Artikel 47
Relatie met buitenlandse kerken
Over de relatie met kerken in het buitenland beslist de generale
synode.
Met kerken van gereformeerde belijdenis in het buitenland zal,
zoveel mogelijk, kerkelijke gemeenschap geoefend worden.
Op ondergeschikte punten van kerkorde en kerkelijke praktijk
zullen buitenlandse kerken niet veroordeeld worden.
Roeping tot internationale kerkelijke gemeenschap
a. Naar het Woord van God (Joh. 17:11, 17, 20, 21; Ef.
3:14-4:16; 2 Tim. 3:15, 16) en de daarop gegronde belijdenis
(Heidelbergse Catechismus Zondag 21 en N.G.B. art. 27-29) is de
kerk van Christus wel verspreid en verstrooid door de gehele
wereld, maar toch tezamen gevoegd en verenigd in eenzelfde Geest,
en in enigheid van het ware geloof, door het bewaren van de ware
leer en dienst en tucht naar de ordeningen van Jezus Christus als
haar enig Hoofd.
b. Naar het Woord van God en de belijdenis is het de roeping
van de ware gelovigen en van de kerken in elke plaats en elk land
te staan naar kerkelijke gemeenschap met allen, die met hen
eenzelfde geloof belijden en handhaven in prediking en dienst,
kerkregering en tucht, en wel in eenheid van kerkelijk samenleven
in elke plaats en land en, waar dit door geografische afstanden,
taalbarrières of andere oorzaken niet mogelijk is, door
kerkelijke correspondentie als oefening van kerkelijke
gemeenschap.
c. Het is tevens de roeping van de ware gelovigen en kerken
met ijver en goede voorzichtigheid uit het Woord van God te
onderscheiden wat de ware kerk is, om met die ware kerk
gemeenschap te oefenen en kerkelijke gemeenschap af te wijzen met
kerken die openlijk van de leer en de ordeningen van her Woord
van God afwijken, of die zich schismatiek hebben afgescheiden van
de ware kerk.
d. Bij het vervullen van deze roeping zal er rekening mee
gehouden moeten worden, dat de Here Christus zijn kerk
vergadert onder verschillende volken en ook met zijn kerk onder
die volken een weg van eigen historie van verdrukking en strijd
tegen dwaling en reformatie is gegaan en nóg gaat.
Hierdoor kunnen tussen de kerken ook verschillen aanwijsbaar zijn
in de wijze waarop zij de waarheid van God belijden en voorts in
de uiterlijke inrichting en liturgische gebruiken en afspraken
van kerkregering, terwijl ze toch samenstemmen in het belijden
van het Woord van God en het handhaven van de ware leer en de
bediening van de sacramenten en niet willen afwijken van wat
Jezus Christus als het enige Hoofd heeft verordend (vgl. art. 32
N.G.B, en art. 86 K.O.).
e. In contact met kerken in het buitenland, die relaties
hebben met andere kerken of kerkengroepen, met wie de
gereformeerde kerken in Nederland geen kerkelijke correspondentie
of gemeenschap hebben, dient voor de vraag van het aangaan van
kerkelijke gemeenschap, zowel het onder c. als onder d. genoemde
in rekening gebracht te worden.
(Groningen-Zuid 1978, art. 139)
Regels voor het aangaan en onderhouden van zusterkerk-relaties met kerken in het buitenland
1. Inhoud van de zusterkerkrelatie
Een zusterkerkrelatie met buitenlandse kerken houdt in het
naar gereformeerd belijden erkennen van elkaar als ware kerken
van de Here Jezus Christus en het dienovereenkomstig oefenen van
kerkelijke gemeenschap.
2. Het aangaan van zusterkerkrelaties
De gereformeerde kerken in Nederland zullen eerst een
zusterkerkrelatie met een buitenlandse kerk aangaan nadat zij
zich, met name door middel van deputaten, ervan vergewist hebben,
dat deze kerken de gereformeerde belijdenis van het Woord van God
niet slechts officieel hebben aanvaard, maar ook metterdaad tot
gelding doen komen in haar kerkelijke praktijk van leer,
eredienst, kerkregering en tucht. Daarbij zal er rekening mee
moeten worden gehouden,
2.1 dat de Here Christus zijn kerk onder verschillende
volken, die elk door hun bijzondere geografische ligging,
historie en cultuur zijn bepaald, vergadert, zodat buitenlandse
kerken om verschillen op ondergeschikte punten inzake wijze van
belijden, liturgie, kerkorde en praktijk niet veroordeeld zullen
worden;
2.2 dat wanneer er sprake is van relaties met derden,
zorgvuldig dient te worden nagegaan, wat deze relaties voor de
desbetreffende kerk betekenen om zo de waarde, de zin en
eventueel de wijze van aangaan en/of oefening van een
zusterkerkrelatie te beoordelen;
2.3 dat er in bepaalde landen meer dan één verband van
kerken kan bestaan dat erkend dient te worden als verband van
ware kerken van onze Here Jezus Christus. Daarom kan de
mogelijkheid van een relatie met meer dan één verband van kerken
in hetzelfde land niet altijd zonder meer uitgesloten worden. In
een dergelijke situatie van 'dubbele correspondentie' zal vanwege
Christus' gebod tot eenheid niet worden berust, maar zij zal
onderwerp van gesprek dienen te blijven.
