(bij art. 18 K.O.)
Wij ondergetekenden, deputaten-curatoren van de Theologische
Universiteit van de gereformeerde kerken in Nederland, beloven
hierbij, met een goed geweten voor de Here, dat wij nauwkeurig
toezicht zullen houden op de docenten van de Theologische
Universiteit.
Wij beloven in het bijzonder erop te zullen toezien dat uit hun
onderwijs alles geweerd blijft wat zou afwijken van de Heilige
Schrift of inbreuk zou maken op de leer van de drie formulieren
van eenheid — de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse
Catechismus en de Dordtse Leerregels —; en dat zij deze leer in
alle onderdelen met toewijding onderwijzen en trouw verdedigen,
zonder openlijk of anderszins, al of niet rechtstreeks, iets te
leren of te publiceren wat daarmee in strijd is.
Voorts beloven wij erop te zullen toezien dat het niveau van de
wetenschappelijke vorming tot dienaren van Gods Woord blijft
gewaarborgd. Tenslotte beloven wij dat wij, indien er enige
bedenking tegen de leer van een van de docenten bij ons zou
rijzen, deze bedenking met hem zullen bespreken en een nadere
verklaring van zijn gevoelen zullen eisen; en dat wij, indien
onze bedenking niet wordt weggenomen, deze ter kennis zullen
brengen van de kerken, in haar generale synode vergaderd.
(Groningen 1946, artt. 101, 117, bijlage 3, blz. 147; Spakenburg-Noord 1987, art. 92)