Artikel 26

Kerkeraad en evangelisatie

De evangelisatie moet erop gericht zijn dat zij die God niet kennen of van Hem en zijn dienst vervreemd zijn, zich door belijdenis van het geloof naar de gereformeerde leer voegen bij de gemeente van Christus. De kerkeraden zullen erop toezien dat vanuit deze doelstelling gewerkt wordt.

 

Zending onder de Joden

De synode overweegt, dat het niet tot haar taak behoort een onderzoek in te stellen naar de destijds aangevoerde gronden voor de zending onder de Joden, deze te toetsen en een principiële uitspraak te doen wat de taak van de kerken is, noch tot een onderzoek daartoe het initiatief te nemen, daar het van de plaatselijke kerk(en) behoort uit te gaan; dat het ook tot de taak van de plaatselijke kerk(en) behoort zich te bezinnen over de vraag, hoe en op welke wijze zij haar roeping ten aanzien van op haar grondgebied woonachtige Joden heeft te volbrengen; dat het niet de taak van de generale synode is daartoe — mocht zulks al nodig zijn — bijzondere opwekking tot de kerken te doen uitgaan.
Zij besluit het initiatief tot de voortzetting van de zending onder de Joden, alsmede de eventuele bezinning over de opzet van dit zendingswerk aan de kerken over te laten.

(Kampen 1951, art. 82)

 

Roeping tot evangelisatie

De volgende richtlijnen zullen voor de evangelisatie-arbeid gelden:
1. Het behoort tot de aard van Christus' kerk met het evangelie dat haar is toevertrouwd, ook hen te zoeken, die vreemd zijn aan of vervreemd zijn van God en zijn dienst.
Naar het apostolisch bevel doet de kerk voor alle mensen voorbede bij God haar Heiland;
Hij wil immers dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis van de waarheid komen (1 Tim. 2: 1, 3, 4). De kerk begeert al deze mensen te bereiken met het Woord van God en te roepen tot de gemeenschap met God en zijn volk (vgl. D.L. II, 5).
2. De ambtsdragers zullen met name door de prediking, de catechisatie en het huisbezoek de leden van de gemeente op deze roeping wijzen en voor het vervullen van deze roeping toerusten.
3. De kerkeraden zullen deze arbeid van de gemeenteleden blijven begeleiden door toezicht en instructie.
4. Publieke evangelisatie-activiteiten zullen niet zonder overleg met en toestemming van de kerkenraad mogen geschieden.
5. Wanneer kerken zich verbinden tot gemeenschappelijke arbeid in de evangelisatie, zullen zij dat zoveel mogelijk doen met inachtneming van de voor het kerkverband aanvaarde indeling in ressorten.
6. Evangelisatie-activiteiten van regionale of landelijke verenigingen zullen niet mogen plaats vinden zonder overleg met en toestemming van de kerkenraad ter plaatse, waar deze activiteiten worden ondernomen.

(Utrecht 1923, art. 92; Kampen 1975, art. 335;
Groningen-Zuid 1978, art. 104)

 

Wijze van financiële ondersteuning van evangelisatiewerk

Op vragen over de wijze van ondersteuning van evangelisatiewerk antwoordt de synode:
1. wanneer kerken voor gemeenschappelijke evangelisatie-arbeid langlopende financiële verplichtingen willen aangaan, zullen zij er zorg voor dragen, dat deze arbeid van te voren van een goed financieel draagvlak wordt voorzien;
2. indien kerken voor dergelijke arbeid financiële steun behoeven, zullen zij deze niet op eigen gelegenheid zoeken, maar bij de classis waaronder zij ressorteren, aanvragen; in deze aanvraag zal zowel het belang van deze arbeid als de behoefte aan financiële middelen verantwoord worden;
3. wanneer deze classis niet over voldoende financiële middelen beschikt, maar wel overtuigd is van de noodzaak van het evangelisatieproject, zal zij de hulp van de particuliere synode inroepen; de particuliere synode zal zich zo nodig tot de generale synode wenden;
4. wanneer een classis, particuliere of generale synode besluit een evangelisatieproject te steunen, is dit besluit uiteraard bindend voor alle kerken die tot het ressort van deze vergadering behoren.

