Artikel 55
Wering van valse leer en dwaling
Voor het weren van valse leer en dwaling, die via lectuur en andere communicatiemiddelen het leven van de gemeente bedreigen, moeten de predikanten en de ouderlingen onderrichten, weerleggen, waarschuwen en vermanen, zowel in de prediking als bij het catechetisch onderwijs en het huisbezoek.
Gebruik bijbelvertaling N.B.G.
De synode is van oordeel, dat te allen tijde ten aanzien van het
gebruik van welke bijbelvertaling ook in de eredienst grote
voorzichtigheid dient te worden betracht, omdat men steeds te
doen heeft met een door mensen gemaakte, dus feilbare vertaling
van het onfeilbare Woord van God.
Zij constateert o.a.:
1. dat de door de generale synode van Enschede 1955 benoemde
commissie inzake de bijbelvertaling (nieuwe vertaling op last van
het Nederlands Bijbelgenootschap) in het door haar aan de huidige
generale synode uitgebrachte rapport concluderend verklaarde:
„bij het onderzoek van de nieuwe vertaling, op last van het
Nederlands Bijbelgenootschap, niet te zijn gestuit op
verschijnselen, die er blijk van geven, dat deze vertaling geen
recht doet aan de Heilige Schrift als het door de Heilige Geest
geïnspireerde Woord van God naar de artikelen 2-7 N.G.B., op
grond van welke verschijnselen zij onbruikbaar zou moeten worden
geacht voor het gereformeerde volk” en dat zij dus van oordeel is
„dat van bruikbaarheid, als bedoeld in de aan de commissie
verstrekte opdracht, gesproken mag worden”;
2. dat uit het midden van de kerken geen bezwaren zijn
ingebracht tegen het onder 1 genoemde rapport, noch tegen de
conclusie en het oordeel, waarmee het besluit, hoewel bedoeld
rapport vroegtijdig aan de kerken was toegezonden; en dat
integendeel een tweetal kerken, een classis en een particuliere
synode haar instemming met een en ander hebben betuigd, waartegen
geen protest is gerezen.
Zij overweegt ook, dat het onmogelijk is een vertaling van de
Heilige Schrift kerkelijk te „ijken” en daarom een generale
synode ten deze ook geen roeping heeft.
Zij spreekt uit:
1. dat de uitspraak van de generale synode van Kampen 1951
(dat „het gebruik van de nieuwe vertaling van het Nederlands
Bijbelgenootschap voorshands beslist te ontraden is”, acta art.
123), voortaan niet meer van kracht is, daar het de huidige
generale synode niet gebleken is, dat er tegen de nieuwe
vertaling van de Heilige Schrift, bezorgd door het Nederlands
Bijbelgenootschap, zodanige bezwaren zijn in te brengen, dat het
gebruik van deze vertaling nog langer zou moeten worden
ontraden;
2. dat het in de vrijheid van de kerken staat, om — zo deze
dit begeren — in de eredienst gebruik te maken van de nieuwe
vertaling van de Heilige Schrift, bezorgd door het Nederlands
Bijbelgenootschap.
(Bunschoten-Spakenburg 1958/9, art. 71)
Deputaten bijbelvertaling
Aan deputaten voor de zaken van de bijbelvertaling is
opgedragen:
1. bij bijbelgenootschappen en andere instanties die actief
betrokken zijn bij het uitgeven en (doen) vervaardigen van
bijbelvertalingen in ons land zich te blijven presenteren als
adres waar men informatie over het onderwerp bijbelvertaling kan
toezenden;
2. de mogelijkheid te benutten verder deel te nemen aan het
overleg met het NBG waar het de nieuwe bijbelvertaling betreft en
daarbij met waakzaamheid de verdere ontwikkelingen te volgen
vanuit het door de Generale Synode van Leeuwarden 1990 bepaalde
in besluit 2b, Acta art. 67;
3. zo mogelijk de kerken regelmatig te informeren en te
adviseren over de ontwikkelingen rond de nieuwe bijbelvertaling
en daarbij van de kerken het gebed te vragen voor het
totstandkomen van een verantwoorde vertaling;
4. het rapport over hun arbeid een half jaar voor het begin
van de eerstkomende generale synode geheel of gedeeltelijk aan de
kerken toe te zenden.
