Artikel 7
Akten van ontslag bij aanneming van beroep
Wanneer een predikant een beroep naar een andere kerk heeft aangenomen, mag deze hem niet als haar predikant aanvaarden voordat hij wettige akten van ontslag heeft overgelegd van de kerk en de classis waar hij gediend heeft.
Akte van ontslag van de kerkenraad aan de predikant
bij aanvaarding van een beroep naar elders, zie Bijlage 4-1.
Akte van ontslag van de kerkenraad voor de classis
bij vertrek van een predikant naar elders, zie Bijlage 5-1.
Akte van ontslag van de classis aan de predikant
bij vertrek naar een andere gemeente, zie Bijlage 6-1.
Tijdstip van ontslag in geval van vertrek
De synode bepaalt:
1. dat in de wettige akte van ontslag volgens art. 7 K.O., aan
een vertrekkende predikant te geven, zal worden opgenomen, dat
het ontslag van zijn kerk ingaat op de datum, waarop hij, volgens
overeenkomst met de beroepende kerk, door deze laatste zal worden
ontvangen;
2. dat voor deze datum in de regel zal gesteld worden de
zaterdag, volgende op de dag, waarop de beroepen predikant, in de
kerk welke hij verlaat, afscheid zal hebben gepredikt, tenzij,
met onderling goedvinden, door de betrokken kerken anders mocht
worden bepaald; en
3. dat van die bepaalde datum af de beroepen predikant geheel
komt voor rekening van de roepende kerk.
(Amsterdam 1908, art. 71)
Classicale goedkeuring van beroepen
Overwegende, dat de goedkeuring van beroepen een zaak is van
hoogst gewichtige betekenis, waarvoor de gehele classis
verantwoordelijk is, en dus deze goedkeuring zoveel mogelijk
dient te geschieden in de gewone vergadering van de classis
zelf;
maar dat rekening moet worden gehouden met het feit, dat er
gevallen zich kunnen voordoen, waarin het noodzakelijk is, dat de
goedkeuring vóór de vergadering verleend wordt;
bepaalt de synode, dat de classis twee genabuurde kerken aanwijst
tot goedkeuring van beroepen in buitengewone gevallen; onder
voorwaarde echter dat deze kerken aan de andere tijdig kennis
geven van tijd en plaats, waarop dit geschieden zal, met
uitnodiging aan die kerken, om aan die goedkeuring mede te
werken.
(Utrecht 1905, bijlage 3, blz. 96; art. 15)