Artikel 25
Taak van missionaire predikanten
De taak van de predikanten die geroepen zijn tot het zendingswerk, is het Woord van God te verkondigen in het hun toegewezen gebied. Zij zullen hun die tot geloof gekomen zijn, de sacramenten bedienen en hun leren onderhouden alles wat Christus zijn gemeente bevolen heeft. Ook zullen zij naar goede orde de ambten instellen.
Institute of Reformed Theological Training (IRTT)
De synode besluit:
a. over te gaan tot opheffing per 1 januari 1997 van de
Gereformeerde Missiologische Opleiding;
b. over te gaan tot oprichting per 1 januari 1997 van een
missionair Instituut voor Theologische Toerusting van De
Gereformeerde Kerken in Nederland, afgekort IRTT (Institute of
Reformed Theological Training);
c. deputaatschappen van GMO en oprichting IRTT samen te
voegen tot het college van deputaten-curatoren van het
missionaire Instituut Theologische Toerusting van de
Gereformeerde Kerken in Nederland.
Zij draagt aan elf nieuw te benoemen deputaten op het curatorium
te vormen van het IRTT;
Zij draagt deze deputaten voorts op:
a. alle werkzaamheden te verrichten die nodig zijn in
verband met de opheffing van de GMO, alsmede de overdracht van de
middelen van GMO en IRTT in oprichting (i.o.) aan het IRTT;
b. de werkzaamheden te verrichten zoals deze voorheen zowel
door GMO als IRTT i.o. werden gedaan krachten opdracht van de
Generale Synode van Ommen 1993, Acta art. 48 en 49;
c. een theoloog/missioloog tot studieleider van het IRTT te
benoemen en zo nodig over te gaan tot de aanstelling van een
organisatiedeskundige;
d. een studieraad, bestaande uit enkele deskundigen op het
gebied van missiologie, onderwijskunde, ontwikkelingskunde en
organisatiekunde, in te stellen ter ondersteuning van de
werkzaamheden van genoemde studieleider, alsmede ter advisering
van deputaten, o.a. met het oog op de verdere vormgeving van de
organisatiestructuur;
e. voorstellen te concipiëren met betrekking tot aanpassing
van het Reglement voor de GMO, en de instructies van
deputaten-curatoren, van de studieleider van het IRTT, en van de
administrateur/penningmeester, alsmede met betrekking tot andere
instructies en noodzakelijke regelingen;
f. zich nader te bezinnen op de doelstelling van het
IRTT;
g. te zoeken naar mogelijkheden om in het buitenland
kortlopende cursussen aan personen of groepen te (doen) geven,
gericht op hulp aan buitenlandse kerken bij kerkelijke
opbouw;
h. cursussen in Nederland aan te bieden, gericht op
doelgroepen van kwalitatief verschillend niveau;
i. attent te blijven op projecten van plaatselijke kerken,
die gericht zijn op missionaire hulpverlening ten behoeve van
buitenlandse kerken of (groepen) christenen in binnen- en
buitenland;
j. in overleg te treden met de zendende kerken, deputaten
BBK en met organisaties als Stevaj, Fundament en LVEA, met het
oog op eenheid in beleid ten aanzien van missionaire
hulpverlening aan kerken en/of kerkengroepen door het (doen)
geven van kortlopende cursussen in binnen- en buitenland;
k. deel te nemen in het overleg van verschillende
gereformeerde instellingen om te komen tot facilitaire
samenwerking;
l. de bij GMO en IRTT i.o. aanwezige geldmiddelen aan te
wenden voor het vormen van een gemeenschappelijke kas;
m. zich te bezinnen op concrete voorlichting aan de kerken;
zij machtigt deputaten van de kerken een quotum van maximaal
f 3,— per ziel per jaar te vragen, ingaande 1 januari
1997, en draagt hen op om te zien naar andere fondsen en de
mogelijkheden te onderzoeken tot besparing van kosten;
zij draagt verder op zich te bezinnen op het
honoreringsbeleid;
de controle van de boeken en de administratie te doen
plaatsvinden door de financiële commissie van de generale
synode;
en hun rapport omtrent hun arbeid drie maanden voor de
eerstkomende generale synode toe te zenden aan de kerken.
