(bij art. 7 K.O.)
De raad van de Gereformeerde Kerk te ............ heeft kennis
genomen van de mededeling van de weleerwaarde heer
ds................, die sedert ............... dienaar van het
Woord van God alhier is, dat hij het beroep heeft aangenomen dat
de Gereformeerde Kerk te .............. op hem heeft
uitgebracht.
Hij heeft in zijn vergadering d.d. ...............besloten,
1. ds. ............... van zijn verbintenis aan de Gereformeerde
Kerk te ............... op de meest eervolle wijze te ontslaan
met ingang van ...... ........, zijnde de dag, waarop hij aan de
kerk te ............... zich ten volle zal verbinden;
2. aangaande ds. ........... te verklaren, dat hij heel de tijd
van zijn werkzaamheid bij de kerk te ............ trouw en
ijverig in zijn dienstwerk, christelijk en godvrezend in zijn
belijdenis en in zijn levenswandel zonder aanstoot te geven en
onbesproken in het midden van de gemeente heeft verkeerd;
3. aan ds. .............. van dit ontslag en van deze verklaring
een akte te verlenen in tweevoud, opdat deze stukken hem volgens
de artikelen 6 en 7 van de kerkorde bij de Gereformeerde Kerk te
.............. en bij de eerstvolgende classis van
............... mogen dienen als wettige akte van ontslag van de
kerk te .............. en als goede attestatie inzake leer en
leven; en
4. ds. ................ bij zijn aanstaand vertrek aan de Here en
zijn genade op te dragen, met oprechte dankbetuiging voor de
trouwe arbeid, die hij ongeveer .......... jaren bij deze kerk
heeft verricht en die hier in dankbare herinnering zal blijven,
en met de hartelijke bede, dat de Here de vrucht van die arbeid
zal bestendigen en hem in de kerk te ............... waar hij
thans gaat dienen, ook tot zegen van velen zal doen werkzaam
zijn.
De kerkeraad voornoemd.
Namens hem:
(h.t. praeses)
(h.t. scriba)