Bijlage 21

(bij art. 20 K.O.)

 

Regeling voor de verkiezing van ouderlingen en diakenen

Artikel 1
De ouderlingen en diakenen zullen tot hun ambt worden geroepen door de kerkeraad en de diakenen, met medewerking van de gemeente en met inachtneming van deze door de kerkeraad vastgestelde regeling.

Artikel 2
In de maand ……wordt aan de gemeente meegedeeld, welke ambtsdragers zullen aftreden. Tevens worden dan alle, zowel de mannelijke als de vrouwelijke leden van de gemeente die in het bezit zijn van de volle rechten van het lidmaatschap, gedurende tenminste een week in de gelegenheid gesteld, per ondertekende brief en liefst met redenen omkleed de aandacht van de kerkeraad te vestigen op broeders die zij geschikt achten voor het ambt van ouderling of diaken. Bij de afkondiging van de kansel zal deze gewichtige zaak in het gebed van de gemeente aan de Here worden opgedragen.

Artikel 3
In de maand…..(d.i. de maand die volgt op de in art. 2 bepaalde) maakt de kerkeraad in een vergadering met de diakenen uit de opgegeven namen (waar hij zo nodig nog andere aan kan toevoegen) een lijst op van kandidaten voor ouderlingen en een voor diakenen; op elk van deze lijsten komen dubbel zoveel namen voor als er vacatures zijn te vervullen, opdat de gemeente het halve deel hiervan kan kiezen. Indien het onmogelijk is gebleken een dubbeltal te vormen, kan worden volstaan met een “meertal”.
Op deze lijsten zullen niet worden geplaatst de namen van aftredende broeders, tenzij het voor de gemeente wenselijk wordt geacht dat zij opnieuw tot het ambt worden geroepen.
In deze vergadering wordt tevens bepaald wanneer de stemming door de gemeente zal plaats hebben. Deze stemming kan evenwel niet eerder worden gehouden dan in de tweede week na de afkondiging van de kandidatenlijst.
Eventueel kan de kerkeraad zoveel personen als voor de vervulling van elk ambt nodig zijn, aan de gemeente voorstellen, of in bijzondere omstandigheden één persoon voor de vervulling van een vacature.

Artikel 4
De kerkeraad roept de gemeente op de door hem vastgestelde en tevoren tijdig bekend gemaakte tijd en plaats samen in een vergadering, die door de praeses zal worden geopend met gebed.
Hierna leest hij de kandidatenlijsten voor en wordt de stemming gehouden met gebruikmaking van door de kerkeraad aan elk van de stemgerechtigde leden uitgereikte stembriefjes.
Stemgerechtigd zijn de belijdende leden van de gemeente die in het bezit zijn van de volle rechten van het lidmaatschap.
Aan stemgerechtigde leden, die de vergadering niet kunnen bijwonen, zal gelegenheid worden geboden hun stem per ondertekende brief bij de scriba in te leveren.
De praeses zorgt, dat nauwkeurig wordt opgenomen het aantal stemgerechtigden dat deelneemt aan de stemming en het aantal stemmen dat is uitgebracht op elk van de kandidaten. Eventueel kan de telling van de stemmen buiten deze vergadering plaats vinden in een vergadering van de kerkeraad of een voldoende aantal gedelegeerden uit zijn midden, aangevuld met een evenredig aantal leden van de gemeente.
Formele bezwaren tegen de wijze waarop de stemming werd gehouden moeten vóór het einde van de vergadering worden ingebracht, omdat zij daarna niet meer in overweging kunnen worden genomen. Eventueel ingebrachte bezwaren worden in de eerstvolgende vergadering van de kerkeraad afgehandeld.
De vergadering wordt met dankzegging gesloten.
Van deze vergadering worden notulen opgemaakt, die op de gebruikelijke wijze worden vastgesteld en bij de notulen van de kerkeraad met de diakenen gevoegd.

Artikel 5
Bij de telling van de stemmen worden blanko briefjes en briefjes van onwaarde als niet uitgebracht aangemerkt; bij verkiezing van meer dan één kandidaat worden bij elk briefje, dat minder namen aanwijst dan personen moeten worden gekozen, zoveel blanko stemmen toegevoegd, dat het totaal overeenkomt met het aantal van de te kiezen personen; al deze toegevoegde blanko stemmen worden als niet uitgebrachte stemmen aangemerkt.
Bij stemming uit een tweetal is gekozen wie meer dan de helft van de geldige stemmen op zich heeft verenigd.
Bij meervoudige stemming wordt gekozen geacht wie meer dan de helft van het aantal geldige stemmen, gedeeld door het getal van de te benoemen ouderlingen en/of diakenen, op zich heeft verenigd.

