Artikel 31
Beroep op een meerdere vergadering
Als iemand van oordeel is dat hem door een uitspraak van een
mindere vergadering onrecht is aangedaan, kan hij zich beroepen
op de meerdere vergadering.
De uitspraak die bij meerderheid van stemmen gedaan is, zal als
bindend worden aanvaard, tenzij bewezen wordt dat zij in strijd
is met het Woord van God of met de kerkorde.
Regels voor beroep naar art. 31 K.O.
Beroep tegen enige uitspraak van een kerkelijke vergadering moet
vóór de eerstvolgende samenkomst van de meerdere vergadering,
waarop men zich beroept, geschieden met kennisgeving aan de
scriba van de vergadering, door wier besluit men zich bezwaard
acht.
Bij elke uitspraak moet hiervan worden kennis gegeven aan de
belanghebbenden.
(Dordrecht 1893, art. 185)
Beroep of revisie?
De synode spreekt als haar oordeel uit, dat art. 31 K.O. niet betekent, dat wanneer iemand bezwaar heeft tegen het besluit van een kerkelijke vergadering, hij dan niet op herziening van dit besluit bij dezelfde vergadering zou mogen aandringen, en in appèl zou moeten gaan bij een meerdere vergadering, maar alleen dat het recht hem gegund wordt in beroep te gaan ten einde het besluit van de mindere vergadering, waartegen hij bezwaar heeft, vernietigd te krijgen.
(Assen 1926, art. 163. 10-d)
De synode overweegt, dat art. 31 K.O. weliswaar het recht geeft
tot beroep op een meerdere vergadering tegen een uitspraak van
een mindere vergadering, doch daarmede niet afsnijdt de
mogelijkheid, met bezwaren te gaan naar een volgende
gelijksoortige mindere vergadering.
Zij spreekt uit, dat elke kerkelijke vergadering het recht heeft,
zelf te bepalen of zij een revisie-verzoek in behandeling behoort
te nemen, ja dan neen.
(Kampen 1951, art. 177, overw. 1 en uitspraak 1)
Beperking van het recht van appèl
De synode besluit:
1. in de beslissingen over gevallen, waarin van het recht
van appèl kennelijk misbruik is gemaakt, niet met een eenvoudige
afwijzing van het ingesteld appèl te volstaan, doch daaraan
voortaan steeds toe te voegen een ernstige vermaning en
bestraffing vanwege dat misbruik; en
2. in kwesties, welke betrekking hebben op grensregelingen
en geschillen daaruit voortvloeiende, voor zoveel daarbij niet
twee particuliere synoden zijn betrokken, voortaan de
eindbeslissing geheel in handen te leggen van de desbetreffende
particuliere synode.
(Sneek 1939, art. 135)
Geen appèl voor wie zich onttrok
De synode, overwegende, dat appellant zich onttrokken heeft aan de gemeenschap van de kerk en zich gevoegd heeft bij de gebonden kerk, verklaart zijn bezwaarschrift onontvankelijk.
(Berkel en Rodenrijs 1952, art. 28)
Rechtskracht van de besluiten van de generale synode van 1943
De synode besluit niet te voldoen aan het verzoek, uit te
spreken, dat de besluiten van de generale synode van Utrecht 1943
voor ons geen rechtskracht zouden bezitten omdat zij niet op
officiële wijze ter kennis van de kerken zijn gebracht.
Zij overwoog hierbij:
a. dat het hier geen concreet besluit of concrete uitspraak
betreft, waaromtrent een nadere uitspraak noodzakelijk is; en
b. dat in het algemeen niet gezegd kan worden dat de
besluiten van de synode van Utrecht 1943 niet op officiële wijze
ter kennis van onze kerken zijn gebracht en dat reeds hierom de
voor de verzochte uitspraak aangevoerde grond onjuist is.
(Kampen 1951, art. 125)
Regeling voor behandeling appèlzaken door de generale synode
Regeling voor de appèlprocedure ad artikel 31 KO van de generale synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland
Indiening van een appèlschrift
1. Wanneer een kerkelijke vergadering of een lid van een van de
gereformeerde kerken zich naar artikel 31 KO op de generale
synode beroept, zal die kerk of dat kerklid het appèlschrift
indienen bij de kerk die is aangewezen als samenroepende kerk
voor de eerstvolgende generale synode.