(Arnhem 1981, art. 163; Heemse 1984/5, art.123;
Spakenburg-Noord 1987, art. 154; Leeuwarden 1990, art. 67;
Ommen 1993, art. 38; Berkel en Rodenrijs 1996, art. 48)
Schrapping in art. 36 N.G.B.
De synode verklaart het gravamen tegen de zinsnede in art. 36 van
de confessie, „om te weren en uit te roeien alle afgoderij en
valse godsdienst en het rijk van de antichrist te gronde te
werpen” voor gegrond.
Zij besluit deze woorden in art. 36 van de confessie te
schrappen.
Zij spreekt de wenselijkheid uit, dat in de nieuwe uitgaven van
de Nederlandse Geloofsbelijdenis de woorden, die nu uitgelicht
zijn, aan de voet van de bladzijde worden gedrukt met vermelding
van de reden, waarom zij uit het artikel zijn uitgenomen.
In de exemplaren, welke dienen tot officiële ondertekening voor
ambtsdragers, moeten deze woorden worden doorgehaald.
Aan de Hoge Overheid zal van deze wijziging in de confessie
worden kennis gegeven.
(Utrecht 1905, art. 151, 154)
Inzake de veelszins onjuiste zgn. „pacificatie-formule van 1905”
De generale synode van de gereformeerde kerken in Nederland,
bijeen te Groningen in het jaar 1946;
gehoord de tot haar gerichte verzoeken zich uit te spreken
betreffende het al of niet voor haar kerken bindend karakter van
de door de generale synode van 1905 afgelegde verklaring inzake
het dusgenaamde „infra- en supralapsarisme”, de dusgenaamde
„eeuwige rechtvaardigmaking”, de dusgenaamde „onmiddellijke
wedergeboorte” en de dusgenaamde „onderstelde wedergeboorte”;
instemmende met het oordeel, dat (acta 1905, art. 124) met
algemene stemmen werd aanvaard door de te dezer zake
rapporterende synodale preadviserende commissie van 1905, „dat
het noch nodig noch wenselijk is voor een generale synode om over
deze” (immers theologische) „geschillen een definitieve uitspraak
te doen, ja zelfs, dat een synode dit niet doen kan of mag” (acta
bladz. 206-207);
tevens instemmende met het op verlangen van diezelfde commissie
uitdrukkelijk in de acta van 1905 (art. 157) opgenomen
voorbehoud, dat „de libertas prophetandi” in onze kerken
gehandhaafd dient te blijven, te meer waar deze vrijheid van
profetie naar haar eenstemmig oordeel „in alle landen en in alle
tijden” ten opzichte van geschillen als de bovengenoemde
door de gereformeerde kerken is gehandhaafd (vergel. Acta bladz.