(Berkel en Rodenrijs 1996, art. 68)
Raamplan voor de theologische vakken
(zonder literatuuropgave)
1. Doel
Voor hen, die door gereformeerde kerken in Nederland worden
uitgezonden, is na de theologische opleiding aan de Theologische
Universiteit te Kampen (of elders) een aanvullende theologische
opleiding, die betrekking heeft op het gebied van de missiologie,
gewenst en nodig. De theologische vakken, die in het kader van
een gereformeerde missiologische worden onderwezen, hebben ten
doel, dat gereformeerde zendelingen hun missionaire dienst in het
hun toegewezen gebied op verantwoorde en deskundige wijze kunnen
vervullen.
2. Inhoud
Het pakket van de missiologische vakken bevat:
2. 1. Volgende onderdelen:
a. theorie van de zendingsarbeid
b. geschiedenis van de zendingsarbeid
c. Godsdienstwetenschap/elenctiek
2. 2. schrijven van een scriptie over een onderwerp,
dat zo mogelijk gericht is op de
arbeid in het toegewezen gebied; dit onderwerp wordt per student
in overleg met de docenten vastgesteld.
3. Indeling
Bij de sub. 2.1. genoemde vakken valt te onderscheiden
tussen:
3. 1. een algemeen deel, dat aandacht geeft aan de
rondvragen, die in het desbetreffende onderdeel aan de orde komen
en
3. 2. een specifiek deel, dat in het bijzonder gericht
is op het toegewezen gebied.
4. Vereisten
Voor hen, die in het kader van hun theologische studie
missiologie noch als hoofdvak noch als bijvak hebben gekozen, zal
bij de aanvullende opleiding kennis van en inzicht in zowel de
stof van het algemene deel als in die van het specifieke deel als
eis worden gesteld.
Zij die wel missiologie als hoofdvak of bijvak hebben gestudeerd
zullen zich primair richten op de vereisten van het specifieke
deel.
5. Literatuur
De lijst met verplichte literatuur bij elk onderdeel bevat de
titels van boeken, waaruit door de docenten al naar gelang van
gebied en aard van het opgedragen werk een keuze voor de
examenstof van de student zal worden gemaakt.
Deze lijst kan door de docenten worden gewijzigd/aangevuld met
recent verschenen literatuur, die relevant is voor de
desbetreffende onderdelen. De lijst met aanbevolen literatuur kan
gebruikt worden voor nadere oriëntatie over het desbetreffende
onderdeel.
6. Aansluiting bij theologische studie
De aanvullende studie sluit aan bij de studieopzet van de
missiologische vakken aan de Theologische Universiteit te Kampen.
Ook daar vindt de studie in genoemde vakken plaats naar de in
sub. 2.1. vermelde indeling. In het kader van de doctorale studie
dient een tentamen missiologie te worden afgelegd: daarvoor wordt
vereist kennis van een onderdeel theorie van de zending en van de
geschiedenis van de zending; ook dient een tentamen
godsdienstwetenschappen/elenctiek te worden afgelegd waarvoor
kennis van de inleidingsvragen en verder in het bijzonder van de
Islam vereist wordt.
Wie missiologie als hoofdvak-doctoraal heeft gestudeerd, mag
geacht worden de hoofdzaken van het algemene deel - zie sub. 3.1.
- te kennen, wie missiologie als bijvak doctoraal heeft
gestudeerd, mag geacht worden de hoofdzaken van het algemene deel
te beheersen, en zal op enkele onderdelen daarvan aanvullende
stof dienen te bestuderen.
7. Nadere opgave van de te bestuderen stof
I. Theorie van de zendingsarbeid
1. Algemeen
1. 1. plaats en taak van missiologie
1. 2. bijbelse grondlijnen m.h.o. op principiële
fundering van de zending: definitie van zending.
1. 3. benadering en methode, o.a.:
— comprehensive approach
— dialoog (communicatie, aanknopingspunt)
— thetische of confronterende prediking
— middelen en wegen.
1. 4. motieven en doel, o.a.:
— drievoudig doel (Voetius)
— three selves
— contextualisatie (accommodatie e.a.)
— verhouding „oude” en „jonge” kerken.
2. Specifiek
zendingstheoretische vragen, die in het toegewezen gebied een
beheersende rol spelen.
