Artikel 73
Onderling toezicht
Wanneer iemand afwijkt van de zuivere leer of in zijn leven zich misdraagt, en dit een geheime zaak is die geen openbare aanstoot geeft, zal de regel worden nageleefd die Christus duidelijk voorschrijft in Mattheüs 18.
Lidmaatschap van onderscheiden organisaties
N.C.S.V.
De synode verklaart, dat, bij alle waardering van het goede, door
de N.C.S.V. bedoeld en gewerkt , voor gereformeerde studenten aan
het lidmaatschap van de N.C.S.V. grote bezwaren verbonden
zijn;
zij besluit er bij allen, die geroepen zijn aan onze
gereformeerde studenten leiding te geven, op aan te dringen, dat
zij de studenten deze bezwaren onder het oog te brengen, en hun
dit lidmaatschap ten zeerste ontraden.
(Leeuwarden 1920, art. 81)
Organisaties op de grondslag van de klassenstrijd
De synode spreekt uit:
1. dat het niet tot de taak van de kerk behoort een
uitgewerkt systeem te geven, dat het maatschappelijk leven zou
moeten volgen, doch dat de kerk hier slechts de zedelijke
beginselen heeft te prediken, die duidelijk door het Woord van
God worden geleerd;
2. dat voor een lid van de Gereformeerde Kerk geen plaats
is in een organisatie, die zich stelt op de grondslag van de
klassenstrijd;
3. dat de kerkenraden de roeping hebben om inzonderheid bij
huisbezoek en catechisatie de leden van de kerk te vermanen, zich
te voegen bij organisaties die staan op christelijke grondslag
tenzij dan dat er bijzondere redenen zijn, waardoor zulk een
aansluiting onmogelijk of niet wenselijk zou zijn.
(Leeuwarden 1920, art. 122)
Revolutionaire denkbeelden tot verandering van de huidige maatschappelijke orde en staatsvorm (Nationaal Socialistische Beweging; Christelijke Democratische Unie)
De synode erkent, dat we in een tijd van buitengewone verwarring
leven, ook in het sociale en politieke leven, waarin allerlei
revolutionaire denkbeelden opkomen, ook tot verandering van de
huidige maatschappelijke orde en tot instelling van een andere
staatsvorm; en dat in zulk een tijd ook terecht van de zijde van
de synode een woord van waarschuwing en bestiering van het leven
wordt verwacht.
Gehoord het rapport van de desbetreffende rapporterende
commissie, besluit zij:
1. haar instemming te betuigen met de inhoud van dit rapport,
opdat het als leidraad bij eventuele kerkelijke behandeling zal
kunnen dienen;
2. onder verwijzing naar de inhoud van dit rapport uit te
spreken, dat er naar het oordeel van de synode geen plaats is
voor leden van onze gereformeerde kerken in organisaties, die van
de in het rapport genoemde onschriftuurlijke dwalingen uitgaan,
als daar zijn: het 'Leidersbeginsel', de nationalistische
totalitaire machtsstaat, en de antimilitaristische verwerping van
de oorlog in elke vorm en
3. vermaant derhalve de leden van de kerken terwille van de Here
en zijn Woord zich van zulke organisaties ver te houden; en de
kerkenraden en andere kerkelijke vergaderingen daarop toe te
zien, om daarvan terug te houden of af te brengen met de macht,
die hun als opzieners van de kerk van Christus, als haar Koning,
gegeven is.