207);
constaterende, dat de verklaring van 1905 blijkens officiële
uitspraken dienaangaande alsmede blijkens haar inhoud en historie
strikt genomen geen besluit aangaande deze leer, doch aangaande
de destijds aanwezige leergeschillen is geweest;
tevens constaterende, dat de synode van 1905 over deze
leergeschillen geenszins ten principale uitspraak heeft willen
doen (acta bladz. 207), doch welbewust volstaan heeft met het
afleggen van een verklaring „ter geruststelling van de
consciënties en om alle eenzijdigheid in het voorstellen van
sommige leerstukken te voorkomen”;
overwegende:
dat in de verklaring van 1905 betreffende de vier genoemde
theologische vraagstukken onderscheiden uitdrukkingen voorkomen,
die met goede reden kunnen en mogen en zullen weersproken
worden;
dat in onze kerken betreffende de bovengenoemde punten van enige
onrust of van enig leergeschil door de genade van God allerminst
sprake is; dat reeds daarom voor onze kerken geen enkele reden
aanwezig is aan de verklaring van 1905 betreffende de vier
bedoelde theologische geschillen enige andere dan historische
betekenis toe te kennen;
dat de generale synoden van Sneek-Utrecht 1939 e.v., Utrecht 1943
e.v. en die van de gebonden kerken van Utrecht 1946 de door de
verklaring van 1905 aanvankelijk bereikte pacificatie hebben
verbroken door eerst aan een onderdeel en later ook aan het
geheel van deze verklaring in feite het gezag van een vierde
belijdenisgeschrift toe te kennen en door deswege ambtsdragers te
schorsen of af te zetten en kandidaten te weren, die, toen zulks
van allen en ook van hen hetzij uitdrukkelijk geëist, hetzij
verwacht werd, niet in staat beleden te zijn hetzij aan dit
onderdeel hetzij aan dit geheel de eer van Gods Woord of van een
daarop gegrond formulier van eenheid te geven, en ook door nog in
1946 de op deze grond uitgesproken schorsingen en geschiede
weringen uitdrukkelijk goed te keuren;
dat het bovendien tegenover de misbruiken en zonden van de
synoden van 1942-1946 geraden is vast te leggen, dat de kerken
ten aanzien van de zo even bedoelde punten genoeg hebben aan de
Heilige Schrift en de drie formulieren van eenheid;
om welke redenen een nadere uitspraak onzerzijds gewenst geworden
is; besluit uit te spreken, gelijk zij mitsdezen doet:
a. dat de verklaring van de generale synode van Utrecht 1905
betreffende het dusgenaamde „infra- en supralapsarisme”, de
dusgenaamde „eeuwige rechtvaardigmaking”, de dusgenaamde
„onmiddellijke wedergeboorte” en de dusgenaamde „onderstelde
wedergeboorte”, veelszins onjuist en daarom reeds als
pacificatie-formule ondeugdelijk is;
b. dat deze verklaring door onze kerken niet meer voor haar
rekening wordt genomen.
(Groningen 1946, art. 113)
Gravamen van een lid van de gemeente tegen enig stuk van de belijdenis
De synode overweegt:
1. dat de Heilige Schrift gemeenteleden, die enig bedenken
hebben tegen enig stuk van de leer, allereerst verwijst naar
degenen, die de Here Christus tot leiding en onderwijzing in de
eigen gemeente gegeven heeft (1 Thess. 5: 12, 13; vlg. ook 2 Tim.
2: 2, Hebr. 13: 17);
2. dat de generale synode van Amersfoort-West 1967 verwees
naar de kerkelijke weg, toen zij oordeelde, „dat betreffende een
zo belangrijke zaak als wijziging van de belijdenisgeschriften,
die door alle kerken zijn aanvaard als te zijn de hoofdsom van de
volkomen leer der zaligheid, door een generale synode geen
besluit genomen behoort te worden aleer een desbetreffend
gravamen gediend heeft in de mindere vergaderingen”;
3. a. dat naar artikel 30 K.O., tweede lid, het recht tot
het aanbrengen van wijzigingen in de drie formulieren van eenheid
