Artikel 21
Taak van de ouderlingen
De taak van de ouderlingen is in herderlijke zorg de gemeente te regeren, samen met de dienaren des Woords. Zij zien erop toe, dat de predikanten, de mede-ouderlingen en de diakenen hun ambt trouw vervullen. Zij leggen zo dikwijls huisbezoek af als goed is voor de opbouw van de gemeente, ten minste eenmaal per jaar. Ook moeten zij samen met de predikanten te tucht bedienen en zorgen dat in de gemeente alles op gepaste wijze en ordelijk gebeurt.
Ambtelijke zorg voor militairen
Roeping van de kerk
De synode spreekt uit:
dat alle ambtelijke verzorging van de militairen behoort uit te
gaan van de kerk;
dat de kerken echter deze eis aan de regering slechts kunnen
stellen, indien zij in die verzorging getrouw zijn, en dat het
daarom wenselijk is, dat bij de kerkvisitatie, zowel bij de
garnizoenskerken als bij de kerken vanwaar de militairen uitgaan,
naarstig onderzocht wordt, of zij aan haar roeping in dit opzicht
voldoen;
dat met de regering overleg dient te worden gepleegd, hoe de
garnizoenskerken meer en geregelder met haar militairen in
aanraking zouden kunnen komen;
dat bij de concentrering van veel troepen in kampementen dienaren
van het Woord tot hen behoren te worden uitgezonden, die zich
geheel aan hen kunnen wijden, zulks met medewerking van de
regering en in overleg met de plaatselijke kerk;
dat eveneens bijzondere maatregelen dienen genomen te worden voor
de militairen, die uitvaren en voor eventuele mobilisatie.
(Utrecht 1923, art. 163)
In garnizoenen en kampementen
De synode benoemt deputaten met opdracht:
1. uit naam van de synode aan alle kerken, waar militairen
zijn ingekwartierd of in de nabijheid waarvan zich militairen
bevinden, hetzij op de kustwacht of in de forten of ter bewaking
van de grenzen, een schrijven te richten, waarin haar de
geestelijke belangen van deze militairen op het hart worden
gebonden en de middelen worden aangewezen, die dienstig kunnen
zijn voor de geestelijke verzorging van, en de evangelisatie
onder militairen;
2. zich te vergewissen, dat de geestelijke verzorging van de
militairen door deze plaatselijke kerken behoorlijk wordt ter
hand genomen en desgevraagd deze kerken te dienen van advies en
hulp;
3. een schrijven in naam van de synode aan alle kerken te
richten met verzoek een collecte te houden, waarvan de opbrengst
bestemd zal worden om de zwakke kerken met name in Noord-Brabant
en Limburg bij deze arbeid te steunen, en haar op te wekken haar
predikant (of een van hen) liefst vrij van reiskosten voor één
zondag of voor een week af te staan om in Nood-Brabant en Limburg
aan deze kerken hulp te bieden.
(’s-Gravenhage 1914, art. 125)
Hulp voor plaatsen waar geen kerk is
De synode besluit:
1. daarvoor in aanmerking komende kerken in de drie
zuidelijke provincies door krachtige financiële steun de
gelegenheid te verschaffen, gedurende de mobilisatie
legerpredikanten aan zich te verbinden, die de geestelijke
verzorging van de onderscheiden kantonnementen onder opzicht van
de kerkenraad hebben te behartigen, onder toevoeging van
geschikte krachten uit het midden van de kerkenraad of van de
gemeente;
2. deputaten te benoemen, die 1. de kerken kunnen
vertegenwoordigen bij de militaire autoriteiten; 2. zich in
verbinding stellen met predikanten, welke tot deze arbeid van de
geestelijke verzorging van militairen geschikt geacht mogen
worden en daartoe genegenheid openbaren, en door hun kerken
voor een bepaalde tijd voor dit werk zouden afgestaan worden; 3.
de financiële regelingen treffen en op de uitgaven controle
oefenen, en 4. de plaatselijke kerken, classes of
legerpredikanten van advies dienen;
3. de classes op te wekken, de kerken, die haar dienaren
voor een tijd hebben afgestaan, door de vervulling van
liefdebeurten in dit gemis zo krachtig mogelijk tegemoet te
komen, welke hulp ook door de naburige classes zou kunnen worden
toegezegd en geboden, daar het hier geldt een gemeenschappelijk
belang;
4. de stipulaties van deze hulpverlening over te laten aan
de betrokken kerken.