3. Regels voor het beoefenen van zusterkerkrelaties
Indien een zusterkerkrelatie met een kerk in het buitenland is
aangegaan, zal deze geoefend worden aan de hand van enige regels,
die dienen om als gereformeerde kerken samen bij de belijdenis
van Gods Woord te blijven en elkaar te helpen, te bemoedigen en
op te scherpen in het in woord en daad getuigen zijn van de Here
Jezus Christus in deze wereld. Daarvoor zullen van Nederlandse
zijde de volgende regels gelden:
1. De kerken zullen elkaar zo veel mogelijk bijstaan in de
handhaving, verdediging en bevordering van de gereformeerde
belijdenis naar de Schriften in leer, kerkregering, tucht en
eredienst.
2. De kerken zullen elkaar informeren over de besluiten van
de meeste vergaderingen, indien mogelijk door toezending van de
Acta ervan of anders tenminste door toezending van de voor de
desbetreffende kerk relevante besluiten (waar mogelijk in
vertaling).
3. De kerken zullen elkaar informeren met betrekking tot het
aangaan van zusterkerkrelaties met derden.
4. De kerken zullen elkaars attestaties aanvaarden; zij
zullen ook de leden van de desbetreffende kerken toelaten tot de
sacramenten op vertoon van een genoegzaam kerkelijk attest.
5. De kerken stellen in principe de kansels voor elkaars
predikanten open met inachtneming van de bepalingen, voor het
eigen kerkverband aanvaard.
Er zal naar worden gestreefd in de beoefening van de relatie ook
de volgende regels te doen gelden:
6. In geval van wijzigingen van of aanvullingen op de
belijdenis, kerkorde of liturgische formulieren die inhoudelijk
van confessionele aard zijn, zal op het voornemen hiertoe bij de
zusterkerken bijzondere aandacht worden gevestigd, zodat zo veel
mogelijk overleg voor de definitieve besluitvorming kan
plaats-vinden.
7. De kerken zullen elkaars afgevaardigden op haar meeste
vergaderingen ontvangen en hen uitnodigen zitting te nemen als
adviseurs, zoveel dit mogelijk is.
(’s-Gravenhage 1914, art. 153; Groningen 1927, art. 220;
Berkel en Rodenrijs 1952, art. 56, overw. 3;
Groningen-Zuid 1978, art. 139; Arnhem 1981, art. 143;
Leeuwarden 1990, art. 93; Ommen 1993, art. 68)
De synode spreekt uit dat, indien een buitenlandse kerk eigen regels voor kerkelijke relaties heeft, dit het aangaan en beoefenen van een zusterkerk-relatie niet in de weg hoeft te staan, indien er geen tegenstrijdigheid is tussen de regels van de buitenlandse kerk en die van de Gereformeerde Kerken in Nederland.
Gronden:
1. deputaten hebben aangetoond, dat indien de oude regel 1
gehandhaafd blijft dit voor steeds terugkerende moeite zal
zorgen; dat is met name gebleken na het aanbod van een
zusterkerkrelatie aan de Free Church of Scotland; ook andere
kerken met een presbyteriaanse achtergrond hebben moeite met ‘de
eerste regel van Leeuwarden’; trouwe kerken van de Here Jezus
Christus herkennen elkaar, maar staan niet argwanend tegenover
elkaar;
2. de positieve formulering elkaar bijstaan impliceert niet
alleen het op elkaar toezien, maar vooral ook de wederzijdse
verantwoordelijkheid;
3. voor de Canadese kerken, die een soortgelijke regel 1
hadden, was de onder grond 1 genoemde moeite aanleiding haar
regels te wijzigen; de Free Church of Scotland heeft inmiddels
positief hierop gereageerd;
4. de oude regel 3 heeft misverstand gewekt; het is nooit de
bedoeling geweest dat élke relatie (van welke aard ook) zou
worden gemeld;
5. bij overlegging van attestaties gaat het om toelating tot
lid van een kerk. maar de toelating tot de sacramenten kan ook op
grond van een attest als genoegzame verklaring van de kerkenraad
van de betrokkene;
6. bij het karakter van een zusterkerkrelatie past niet het
eenzijdig opleggen van regels voor het beoefenen van die relatie;
zelfs de schijn dat dat de bedoeling is moet worden vermeden;
bovendien moet de historische ontwikkeling van zusterkerken
worden gerespecteerd die op punten andere gebruiken kennen dan
wij (art. 47 KO).
(Ommen 1993, art. 68-2)