2. De samenroepende kerk zal het appèlschrift op de voorlopige
agenda van de generale synode plaatsen en een afschrift van het
(de) ingediende stuk(ken) onmiddellijk in handen stellen van het
hieronder genoemde deputaatschap Appèlzaken.
3. Een appèlschrift dient in ieder geval de volgende elementen te
bevatten:
a. een weergave van het besluit, de besluiten en/of de
handelingen van de particuliere synode waarover geschil is
gerezen;
b. een uiteenzetting van de bezwaren van de appellant, met
redenen omkleed en (indien van toepassing) met feiten
gestaafd;
c. een duidelijke omschrijving van wat de appellant van de
generale synode vraagt.
Indien het appèlschrift gericht is tegen een uitspraak van de
particuliere synode in appèl, bevat het appèlschrift tevens een
weergave van het oorspronkelijke geschil.
Indien een appèlschrift niet voldoet aan deze vereisten, zal de
appellant de gelegenheid krijgen zijn bezwaarschrift aan te
vullen binnen een termijn die door het deputaatschap Appèlzaken
wordt bepaald. Het deputaatschap vergewist zich ervan, dat de
appellant de andere partij over zijn beroep op de generale synode
heeft ingelicht.
Benoeming van een deputaatschap
4. Voor de voorbereiding van de behandeling van de appèlzaken die
bij haar aanhangig gemaakt worden, zal de generale synode een
deputaatschap instellen.
5. Het deputaatschap Appèlzaken zal bestaan uit zes leden en zes
secundi. Zij worden voor drie jaar benoemd en kunnen ten hoogste
twee keer herbenoemd worden. In het deputaatschap worden
tenminste twee juristen en twee theologen benoemd. De generale
synode wijst een van de deputaten als samenroeper en voorzitter
van het deputaatschap aan.
6. Er mag onder de in een bepaalde zaak fungerende deputaten
niemand zijn die eerder bij de in appèl aanhangige zaak betrokken
is geweest of die in enige persoonlijke relatie staat met de
partijen dan wel een van de partijen.
Voorbereidende behandeling door deputaten
7. De deputaten zullen zo spoedig mogelijk van het appèlschrift
kennisnemen en de behandeling ervan door de generale synode
voorbereiden. Wanneer zij er niet in slagen dit voorbereidende
werk af te ronden voordat de generale synode in eerste zitting
bijeenkomt, zullen zij dit tijdig aan haar meedelen. In overleg
met het moderamen van de synode zal een datum worden bepaald
waarop in de synode hun advies kan worden behandeld.
8. Een appèlschrift zal steeds eerst door de deputaten op zijn
ontvankelijkheid worden getoetst. Het is bij voorbaat niet
ontvankelijk:
a. indien het niet is ingediend voor de sluitingsdatum die door
de samenroepende kerk is vastgesteld voor het inzenden van
stukken naar de synode volgend op het besluit of de handelingen
van de mindere vergadering waartegen bezwaar wordt gemaakt,
tenzij er goede redenen zijn daarvan af te wijken;
b. indien de appellant geen lid meer is van een gereformeerde
kerk, tenzij het een appèl betreft tegen onrecht dat hem in zijn
hoedanigheid als kerklid is aangedaan en de gevraagde uitspraak
betekenis heeft voor zijn terugkeer naar de kerk of voor een
herstel van zijn goede naam in de gemeente of wanneer hij
optreedt in zijn kwaliteit als wettig vertegenwoordiger van een
kerklid.
9. De partijen zullen aan de deputaten desgevraagd alle relevante
stukken die op het geding betrekking hebben, ter beschikking
stellen en alle nodige inlichtingen verschaffen. De deputaten
zijn bevoegd termijnen te stellen waarbinnen de gevraagde
medewerking moet worden gegeven. Zij zullen erop toezien dat de
partijen volledig geïnformeerd zijn over de stukken en
inlichtingen die van weerszijden in de behandeling van de zaak
ter tafel worden gebracht.