aan een meeste vergadering van de kerken toekomt;
b. dat de weg voor een gravamen tegen de leer van de kerken naar
artikel 31 K.O., eerste lid, in het ondertekeningsformulier voor
predikanten, gelijk het is opgesteld ter generale synode van
Dordrecht 1619, aangeduid wordt met de woorden: „En indien het
zou mogen gebeuren, dat wij na dezen enig bedenken of ander
gevoelen tegen de voorzeide leer, of enig punt derzelve kregen,
beloven wij, dat wij het noch openlijk noch heimelijk zullen
voorstellen, drijven, prediken of schrijven; maar dat wij het
vooraf de kerkenraad, de classis en synode zullen openbaren, om
van dezelve geëxamineerd te worden”;
4. a. dat de generale synode van Middelburg 1896 een
gravamen tegen enkele zinsneden in artikel 36 N.G.B. terstond in
behandeling heeft genomen door een deputaatschap in te stellen,
dat aan een volgende generale synode rapport diende uit te
brengen zonder het oordeel van mindere vergaderingen af te
wachten, omdat het desbetreffende gravamen was ingediend door
preadviserende leden, die op uitnodiging van de gezamenlijke
kerken aanwezig waren, en dus in deze kwaliteit direct
persoonlijk aan de synode verantwoording schuldig zijn, indien
bij hen een gravamen rijst of bestaat tegen enig artikel van de
belijdenis van de kerken, tot instemming waarmee zij ook door de
generale synode uitgenodigd waren (acta art. 179);
b. dat dezelfde generale synode van Middelburg 1896 inzake een
gravamen tegen enig punt van leer van de kerken bij iemand die
niet in dienst staat van de kerken in ’t gemeen, besloten heeft,
dat zulk een gravamen langs de kerkelijke weg in behandeling moet
komen (acta art. 41)
Zij is o.m. van oordeel, dat de betrokken broeder geroepen is
zijn gravamen tegen enkele punten in onze belijdenisgeschriften
in eerste instantie voor te leggen aan de kerkenraad, opdat deze
komt tot een beoordeling van de voorgestelde wijzigingen in de
belijdenisgeschriften in het licht van de Heilige Schrift; en dat
hij, indien zijn kerkenraad in gebreke blijft zulks te doen, zijn
desbetreffend gravamen aan de classis ter beoordeling behoort
voor te leggen.
Zij besluit de indiener van het gravamen te dezer zake te
verwijzen naar zijn kerkenraad, opdat deze het desbetreffend
gravamen behandelt en zijn oordeel bekend maakt.
(Amersfoort-West 1967, art. 263; Hoogeveen 1969/’70, art. 232)
Neo-Malthusiaanse Bond 1)
De synode is overtuigd van het God onterende, zedenbedervende en
demonische van het streven van de Neo-Malthusiaanse Bond.
Zij betreurt dat de bond door de regering erkend is.
Zij wekt de kerkenraden op, dat zij er met kracht naar blijven
streven de heilloze invloed van deze bond zoveel mogelijk te
keren en te overwinnen.
(Middelburg 1896, art. 109)
De synode spreekt openlijk uit, dat de Neo-Malthusiaanse theorie
en praktijk in strijd zijn met het Woord van de Here.
Zij wekt de kerken op in prediking, huisbezoek, catechisatie enz.
tegen dit kwaad te strijden, zoveel dat naar de verschillende
plaatselijke toestanden nodig is.
(Utrecht 1905, art. 19)
De synode betuigt haar sympathie met het doel van de Vereniging tot bestrijding van het Nieuw-Malthusianisme en wekt de kerken op, uit eigen principe met alle kracht tegen de zonde van het Nieuw-Malthusianisme in te gaan.
(Rotterdam 1917, blz. 48)
1) Onder Neo-Malthusianisme wordt verstaan de leer, die beoogt overbevolking te voorkomen door toepassing van geboortebeperking met behoud van de geslachtelijke omgang, dus met behulp van middelen of methoden die zwangerschap dienen te voorkomen. Het werk van de Neo-Malthusiaanse Bond wordt sedert 1946 voortgezet door de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (N.V.S.H.)