Gronden:
1. het zou niet wijs zijn regelingen te treffen die ook voor kortlopende projecten gelden; zulke projecten kunnen het beste van geval tot geval geregeld worden;
2. in de richtlijnen voor het evangelisatiewerk, opgesteld door de generale synode van Kampen 1975 (acta art. 335) is onder punt 5 geregeld, dat gemeenschappelijk evangelisatiewerk zoveel mogelijk verricht zal worden met inachtneming van de kerkelijke indeling in ressorten; terecht wordt de kerken in het zuiden naar deze richtlijn verwezen; het ligt in de lijn van deze bepaling om ook de financiële ondersteuning van zulk evangelisatiewerk aan de kerkelijke indeling in ressorten te binden;
3. a. wanneer een mindere vergadering binnen haar ressort onvoldoende financiële mogelijkheden heeft om een evangelisatieproject te steunen, is het kerkordelijk de aangewezen weg zich tot een meerdere vergadering en niet tot een genabuurde mindere vergadering of tot de kerken in het algemeen te wenden;
b. een mindere vergadering kan op de meest objectieve wijze prioriteiten stellen, indien voor meer dan één project tegelijk om steun wordt gevraagd, zodat verschillende projecten elkaar onderling zo min mogelijk schade toebrengen.

(Leeuwarden 1990, art. 81)

 

Samenwerking met anderen in de evangelisatie

De synode spreekt uit, dat van volledige samenwerking met anderen, niet-gereformeerden, geen sprake kan zijn, waar het evangeliseren bestaat in, of gepaard gaat met prediking van het Woord van God, doch alleen, wanneer bijbels en lectuur, waartegen geen bezwaar bestaat, worden verspreid of in een andere vorm zonder prediking wordt geëvangeliseerd, doch dat het om praktische redenen gewenst kan zijn met anderen, die ook evangeliseren, in overleg te treden, ten einde te komen tot verdeling òf van de arbeid, òf van de tijden, òf van de terreinen.

(Middelburg 1933, art. 167, 170)

 

Evangelisatie onder studenten en gestudeerden

De synode wekt de kerken in academiesteden en elders ertoe op, dat zij bij het werk van de evangelisatie de studerende en gestudeerde personen niet verwaarlozen, maar ernstig zoeken naar middelen en wegen om ook hen in aanraking te brengen met het evangelie.

(Sneek 1939, art. 237)

 

Instelling deputaatschap Toerusting Evangeliserende Gemeente

(De synode besluit) deputaten Toerusting Evangeliserende Gemeente (afgekort: Evangelisatie) aan te stellen met de volgende opdracht:
1. de plaatselijke kerken te dienen bij de ontwikkeling van het eigen missionair karakter;
2. de kerkenraden te ondersteunen bij hun taak van begeleiding en instructie van de evangelisatiearbeid door de gemeenteleden; en hierbij gebruik te maken van regionale contactoefening en deze zo nodig op te zetten;
3. gemeenteleden materiaal, middelen, methoden en menskracht aan te reiken voor de uitvoering van hun roeping tot evangelisatie in woord en daad;
4. ontwikkelingen van de evangelisatiearbeid in en door de kerken te signaleren, registreren en te evalueren;
5. ontwikkelingen op missionair gebied bij te houden en contact te houden met organisaties op missionair gebied in Nederland voorzover dat relevant is voor de ontwikkeling van het missionair karakter van de eigen kerken en past binnen het kader dat artikel 26 KO daarvoor aanwijst;
6. de dienstverlening die tot nu toe door de Landelijke Vereniging voor Evangelisatie-Arbeid ten behoeve van de kerken wordt verricht, per 1 januari 2000 over te nemen inclusief verantwoordelijkheden voor personeel, dienstverlening en bezittingen;
7. jaarlijks de kerken over de voortgang van het werk te informeren;
8. over drie jaar de generale synode te dienen met een evaluatie van de door deputaten, het landelijk bureau en de projectgroepen uitgevoerde taken; te komen met een voorstel tot een definitieve instructie voor het deputaatschap zelf, de in dienst zijnde medewerker(s) en de projectgroepen; en te zorgen voor een gedetailleerde financiële verantwoording en onderbouwing.

(Leusden 1999, art. 75-1)


Bouma, H. (1983v)


UITVOERINGSBEPALING BIJ
Kerkorde GKv (1978) Art. 26