Artikel 6
Hebben kandidaten een gelijk aantal stemmen op zich verenigd, dan wordt de oudste in leeftijd benoemd; is er geen verschil in leeftijd, dan zal de kerkeraad na aanroeping van de naam van de Here een beslissing zoeken door het lot.
Zijn meer personen krachtens de stemmingsuitslag gekozen dan er vacatures zijn, dan zullen benoemd worden die onder de gekozenen de meeste stemmen op zich verenigden. Bij gelijkheid van stemmenaantal tussen de teveel gekozenen zal naar de regel van alinea 1 van dit artikel worden gehandeld.
Zijn minder personen krachtens de stemmingsuitslag gekozen dan er vacatures zijn, dan zal over de niet-gekozenen een nieuwe stemming worden gehouden, Wordt ook dan geen voldoend aantal personen aangewezen, dan volgt een nieuwe stemming over hen die de meeste stemmen op zich verenigden, ten getale van tweemaal zoveel als er dan nog personen zijn te benoemen; tenzij de kerkeraad gebruik wil maken van de hem krachtens art. 20 K.O. verleende bevoegdheid zoveel van de kandidaten die de meeste stemmen op zich verenigden als nog voor de vervulling van elk ambt nodig zijn, aan de gemeente voor te stellen.

Artikel 7
De kerkeraad vergadert vóór de op de dag van de stemming volgende zondag ter benoeming van de gekozenen. Hij geeft zo spoedig mogelijk aan de benoemden kennis van hun benoeming.
Ingeval een benoemde bezwaar maakt zijn roeping op te volgen zal de kerkeraad zo spoedig mogelijk vergaderen om het geopperde bezwaar te onderzoeken. Keurt hij de redenen geldig dan zal hij de betrokken broeder van zijn benoeming ontheffen en hiervan mededeling doen aan de gemeente.
Waren krachtens de stemmingsuitslag meer broeders gekozen dan er vacatures moesten worden vervuld, dan zal de kerkeraad in plaats van de van zijn benoeming ontheven broeder degene benoemen die onder de teveel gekozenen de meeste stemmen op zich verenigde; indien dit geval zich niet voordoet, zal een herstemming worden gehouden tussen de twee broeders die de meeste stemmen op zich verenigden.
Was de ontheven broeder gekozen uit een tweetal, dan kan de kerkeraad de niet-gekozen broeder aan de gemeente voorstellen of een nieuwe verkiezing uitschrijven.

Artikel 8
De kerkeraad zorgt, dat de namen van hen die hun roeping wensen op te volgen, op twee zondagen die aan de bevestiging voorafgaan aan de gemeente worden voorgesteld om door haar te worden goedgekeurd.
Indien geen wettig bezwaar wordt ingebracht, worden de benoemden op de hiervoor door de kerkeraad vastgestelde zondag in een openbare samenkomst van de gemeente bevestigd met gebruikmaking van het formulier dat voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen is vastgesteld.

Artikel 9
Bij tussentijdse vacatures beslist de kerkeraad, wanneer daarin zal worden voorzien.
Bij tussentijdse verkiezingen houdt de kerkeraad zich (met wijziging van de tijdsaanduidingen) aan deze regeling.
Tussentijds benoemde ambtsdragers worden zo spoedig mogelijk in het ambt bevestigd.

Artikel 10
Is de kerkeraad van oordeel, dat in deze regeling enige wijziging moet worden aangebracht, dan maakt hij dit tenminste één maand vóór de in artikel 2 genoemde maand bekend aan de gemeente.

Toelichting
Uiteraard staat het aan elke kerkeraad vrij deze regeling op elk punt anders vast te stellen en kan men een andere gang van zaken verkiezen. Zo kan men de voorkeur geven aan een verkiezing bij volstrekte meerderheid (de helft plus tenminste één); maar in kleine gemeenten kan dit ernstige moeilijkheden opleveren.
In zeer grote gemeenten met meer dan één predikantswijk kan de stemming ook wijksgewijs plaatsvinden; dan zal de regeling dus op onderdelen anders moeten worden geformuleerd.
In kerken, die geen geschreven kerkeraadsregeling bezitten, zal het nodig zijn, in de regeling voor de verkiezing van ambtsdragers ook een bepaling op te nemen over de duur van een ambtsperiode.
Met wijziging van wat daarvoor nodig is kan deze regeling ook van toepassing worden verklaard bij de verkiezing van een predikant naar de artt. 5 en 6 K.O.
En eenmaal vastgestelde regeling moet niet zonder medeweten van de gemeente en evenmin tijdens de in gang zijnde verkiezing worden gewijzigd.


Bouma, H. (1983v)


MODEL BIJ
Kerkorde GKv (1978) Art. 20