10. De deputaten zullen ten aanzien van de aanhangige kwestie zo
nodig mondeling hoor en wederhoor toepassen. Zij zullen daarbij
aan de partijen gelegenheid geven tot toelichting en/of verweer
en tot het reageren op elkaars stukken. Zij zullen ook de
partijen in elkaars aanwezigheid kunnen horen.
11. De partijen hebben het recht zich in hun schriftelijk en
mondeling contact met deputaten te laten bijstaan.
12. Van de mondelinge besprekingen met de partijen zal steeds een
kort verslag worden gemaakt, waarvan aan beide partijen een
afschrift zal worden verstrekt.
13. De deputaten zullen advies en hulp kunnen vragen van
deskundigen, mits daarbij de noodzakelijke geheimhouding in acht
wordt genomen.
14. De deputaten zullen hun rapport en een volledig concept voor
een besluit over het ingediende appèlschrift uiterlijk tien dagen
voor de afgesproken datum van de behandeling op de synode in
afschrift toezenden aan de leden van de synode.
15. Wanneer de deputaten er niet in slagen hun voorbereidend werk
af te ronden binnen de afgesproken termijn, zullen zij dit aan de
generale synode melden. De synode zal dan beslissen over de datum
van afhandeling.
Behandeling en besluitvorming door de generale synode
16. Bij de behandeling van het appèlschrift in de vergadering van
de generale synode zullen tenminste twee deputaten aanwezig zijn
om hun rapport en voorstel toe te lichten en de generale synode
verder in het appèl van advies te dienen.
17. In de zittingen van de generale synode waarin de bespreking
van het appèlschrift plaatsvindt, zal aan de partijen gelegenheid
geboden kunnen worden hun zienswijze mondeling kort toe te
lichten.
18. In het besluit van de generale synode dienen de volgende
elementen te zijn opgenomen:
a. een weergave van het besluit, de besluiten en/of de
handelingen van de mindere vergadering waarover geschil is
gerezen;
b. een samenvatting van de bezwaren die ertegen door de appellant
zijn ingebracht;
c. een samenvatting van de gronden, de toelichting, casu quo het
verweer van de genoemde mindere vergadering;
d. een nauwkeurige verantwoording van de gronden waarop de
uitspraak van de generale synode berust;
e. een duidelijke uitspraak van de generale synode over het
appèlschrift;
f. zo nodig een aanwijzing van de rechtsgevolgen van het genomen
besluit;
g. indien van toepassing, nadere aanwijzingen inzake de weg
waarlangs herstel van recht en vrede kan worden
bewerkstelligd.
De generale synode zal van haar besluit binnen twee weken op
ordelijke wijze kennis geven aan de partijen.
19. In de gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist de
generale synode.
(Leusden 1999 art. 33-2)
Revisieverzoeken GS Leusden 1999 inzake toetsingsrecht voor kerkleden
Besluit 1:
a. naar aanleiding van de ingediende bezwaren een wijziging aan
te brengen in punt 6 van de door de Generale Synode Leusden 1999
(Acta art. 60) vastgestelde werkwijze voor uitbreiding van de
gezangenbundel;
b. dit punt 6 voorlopig als volgt te doen luiden: “indien kerken
of kerkleden het besluit tot vrijgeven van een gezang niet kunnen
aanvaarden, zullen ze hun verklaring daarover en de argumentatie
daarvoor kunnen inzenden bij de eerstvolgende generale synode”;
en dan punt 7 als volgt te laten beginnen: “de ingezonden
verklaringen ...” enz.
Gronden:
1. de Generale Synode Leusden 1999 heeft (Acta art. 60) op
verantwoorde wijze invulling gegeven aan het traject van
besluitvorming inzake uitbreiding van de gezangenbundel. Zij
heeft echter in haar Besluit sub 6 een beperking van de inbreng
van kerkleden aangebracht die afweek van de eerder gewekte
verwachtingen en waaraan geen nadere uitleg was verbonden. Bij
nader inzien is hierdoor ook een incongruentie ontstaan ten
opzichte van de gangbare werkwijze ter generale synode bij het
behandelen van revisieverzoeken in algemeen-kerkelijke zaken.