II. Geschiedenis van de zendingsarbeid
1. Algemeen
1. 1. plaats, taak en indeling zendingsgeschiedenis
1. 2. overzicht in hoofdlijnen van de geschiedenis van
de zendingsarbeid in de loop der eeuwen.
1. 3. overzicht in hoofdlijnen van de geschiedenis van
de „oecumenische beweging”, in het bijzonder voorzover die in
verband staat met de zending.
2. Specifiek
de geschiedenis van de zendingsarbeid in het toegewezen gebied.
III/IV. Godsdienstwetenschap/elenctiek
1. Algemeen
1. 1. inleidingsvragen: verhouding
godsdienstwetenschap/elenctiek, plaats, taak, indeling en
definitieve elenctiek.
1. 2. overzicht en beeld van de diverse pseudo-religies
in de wereld van nu; tevens van de ideologieën, die een
pseudo-religieus karakter dragen.
1. 3. hoofdlijnen van de elenctiek met het oog op de
elenctische beoordeling van de pseudo-religies en ideologieën.
2. Specifiek
2. 1. Elenctische beoordeling van de pseudo-religies in
het toegewezen gebied
2. 2. Elenctische beoordeling van de ideologieën in het
toegewezen gebied.
(Heem 1984/5, art. 75-1;
bijlage 1 bij bijlage A5)
Raamplan voor de niet-theologische vakken
(zonder literatuuropgave)
Inleiding
Zij die uitgezonden worden hebben door opvoeding, scholing,
werkervaring, etc. allerlei kennis, vaardigheden en houdingen
ontwikkeld. Deze zijn vooral gericht op de Nederlandse
situatie.
Voor de situatie buiten Nederland zal deze ontwikkeling slechts
ten dele voldoen.
De niet-theologische vakken, die in het kader van een
gereformeerde missiologische opleiding worden onderwezen, zijn
gericht op het meer toerusten voor de nieuwe situatie. Dit zal
inhouden een heroriëntatie op bestaande en een aanleren van
nieuwe kennis, vaardigheden en houdingen. Een en ander geldt voor
het uitoefenen van de taak en daarbij ook voor het functioneren
in de „privé-sfeer” van de uitgezondenen.
De zin van de niet-theologische vakken kan in het algemeen worden
omschreven als:
het aanleren van kennis, vaardigheden en houdingen zodanig, dat
werken en wonen in niet-westerse gebieden mogelijk is.
Meer concreet uitgedrukt:
1) het zich kunnen gaan thuis voelen in het nieuwe
leefklimaat;
2) het ingang vinden bij de plaatselijke bevolking;
3) het onderkennen van de problemen die zich kunnen
voordoen;
4) het optimaal onderhouden van communicatie met de zendende
instantie.
In de hieronder genoemde vakken zullen steeds algemene en
specifieke aspecten te onderscheiden zijn.
specifiek: die vakken, vak onderdelen, die gericht zijn op de
situatie in een bepaald land of gebied;
algemeen: die vakken, vak onderdelen, die voor alle uitgezondenen
van belang zijn.
I. Specifiek
a. Geografie en geschiedenis van het land
1. - kennis van het land, van zijn bevolking en van de
relatie hiertussen;
- fysische geografie, o.a. topografie, bodemschatten;
- klimaat, weersgesteldheid, regenval.
2. sociale geografie, o.a. bevolkingssamenstelling en
-opbouw; middelen van bestaan (handel en industrie, landbouw en
visserij); organisatie van het onderwijs; organisatie van de
gezondheidszorg; urbanisatiegraad.
3. geschiedenis, onder andere gericht op kennis van de
achtergronden van met name de politieke en religieuze situatie
van vandaag; voorts m.b.t. de rol die het land in de wereld
speelt: politiek, sociaal-economisch, als handelspartner; de
politieke verhoudingen in het land.
b. Taalstudie
- een gedegen kennis van de landstaal is van belang om kontakten
te kunnen leggen en zich thuis te voelen.
N.B. De verzorging van de taalstudie is niet de eerste
verantwoording van de G.M.O.
(conform het rapport "Gereformeerde Missiologische Opleiding" §
3.1.4.2.1.).