(Rotterdam 1917, blz. 34)
Geen vergoeding voor garnizoenskerken
De synode acht het niet wenselijk, dat de garnizoenskerken voor de verzorging van de geestelijke belangen van onze militairen bij de overheid steun vragen of van haar vergoedingen aannemen.
(Utrecht 1923, art. 164)
Bij welke kerk behoort een militair?
De synode wijst de kerken nogmaals op de regel, dat ieder dient te behoren tot die kerk binnen het ressort waarvan hij zijn burgerlijk domicilie heeft.
(Amsterdam 1936, art. 62)
Houding tegenover (niet-gereformeerde) krijgsmachtpredikant
De synode besluit de kerken in garnizoensplaatsen op te wekken om toe te zien dat de militairen van gereformeerde huize geen gebruik maken (genoodzaakt of vrijwillig) van de geestelijke verzorging van legerpredikanten die niet zijn van onze belijdenis.
(Leeuwarden 1920, art. 170)
Bezwaar tegen het instituut van de legerpredikanten in dienst van de overheid
De synode waardeert zeer de goede bedoeling van de regering bij
het instellen van het instituut van de legerpredikanten en zij
beschouwt dat instituut gaarne als een instrument van de overheid
om aan de kerken hulp te bieden ter volvoering van haar taak
binnen onze weermacht.
Zij heeft echter ernstig principieel bezwaar tegen de formulering
van artikel 3, alinea 2, van de Instructie van de
legerpredikanten (die onder meer bepaalde, dat de arbeid van de
legerpredikanten, 'voor zover deze verzamelde militairen geldt,
steeds een godsdienstig-liturgisch karakter zal hebben te
dragen'), mede vanwege de mogelijkheid van ongeloofspropaganda.
Zij is daarom van oordeel, dat hun bemoeienis niet verder dient
te gaan dan contact te vormen tussen de kerken en de
militairen.
Alle ambtelijke verzorging van de militairen behoort uit te gaan
van de kerk.
(Utrecht 1923, art. 163)
Veld- en noodgemeenten
Ten aanzien van de houding die onze mannen en jongens tegenover de bestaande veld- en noodgemeenten hebben in te nemen, spreekt de synode uit:
1. dat het een ernstige taak van de kerken is onze jongens
gedurende de laatste twee jaar, voorafgaande aan hun
dienstplichtige leeftijd bijzonder op catechisatie de ernstige
gevaren onder het oog te brengen, die hun wachten, en hen grondig
te onderwijzen, opdat zij geestelijk toegerust in het leger
komen;
2. dat de kerken, afgezien van het werk dat deputaten doen,
ernstig worden opgewekt regelmatig de namen van haar doop- en
belijdende leden die in militaire dienst worden opgeroepen, aan
de garnizoenskerken op te geven en ook daarna geregeld contact te
houden met haar doop- en belijdende leden, die in ons leger, ook
in het buitenland dienen, o.a. door toezending van brieven en
preken, zo mogelijk van eigen predikant(en);
3. dat voor het stichten van veldgemeenten geen noodzaak
bestaat, terwijl men door de dienst in het leger altijd slechts
tijdelijk in het deelnemen aan de eredienst verhinderd wordt, en
dat dit stichten van veldgemeenten en het toetreden tot bestaande
veldkerken, gezien de ervaring in de praktijk, ook geen
aanbeveling verdient: de gelovigen in het leger en op de vloot
hebben wel de roeping in de tijd, waarin zij van de eredienst van
de kerk verhinderd zijn, zich aaneen te sluiten tot
gemeenschappelijk gebed en onderzoek van de Schriften, en waar
mogelijk gastvrijheid te vragen bij de kerk van de plaats waar
zij tijdelijk vertoeven;
4. dat de kerkeraden bij terugkeer van militairen naar hun
woonplaats ernstig hebben te onderzoeken, welke belijdenis is
afgelegd door degenen, die in een dusgenaamde veldgemeente voor
het eerst tot de tafel van de Here toegelaten verklaard werden.