Hangende de nadere bestudering en regeling van het revisierecht
(zie de opdracht aan deputaten Kerkrecht en kerkorde), is het
beter om in de toetsingsprocedure voor de gezangen de rechten van
kerkleden voorlopig parallel te laten lopen met die in andere
onderwerpen;
2. in de formulering van het bedoelde punt 6 blijkt naar
aanleiding van de ingediende bezwaren onvoldoende tot uitdrukking
te komen dat de behandeling in tweede lezing geen algemene
heroverweging kan zijn, waarbij ieder nog eens weer alles aan de
orde kan stellen. De tweede lezing heeft het karakter van een
toets waarbij men zich moet uitspreken over de aanvaardbaarheid
van het eerdere besprekingsresultaat. De formulering van punt 6
moet in die richting verhelderd worden.
Besluit 2:
a. uit te spreken dat deze wijziging niet betekent dat de synode
in het algemeen de klacht gegrond acht als zou aan kerkleden door
het betreffende besluit van de Generale Synode Leusden 1999 een
erkend en onvervreemdbaar toetsingsrecht of recht van bezwaar
naar art. 31 KO zijn ontnomen;
b. uit te spreken dat de Generale Synode Leusden 1999 door haar
regeling in Acta art. 60 sub 6 evenmin voor de toekomst het
algemene recht van revisie naar art. 33 KO voor wat betreft de
gezangen buiten werking heeft gesteld, als de huidige synode dat
doet met de door haar gewijzigde tekst van die regeling.
Gronden:
1. er heeft zich sinds 1970 wel een bepaalde werkwijze ontwikkeld
voor een proces waarin de gezamenlijke kerken werken aan een
(onderdeel van het) kerkboek, maar er bestaat in de kerken geen
helder omschreven ‘toetsingsrecht’ dat de spelregels voor zo’n
proces vastlegt en bijvoorbeeld aan individuele kerkleden bewust
en expliciet het recht geeft om alle bezwaren die ze hebben ook
ter generale synode in te dienen, behandeld en beantwoord te
krijgen;
2. in die situatie dient er gehandeld te worden naar
uitgangspunten van gereformeerd kerkrecht zoals die o.a. zijn
verwoord in art. 30, 31, 33 en 35 KO, zonder dat men echter kan
zeggen dat uit die artikelen rechtstreeks de antwoorden op
allerlei kwesties in de procedure van de zogenaamde toetsing
voortvloeien. De gegroeide gewoonte mag ook een rol spelen, maar
wat door enkele synodes gepraktiseerd werd en reeds dikwijls tot
moeilijkheden en bezwaren aanleiding bleek te geven, is daarmee
nog niet tot onomstreden recht geworden. De generale synode is
gerechtigd tijdens het proces van uitbreiding van de
gezangenbundel nadere bepalingen te maken voor de wijze waarop de
toetsing door kerken en kerkleden plaats vindt;
3. de Generale Synode Leusden 1999 heeft met haar besluit in Acta
art. 60 kennelijk alleen het oog gehad op het traject van
vaststelling van een bundel en een lijst van vrijgegeven liederen
en zich op dat moment niet bezig gehouden met de status van
bezwaren of revisieverzoeken die buiten en na afloop van dit
traject zouden kunnen worden ingediend. In de laatste fase van de
vaststelling van het Gereformeerd Kerkboek is door de synodes in
de jaren 1980 op soortgelijke wijze gehandeld toen ze termijnen
vaststelden voor het definitief worden van de teksten;
4. wanneer kerkleden in een bepaald stadium van generaal-synodale
besluitvorming hun bezwaren alleen nog aan de orde kunnen zien
komen wanneer hun kerkenraad die bezwaren overneemt en indient,
is daarmee nog niet de onderhouding van art. 31 KO geblokkeerd of
het ambt aller gelovigen gefrustreerd. De kerken zijn bevoegd om
– mits op goede gronden en op goede wijze – bepalingen te maken
voor de weg waarlangs behandeling, toetsing en schifting van
zulke bezwaren plaatsvindt. De slotzin van art. 30 KO geeft
daarvoor een parallel. Het hierboven geformuleerde Besluit 1.b
betekent dan ook niet, dat op langere termijn een beperking als
door de Generale Synode Leusden gesteld niet alsnog in een
toetsingsprocedure kan worden opgenomen.