Inzake polemiek
De synode besluit er bij hen, die menen polemiek jegens medebroeders te moeten voeren of anderszins de gemeente in de pers voor te lichten, in de naam van Hem, die ons zo uitnemend heeft liefgehad en Zich tot de dood heeft vernederd, op aan te dringen, dat zij in hun schrijven zozeer de broederlijke liefde laten uitschijnen, dat niemand daaraan met reden kan twijfelen; in al hun perswerk blijken zullen geven van biddend onderzoek en grondige studie, met name ook van het verleden en de waarheid boven alles dienende, in alles de geboden bescheidenheid, tederheid, voorzichtigheid en zelfbeheersing zullen betrachten.
(Amsterdam 1936, art. 151)
Kerkrechtelijke vragen met betrekking tot Bijbelvertalingen: gezamenlijke afspraak
Besluit:
uit te spreken dat het gebruik van Bijbelvertalingen voor de
Schriftlezing in de erediensten een onderwerp is waarover de
kerken gezamenlijk afspraken maken.
Grond:
het gebruiken van een goede en betrouwbare vertaling van de
Schrift is voor de kerken een zaak van fundamenteel belang, die
op eenzelfde niveau ligt als de gezamenlijke zorg voor de
belijdenis, de liturgie en de kerkorde.
(Amersfoort 2005, art. 32)
Kerkrechtelijke vragen met betrekking tot Bijbelvertalingen: aanbeveling NBV
Besluit:
a. de kerken het gebruik van de NBV 2004 hartelijk aan te
bevelen;
b. het besluit 2b van de Generale Synode van Zuidhorn 2002-2003,
Acta art. 65, vervallen te verklaren en dus het gebruik van de
Groot Nieuws Bijbel 1996 niet meer op de wijze als toen bedoeld
in de verantwoordelijkheid van de kerkenraden te laten.
Gronden:
a.
1. het taalgebruik van de ‘Nieuwe Vertaling’ van 1951 is
verouderd;
2. uniformiteit in het gebruik van de Bijbelvertaling ondersteunt
de vertrouwdheid met en het vasthouden van karakteristieke
bijbelse formuleringen;
b. het in art. 65 besluit 2b bedoelde onderzoek naar de (vooral)
kerkrechtelijke vragen rond aanvaarding en gebruik van
Bijbelvertalingen is afgerond. De interim-periode waarin het
gebruik van de GNB nog in de verantwoordelijkheid van de
kerkenraden was gelaten, kan nu ook afgesloten worden.
(Amersfoort 2005, art. 33)
Gebruik van de bijbelvertaling Groot Nieuws 1996
(De synode besluit:)
1. de bijbelvertaling Groot Nieuws 1996 niet voor gebruik in de
gewone eredienst vrij te geven;
2. in afwachting van een kerkelijk besluit inzake de Nieuwe
Bijbelvertaling, het gebruik van de bijbelvertaling GNB ’96 in
bijzondere situaties over te laten aan de verantwoordelijkheid
van de plaatselijke kerken.
(Leusden 1999, art. 46)
Bijbelvertaling en Groot Nieuws Bijbel
Besluit:
1. aan de verzoeken om revisie van het besluit in Acta van de
Generale Synode van Zuidhorn 2002-2003, art. 65, 2b niet te
voldoen;
2. geen uitspraak te doen over het gebruik van andere
Bijbelvertalingen dan over die waarnaar door een generale synode
onderzoek is gedaan;
3. indien kerkenraden het in bijzondere situaties wenselijk
achten een andere Bijbelvertaling te gebruiken, dienen zij zich
ervan bewust te zijn dat dit een Bijbelvertaling is die de kerken
niet aanvaard hebben na gezamenlijk overleg.
Gronden:
1. het besluit het gebruik van de GNB in de verantwoordelijkheid
van de kerkenraden te laten, had een beperkte duur, nl. hangende
het onderzoek dat nu is afgerond;
2. conform grond 2 onder besluit 1 Acta GS Zuidhorn art.65 kan de
synode noch negatief noch positief een besluit nemen over het
gebruik van een bijbelvertaling wanneer daarnaar geen onderzoek
is gedaan.
(Amersfoort 2005, art. 41)