Artikel 20
Roeping van ouderlingen en diakenen
De ouderlingen en diakenen zullen tot hun ambt geroepen worden
door de kerkeraad en de diakenen, met medewerking van de gemeente
en met inachtneming van de plaatselijk vastgestelde regeling.
Hierin dient te zijn opgenomen dat de gemeenteleden de aandacht
kunnen vestigen op personen die zij geschikt achten.
De kerkeraad zal de gemeente laten kiezen uit een dubbel getal en
vervolgens de gekozenen benoemen. Indien geen wettig bezwaar
wordt ingebracht, zullen deze in een eredienst in hun ambt
bevestigd worden.
Eventueel zal de kerkeraad zoveel personen als voor de vervulling
van elk ambt nodig zijn, aan de gemeente voorstellen.
Indien tegen hen geen wettig bezwaar wordt ingebracht, zullen zij
op dezelfde wijze in de ambten bevestigd worden. In beide
gevallen dient het formulier dat voor de bevestiging van
ouderlingen en diakenen is vastgesteld, gebruikt te worden.
Regeling voor de verkiezing van ouderlingen en diakenen
Zie: Bijlage 21-1-4
Inzake het stemrecht voor vrouwelijke lidmaten
De synode besluit de regel ten aanzien van het vrouwenstemrecht, gehandhaafd door de generale synoden van Arnhem 1930 (acta art. 200 besluit 1) en van Groningen-Zuid 1978 (acta art. 287) op te heffen en uit te spreken dat een de belijdende zusters het deelnemen aan de stemming bij de verkiezing van ambtsdragers in de gemeente van Christus niet langer onthouden behoort te worden.
(Ommen 1993, art. 24-3)
Verkiezing uit een incompleet dubbel getal
De synode spreekt uit:
1. dat het stellen van een 'meertal' (= incompleet dubbel
getal) niet strijdig is met de beginselen van het gereformeerde
kerkrecht, maar dat in de vorming van een meertal niet voorzien
is in art. 20 K.O.;
2. dat in kerken die structureel niet bij machte zijn
gebleken te komen tot het voorstellen van een dubbel getal en in
die situatie moesten komen tot een enkelvoudige voordracht, het
voorstellen van een meertal niet ongeoorloofd is.
(Ommen 1993, art. 29)
Ingeval méér broeders zijn gekozen, dan er vacatures zijn te vervullen
Inzake een bezwaarschrift tegen een kerkenraadsbesluit, waarbij,
toen bij gelegenheid van een verkiezing van een tweetal
ouderlingen uit een viertal drie personen evenveel stemmen
kregen, niet de twee oudsten in jaren voor gekozen werden geacht,
oordeelt de synode:
a. dat bij de eerstgehouden stemming, waarbij drie broeders
voor twee vacatures een gelijk aantal stemmen verkregen, niemand
gekozen is;
b. dat er generlei kerkelijk besluit ligt, dat in zulke
gevallen de oudste in jaren zou gekozen geacht worden, en dat,
indien al zulk een gebruik gold, dit alleen moet worden
toegepast, als twee broeders voor één vacature een gelijk aantal
stemmen op zich hadden verenigd.
(Amsterdam 1908, art. 22)