II. Algemeen
a. Culturele antropologie
- doel:
kennis van en inzicht in niet-westerse samenlevingen; kennis van
verschillende stromingen in de culturele antropologie en van hun
houding t.o.v. de zending; inzicht in het effect van „de
boodschap” in de denk- en leefwereld van de ontvanger; inzicht in
de invloeden van de niet-westerse cultuur op „de
boodschapper”/zendings(mede)werker.
- leerstofonderdelen:
verschillende opvattingen in de culturele antropologie over
religie en de relatie tot de natuur; cultuur en persoonlijkheid;
sociale organisatie, familie en verwantschap;
rechtsvormen, politieke organisatie; het kind in de samenleving;
culturele verandering, acculturatie; bijbelse antropologie.
b. Ontwikkelingseconomie
- doel:
kennis van en inzicht in de ontwikkelingssituatie van landen en
hun mogelijkheden voor verdere ontwikkeling.
- leerstofonderdelen:
de economische situatie in ontwikkelingslanden; wederzijdse
beïnvloeding van ontwikkelings- en ontwikkelde landen;
geldeconomie; enkele ontwikkelingsmodellen; verschil in sociale
en economische status van mensen; verband tussen ecotype en wijze
van landbouw.
c. Voorlichtingskunde
- doel:
kennis van en kunnen hanteren van overdrachtstechnieken; in staat
zijn om met groepen te werken.
- leerstofonderdelen:
overdrachtstechnieken; directe en indirecte voorlichting;
overeenkomst en verschil van zending en voorlichting;
achtergronden van veel gebruikte voorlichtingsmethodieken in
ontwikkelingslanden; community development.
d. Huishoudkunde en gezondheidsleer
- doel:
kennis van en inzicht in een verantwoorde huishoudvoering en
gezond gedrag in niet westerse situaties; leren zich te behelpen
met andere (voedings)middelen en onder andere omstandigheden;
door de dagelijkse levenswijze in staat zijn om zelf voorlichtend
bezig te zijn.
- leerstofonderdelen:
hygiëne; veel voorkomende ziekten; voedingsleer; tropische
gewassen; productie van tropische voedingsgewassen; ongedierte en
de bestrijding daarvan; aangepaste technologie.
e. Rapportage
- doel:
het systematisch kunnen rapporteren van gegevens, ervaringen en
eigen werkzaamheden, aan deskundigen en belangstellenden.
- leerstofonderdelen:
oefeningen in verslaggeving en rapportage voor verschillende
doelgroepen.
- middelen:
1. syllabus;
2. practica en opdrachten.
- inrichting:
het verdient aanbeveling om de algemene notities in het begin van
de cursus aan te dragen.
Daarna opdrachten gedurende het vervolg, met aan het eind enkele
bijeenkomsten ter evaluatie.
f. Boekhouding en administratie
- doel:
een eenvoudige boekhouding en administratie kunnen voeren en
daarvan naar behoren kunnen rapporteren.
middelen:
als bij e: Rapportage
- inrichting:
als bij e: Rapportage.
g. Fotografie en filmtechniek
- doel:
in staat zijn om met behulp van beelden aan belangstellenden
inzicht te verschaffen in de verrichte werkzaamheden.
- leerstofonderdelen:
fotograferen en filmen.
- middelen:
practica en opdrachten.
- inrichting:
als bij e: Rapportage.
N.B. Hoewel eigenlijk een onderdeel van de rapportage zijn
fotografie en filmtechniek vanwege de specifieke deskundigheid
apart genomen.
Opmerking:
In de uitvoering van de algemene vakken zal in de vorm van
gerichte opdrachten worden ingegaan op de specifieke situaties
van de verschillende uitgezondenen.