(Groningen 1946, art. 224, B)
Ambtelijke verzorging van militairen in verband met de legerpredikanten
De synode overweegt:
1. de ambtelijke verzorging van de leden van de gemeente,
ook wanneer die leden in militaire dienst zijn, moet worden
verricht door de opzieners van de gemeente;
2. de opzieners van de gemeente mogen deze verzorging niet
laten verrichten door legerpredikanten, omdat legerpredikanten
een onderdeel van het leger vormen;
3. het komt de kerken niet toe legerpredikanten te
instrueren, omdat legerpredikanten een onderdeel van het leger
vormen en de kerken, door zulks te doen, zich tegen art. 30 K.O.
zouden bemoeien met zaken, die de hare niet zijn;
4. het is niet tot kennis van de synode gekomen, dat de
opzieners van de gemeente bij het verrichten van hun ambtelijk
werk ernstig door de legerautoriteiten worden bemoeilijkt;
de synode heeft wel gehoord van medewerking van de
legerautoriteiten; mocht zulke bemoeilijking zich toch voordoen,
dan dienen de daarbij betrokken opzieners hun beklag te doen bij
de legerautoriteiten;
5. de synode van Groningen 1946 heeft het instituut van
legerpredikant niet aanvaard en de synode van Amersfoort 1948
heeft het niet opgeheven.
Op grond van deze overwegingen besluit de synode:
1. niet te voldoen aan het verzoek, dat de kerken zich
gemeenschappelijk tot de Hoge Overheid wenden opdat zodanige
voorzieningen worden getroffen, dat de kerken door middel van
haar predikanten haar roeping ten aanzien van haar leden in
militaire dienst zonder bezwaar kunnen vervullen en vervallen te
verklaren alle voorgaande besluiten van generale synoden waarin
het instituut van legerpredikant wordt aanvaard;
2. uit te spreken, dat de door een classis ten overstaan van
al de kerken gedane uitspraak, „dat het instituut van de
legerpredikanten is opgeheven”, met welke uitspraak bedoeld
blijkt te zijn: „als had de synode het instituut van
legerpredikanten verworpen en in de plaats daarvan dat van
leenpredikanten gesteld”, van alle grond is ontbloot.
(Kampen 1951, art. 141)
Ambtelijke zorg voor schippers
Jaarlijks huisbezoek
De synode wekt de kerken op, om de gezinnen van de schippers, die binnen haar ressort liggen, in de maand januari ambtelijk te bezoeken.
(Amsterdam 1936, art. 94)
Catechetisch onderwijs voor schipperskinderen
De synode besluit een aparte schipperscatechisatie in te stellen, gehouden op zondag na de morgendienst, op welke catechisatie die zondagsafdeling van de catechismus wordt behandeld, die overeenstemt met de zondag van het jaar (bv. op de 21ste zondag van het jaar wordt Zondag 21 van de catechismus behandeld).
(Enschede 1945, art. 63)
Huisgodsdienstoefening voor schippers
De synode wekt de schippers die niet in de gelegenheid zijn op zondag met de gemeente samen te komen op, ’s morgens met hun gezin een preek te lezen en ’s middags een huiscatechisatie te houden.
(Enschede 1945, art. 63)
Arbeid onder zeevarenden
De synode wekt de plaatselijke kerken op speciale aandacht te besteden aan haar zeevarende leden, zowel wanneer zij aan de wal zijn als tijdens de vaart.
(Groningen 1946, art. 65)