Artikel 69
Biddagen
In tijden van oorlog, algemene rampen en andere grote moeiten waarvan alle kerken de druk ervaren, zal een bededag worden uitgeschreven door de classis die daarvoor door de laatste generale synode is aangewezen.
Uitschrijving van een bededag
De synode wijst de classis Midden-Holland (voorheen ’s-Gravenhage) aan, die, indien dit nodig mocht blijken, een bededag of bidstond kan uitschrijven voor de kerken.
(Groningen 1899, art. 39;
Berkel en Rodenrijs 1996, art. 49)
De synode acht het wenselijk, dat die uitschrijving dan door de classis zelf en niet van harentwege door deputaten geschiedt en adviseert dienovereenkomstig aan de betrokken classis.
(Arnhem 1902, art. 197)
De synode besluit de classis ’s-Gravenhage te dienen met de
volgende toelichting op haar instructie betreffende art. 69
K.O.:
1. de tekst van art. 69 K.O. spreekt niet over het aantal
bededagen, vaak of minder vaak, maar over de aanleiding waarom
een bededag wordt uitgeschreven; die aanleiding kan van allerlei
aard zijn, maar voorwaarde is dat het gaat om een evidente
aangelegenheid waardoor de harten verslagen zijn en zich met
verootmoediging willen richten tot God;
2. het uitschrijven van een bededag is opgedragen aan een
classis; binnen de aangewezen classis zal over het uitschrijven
van een bededag een duidelijke overeenstemming moeten zijn; deze
duidelijke overeenstemming mag dan worden geacht een afspiegeling
te zijn van de overtuiging van de kerken gemeenschappelijk;
3. of een bededag al of niet zal worden gehouden blijft
uiteindelijk aan het inzicht van de classis toevertrouwd.
(Ommen 1993, art. 39-3)