(bij art. 65 K.O.)
De taak van de DSH-predikant omvat de volgende elementen:
1. hij bekwaamt zich in de communicatieve vaardigheid met het oog
op de pastorale verzorging van doven en slechthorenden door het
volgen van een studie voor doventolk of van een gelijkwaardige
opleiding, desgewenst met uitzondering van die studieonderdelen
die niet direct van toepassing zijn op de pastorale
zorgverlening; hij houdt zich op de hoogte van de ontwikkelingen
op het gebied van de dovenproblematiek en van de dovenzorg;
2. omdat de ambtelijke zorg voor dove en slechthorende
gemeenteleden is toevertrouwd aan plaatselijke kerkeraden, zal
hij slechts op verzoek van de desbetreffende kerkeraden of met
hun goedvinden zijn pastorale taak verrichten; zijn werk is
gericht op de integratie van DSH-gemeenteleden in de plaatselijke
gemeente waartoe zij behoren;
a. hij gaat voor in dovendiensten en in aangepaste kerkdiensten,
zo mogelijk twee keer per zondag en verder op christelijke feest-
en bededagen, eventueel met inbegrip van bediening der
sacramenten; ook instrueert, begeleidt of assisteert hij,
voorzover hen mogelijk is, anderen die in zulke diensten
voorgaan;
b. hij geeft in overleg met deputaten catechetisch onderwijs aan
DSH-jongeren en/of studenten en instructie of begeleiding aan
anderen die dat onderwijs geven;
c. hij leidt, voorzover het hem mogelijk is, trouwdiensten en
begrafenissen waarbij DSH-personen nauw betrokken zijn;
d. hij legt pastorale bezoeken af bij DSH-gemeenteleden, al naar
gelang de ernst van hun handicap; eventueel begeleidt hij anderen
die dergelijke bezoeken afleggen; zo nodig onderhoudt hij
telefonisch of schriftelijk pastorale contacten met DSH-broeders
en zusters;
e. hij rapporteert jaarlijks en zo nodig vaker aan de kerkeraad
van DSH-gemeenteleden over pastorale contacten voorzover de
kerkeraad daarbij niet door een of meer ambtsdragers betrokken
was; hij doet dit eventueel door het onderhouden van telefonisch
contact met de predikant of kerkeraad van de betrokken
DSH-gemeenteleden;
3. hij neemt deel aan het overleg en het werk van deputaten tot
het stimuleren en het coördineren van de plaatselijke en
regionale pastorale verzorging en kerkelijke toerusting van de
DSH-broeders en zusters;
4. hij woont als adviserend lid, mits daartoe uitgenodigd, de
vergaderingen van deputaten bij en rapporteert hun eens per
kwartaal over zijn werkzaamheden; ook werkt hij desgevraagd mee
aan het opstellen van het rapport van deputaten aan de generale
synode;
5. hij woont eenmaal per jaar een vergadering bij van de
kerkeraad van de beroepende kerk, evenzo een vergadering van de
kerkeraad met de diakenen en de vergadering waarin jaarlijkse
kerkvisitatie wordt gehouden; tevens is het gewenst dat hij twee
keer per jaar voorgaat in een kerkdienst die belegd is door de
beroepende kerk.
(Ommen 1993, art. 42-8)