Besluit 3:
de gedachte af te wijzen als zou een generale synode gehouden
zijn om elk punt van kritiek en bezwaar dat in het kader van
bijvoorbeeld toetsing van gezangen bij haar wordt ingebracht
specifiek en expliciet aan het adres van de indiener te
beantwoorden.
Gronden:
1. de Generale Synode Groningen-Zuid 1978 overwoog: “De methode
van behandeling en de opzet van de besluitteksten door meerdere
vergaderingen dienen in de kerken geen voorwerp van appèl en
revisie te worden, tenzij daarin duidelijk en vaststaande regels
zijn geschonden.” (Acta GS Groningen-Zuid 1978, art 362, III Zij
overweegt 16). In het toetsingsproces zoals het sinds 1975 resp.
1996 is gaan functioneren zijn geen toezeggingen gedaan of
afspraken gemaakt, op basis waarvan men zulke expliciete
beantwoording zou mogen verwachten of zou kunnen eisen;
2. men mag er op rekenen dat een synode serieus alles wat vanuit
de kerken wordt ingebracht meeneemt in haar overwegingen en
besluitvorming. Echter, wanneer een synode in geval van
revisieverzoeken komt tot afwijzing van de ingebrachte bezwaren
en handhaving van het eerder genomen besluit, dan mag niet de eis
gesteld worden, dat in de besluittekst te lezen moet zijn, wat de
synode op elk van de bezwaren te zeggen heeft en op welke gronden
ze dat zegt. Een synode is er niet om bezwaar voor bezwaar elk
afzonderlijk te beantwoorden en op alle argumenten in te gaan,
maar om ze te toetsen en op grond van de resultaten van die
toetsing al of niet te besluiten tot revisie (vgl Acta GS
Groningen-Zuid 1978, art 362, III Zij overweegt 6);
3. als in de besluittekst een expliciet antwoord op bepaalde
bezwaren ontbreekt, dan betekent dat niet, dat de bezwaren in het
geheel niet beantwoord en niet behandeld zijn. Het ontbreken van
zulk een gedetailleerde expliciete beantwoording van vele
ingebrachte bezwaren en argumenten kan niet als een bewijs van
een ondeugdelijke behandeling worden aangevoerd. Dat moet
voldoende zijn en daar mag men een synode ook aan houden (vgl.
Acta GS Groningen-Zuid 1978, art 362, III Zij overweegt 7);
4. gezien de volle agenda en de werklast van de synode – die
immers slechts één keer per drie jaar vergadert en geen
professionele staf tot haar beschikking heeft – is het ook niet
billijk om gedetailleerde expliciete beantwoording te vragen.
(Zuidhorn 2002 art.54)
Beroepsmogelijkheden klachten seksueel misbruik in kerkelijke relaties
Besluit 1:
aangaande de beroepsmogelijkheden betreffende beoordeelde
(on)gegrondheid van een klacht te bepalen dat ten aanzien van de
gegrondheid van een klacht na een uitspraak van de
klachtencommissie slechts beroep mogelijk is op de
beroepscommissie en dat er daarna ten aanzien van de gegrondheid
van de klacht geen beroep mogelijk is op enige kerkelijke
vergadering.
Grond:
het is met de aard van seksueel misbruik in een kerkelijke
relatie gegeven dat een kerkelijke vergadering niet competent kan
worden geacht om te oordelen over de gegrondheid van een klacht.
Noodzakelijk is daarom een deskundige en onafhankelijke
beoordeling. De benoeming van een klachten- respectievelijk
beroepscommissie voorziet daarin. Beoordeling door een kerkelijke
vergadering van de uitspraak van een klachten- of
beroepscommissie over de gegrondheid van een klacht zou op
gespannen voet staan met dit uitgangspunt en behoort daarom niet
te geschieden.
(Amersfoort 2005, art. 63)