Voorts wijst de synode nog op de volgende regels voor de oefening
van vermaan en tucht:
1. zorg te dragen, dat in de dienst van het Woord de boven als
strijdig met Schrift en belijdenis afgewezen beginselen als
zodanig worden aangewezen, onder vooropstelling van de ten
aanzien daarvan in Schrift en belijdenis zelf geopenbaarde en
door de gelovigen aanvaarde beginselen, en vermaand wordt tot
geloof en bekering en ernstig zelfonderzoek ten aanzien van de
vraag, of de leden van de kerk wel waarlijk Christus hun Koning
zijn eer geven en helpen geven, of zij wel waarlijk voor wat hun
plaats in het nationale en wereldleven betreft naar alle geboden
van God willen en alles, wat daartegen strijdt met gebed en met
woord en daad haten, mijden en vlieden, daarin hun dagelijkse
bekering bewijzende;
2. bovengemelde uitspraak van de synode ter kennis van de leden
van de kerken te brengen op de wijze, die elke kerkenraad het
meest profijtelijk dunkt;
3. in alle aan de plaatselijke kerkenraad bekende gevallen
doopleden en belijdende leden, die bij organisaties, als in het
rapport zijn besproken, aangesloten zijn, ten ernstigste te
blijven vermanen om dit lidmaatschap om Christus' wil te
beëindigen en
4. indien zij aan de vermaning zich niet storen, de afhouding van
het heilig avondmaal te doen geschieden, onder inachtneming van
de volgende algemene regelen:
a. elk voorkomend geval wordt op zichzelf bezien;
b. met name wordt er op gelet, of de bedoelde kerkleden in woord
en daad propaganda voeren voor bedoelde organisaties, ja dan
neen;
c. in het eerste geval kan wegens gegeven ergernis de
'eenvoudige' afhouding van het avondmaal in afwachting van
eventueel noodzakelijk blijkende verdere tuchtoefening spoedig
geschieden; in het tweede geval wordt zo lang mogelijk geduld
geoefend; waarbij nauwkeurig moet worden toegezien, hoe de
betrokkene zich overigens in leer en leven gedraagt;
d. in alle gevallen wordt, voor de eigenlijke tuchtoefening
begint, onderzocht of de bedoelde leden de betekenis van hun
lidmaatschap van genoemde organisaties doorzien en
e. bij verwerping van de voortgezette vermaning wordt wegens het
hardnekkig verwerpen van de vermaning van de kerkenraad en wegens
het alsdan gebleken voeren van onchristelijke leer of leven
censuur toegepast, wederom onder oefening van grote
lankmoedigheid met name wat het tempo van de openbare vermaningen
betreft; evenwel met dien verstande dat: A. kinderen van
niet-geëxcommuniceerde ouders niet uitgesloten van de heilige
doop, mits voldoende waarborg voor de christelijke opvoeding
wordt geboden en B: bij de huwelijksbevestiging naar de in het
kerkelijke leven geldende regelen wordt gehandeld.
(Amsterdam 1936, art. 272)
Tuchtoefening op leden van de C(hristelijke) D(emocratische) U(nie) en van de N(ationaal) S(ocialistische) B(eweging)
De synode spreekt uit:
1. dat naar de bedoeling van de synode van 1936 de eigenlijke
grond van de kerkelijke behandeling is gelegen in het aanhangen
en voorstaan of propageren van die beginselen van de C.D.U., die
met Schrift en belijdenis in strijd zijn;
2. dat dit aanhangen en voorstaan of propageren zich kan
openbaren in het lidmaatschap van het C.D.U., maar uiteraard ook
wel op andere wijze, waarbij elk geval op zichzelf moet worden
beoordeeld;
3. dat de afhouding van het heilig avondmaal niet in alle
gevallen behoeft te leiden tot excommunicatie.
(Sneek 1939, art. 310; vlg. art. 470)
Independent Order of Odd -Fellows
De synode is van oordeel, dat, wanneer leden van de kerk zich aangesloten hebben bij de I.O.O.F. en, ondanks alle vermaningen van de kerkenraad, zich daarvan niet losmaken, de kerkenraad bedoelde leden bij de voortduur ten ernstigste moet blijven vermanen, om de gemeenschap met genoemde orde te verbreken. De kerkenraad heeft bij volharding in hun kwaad op hen de kerkelijke censuur toe te passen.
(Utrecht 1923. Art. 143)
Drankmisbruik
De synode wijst de kerkenraden op de dringende noodzakelijkheid, om met naarstigheid en kracht aan te houden in het waken en getuigen tegen de toenemende dronkenschap en tegen alle misbruik van bedwelmende dranken.
(Middelburg 1896, art. 170)
Wie zich nagenoeg aan alle samenkomsten van de plaatselijke kerk onttrekken
De synode heeft kennis genomen van de vraag van een kerkenraad
inzake toepassing van de kerkelijke censuur op gemeenteleden, die
zich nagenoeg aan alle samenkomsten van de gemeente onttrekken en
regelmatig in een naburige gereformeerde kerk gaan kerken,
bewerende dáár meer zegen onder de prediking te genieten.
Zij is van oordeel, dat het hier inderdaad handelingen betreft
die met het oog op het gebod van de Here nopens de orde in zijn
kerk en in verband met de onjuiste beweegreden, die er aan ten
grondslag ligt, vanwege de kerkenraad ernstig dienen te worden
tegengegaan.
Zij spreekt uit:
1. dat de vraag van de tuchtoefening voor elk geval afzonderlijk
moet worden beoordeeld;
2. dat doorgaans ten opzichte van zodanige leden met ernstig en
aanhoudend broederlijk vermaan zal kunnen worden verstaan en
3. dat, indien de kerkenraad in bepaalde gevallen wegens
voortdurende verwerping van deze vermaning verdere tuchtoefening
nodig acht, het toch vanwege het eigenaardig karakter van het
kwaad niet gewenst is daartoe over te gaan dan na advies van de
classis of van de kerkvisitatoren te hebben ingewonnen.
(Sneek 1939, art. 289)