synode aangaat, naarstig en bijtijds overgeschreven worden.
Deze gemeente zal de plaats en de tijd van de eerstvolgende particuliere synode twee maanden tevoren of daaromtrent, schriftelijk te kennen geven, en copie van alle zware zaken die aan haar gezonden zijn, aan een bepaalde kerk van elke classe die tot deze particuliere synode behoort, overzenden, opdat een iegelijk zich daarop rijpelijk mag bedenken” (Dordrecht 1578).

“Overmits enige gravamina van enige classen te laat overgeschreven zijn, waarom men geen besluit der classen heeft kunnen nemen, is uit dien hoofde besloten, dat voortaan de uitschrijving van de synode geschieden zal tien weken voordat de synode zal samenkomen, en dat de gravamina uiterst zes weken na de uitschrijving van de synode zullen worden overgezonden” (Haarlem 1594).

“De synode spreekt uit, dat de roepende kerk ener synode de hoofdinhoud van voorstellen en gravamina die aan de synode zullen worden voorgelegd, in het agendum duidelijk dient te omschrijven, voorzover deze voorstellen en gravamina niet reeds aan de kerken zijn bekend gemaakt” (Amersfoort 1948). *


Bos, F.L. (1950)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1905) Art. 47
Kerkorde GKN (1933) Art. 47