(Heem 1984/5, art. 75-1;
bijlage 2 bij bijlage A5)
Regelingen voor het classicaal zendingsexamen
A. het kerkelijk zendingsexamen zal geschieden door de classis
waaronder de betrokken zendende kerk ressorteert: zij kan zich
daarbij laten bijstaan door docenten van de
zendingsopleiding;
B. de classis zal, voordat het examen begint, onderzoeken of de
volgende stukken aanwezig zijn:
a. voor een predikant:
een verklaring van de kerkenraad van de zendende kerk dat hetgeen
in de art. 6 en 7 van de K.O. vereist wordt, heeft
plaatsgevonden;
b. voor een kandidaat:
een verklaring van de kerkenraad van de zendende kerk dat hetgeen
in art. 5 van de K.O. vereist wordt, heeft plaatsgevonden;
c. een door de voorzitter en de secretaris van het
curatorium getekende verklaring namens de Gereformeerde
Missiologische Opleiding, dat met voldoende resultaat de vereiste
tentamina in de theologische en de niet-theologische vakken zijn
afgelegd en dat er ook wat de taalstudie betreft geen
verhindering bestaat het examen doorgang te laten vinden;
C. het examen dat tenminste anderhalf uur duurt, zal worden
afgenomen in de volgende vakken:
a. theorie van de zendingsarbeid met aandacht voor bijbelse
en confessionele grondlijnen;
b. algemene geschiedenis van de zendingsarbeid met aandacht
voor de oecumenische beweging;
c. godsdienstwetenschap/elenctiek;
d. kennis van het toegewezen gebied voorzover het een
verbijzondering van de onder a, b en c genoemde vakken
betreft;
D. bij gunstig verloop van het examen zal de classis een acte in
tweevoud aan de geëxamineerde verstrekken.
(Arnhem 1981, art. 104, 107;
Heem 1984/5, art. 75-2)
Vereiste stukken bij het kerkelijk zendingsexamen
Alvorens tot het afnemen van het kerkelijk zendingsexamen over te
gaan, dient de classis zich te overtuigen dat de volgende stukken
aanwezig zijn:
1. een door de voorzitter en de secretaris van het college
van deputaten-curatoren van de Gereformeerde Missiologische
Opleiding ondertekende verklaring, dat de examinandus de vereiste
tentamens met goed gevolg heeft afgelegd en dat er ook wat de
taalstudie betreft
geen verhindering bestaat, dat het examen doorgang
vindt;
2. een verklaring van de kerkenraad van de desbetreffende
zendende kerk, dat hij nog steeds voornemens is de examinandus
als missionair dienaar van het Woord uit te zenden;
3. een goed getuigenis inzake leer en leven van de
examinandus van de kerk(en) van welke hij gedurende het laatste
half jaar lid was.
(Spakenburg-Noord 1987, art. 84)
Regeling van de positie van degenen die tot de missionaire dienst worden geroepen
A. Zowel hij die reeds predikant is, als hij die nog niet eerder
het ambt van predikant bekleed heeft, zal wanneer hij tot de
missionaire dienst geroepen wordt, met het formulier voor de
bevestiging van missionaire dienaren des Woords aan de zendende
kerk verbonden worden volgens de regels die in de artikelen 5 en
6 van de kerkorde zijn overeengekomen.
B. De kerkenraad van de zendende kerk ziet erop toe, dat de zo
bevestigde predikant zich zo spoedig als mogelijk is, zal
onderwerpen aan het kerkelijk zendingsexamen, zoals dat door de
generale synode van Arnhem 1981 is vastgesteld.
C. De kerkenraad van de zendende kerk zal de betrokken predikant
alleen dan uitzenden, wanneer deze het classicale zendingsexamen
met gunstig gevolg heeft afgelegd.
(Arnhem 1981, art. 104, 107;
Heem 1984/5, art. 74, 75)
Reglement voor de Gereformeerde Missiologische Opleiding van de gereformeerde kerken in Nederland
Zie: Bijlage 27
Instructie voor deputaten-curatoren van de Gereformeerde Missiologische Opleiding van de gereformeerde kerken in Nederland
Zie: Bijlage 28
Ondertekeningsformulier voor deputaten-curatoren van de Gereformeerde Missiologische Opleiding van de gereformeerde kerken
Zie: Bijlage 29
Instructie voor de penningmeester van de Gereformeerde Missiologische Opleiding van de gereformeerde kerken in Nederland
Zie: Bijlage 30
Instructie voor de studiebegeleider van de Gereformeerde Missiologische Opleiding van de gereformeerde kerken in Nederland
Zie: Bijlage 31
Instructie voor de docent algemene theologische vakken van de Gereformeerde Missiologische Opleiding van de gereformeerde kerken in Nederland
Zie: Bijlage 32
Ondertekeningsformulier voor de studiebegeleider en de docent algemene theologische vakken van de Gereformeerde Missiologische Opleiding
Zie: Bijlage 33