Artikel 62
Kerkelijke registers
De kerkeraden zullen kerkelijke registers bijhouden waarin de namen van de kerkleden en de data van hun geboorte, doop, openbare belijdenis en huwelijksbevestiging nauwkeurig worden aangetekend.
Geen inschrijving van een gedoopt pleegkind
De synode wees een appèl af tegen de weigering om een gedoopt
pleegkind in de kerkelijke registers in te schrijven.
Gronden:
1. In het algemeen moet worden gesteld, dat de vraag, of de
doop van iemand die buiten de gereformeerde kerken is gedoopt,
wordt erkend, en of zo iemand verbondskind is, pas aan de orde
komt, als de betrokkene als kerklid wordt aanvaard.
2. Kinderen worden echter niet op grond van hun doop, maar
samen met hun gelovige ouders als kerklid aanvaard, en wel als
zij wettige kinderen van die ouders zijn. Voor dit laatste is in
Nederland de Nederlandse wet bepalend.
3. Een door anderen afgelegde belofte bij de doopsbediening,
hoe expliciet ook overgedragen en aanvaard, kan eerst rechtens
worden overgenomen wanneer van een ouderschap naar de Nederlandse
wetgeving sprake is.
4. Het feit, dat het betreffende kind geen kerklid was, werd
door de particuliere synode niet onderschat, maar had voor haar
geen waarde als argument. Want het meisje had pleegouders, die
haar wilden adopteren en dit was de weg, waarlangs het tot de
kerk werd geleid.
(Heemse 1984/5, art. 61)
Opneming van volwassen doopleden uit andere kerkformaties
Naar aanleiding van de vraag, of personen, die op volwassen
leeftijd de wens te kennen geven over te komen uit een andere
kerkformatie tot een gereformeerde kerk, zonder nog toelating tot
de belijdenis van het geloof te vragen, als "doopleden" aanvaard
kunnen worden, sprak de synode uit:
1. dat in het algemeen opneming van volwassen doopleden uit
andere kerkformaties alleen in de weg van openbare
geloofsbelijdenis van het geloof mogelijk is;
2. dat dit zeker niet uitsluit, dat de kerkenraad hen, die
daartoe nog niet aanstonds kunnen komen, tot het catechetisch
onderwijs toelaat en hun ook overigens geestelijke bijstand en
leiding geeft en
3. dat in sommige gevallen onmiddellijke opneming ook zonder
belijdenis van het geloof geoorloofd is, als daarbij de
verplichting om tot belijdenis van het geloof en tot de viering
van het heilig avondmaal te komen ten volle erkend wordt.
(Sneek 1939, art. 337)