Artikel 19
Zorg voor studenten in de theologie
De kerken zullen ernaar streven, dat er studenten in de theologie zijn. Zij zullen, als dit nodig is, financiële steun verlenen.
Steunverlening naar art. 19 K.O.
De synode besluit:
1. voor de steunverlening naar art. 19 K.O. deputaten te benoemen
in dier voege dat uit elk particulier ressort worden
benoemd twee primi-deputaten en één secundus-deputaat;
2. de onderscheiden particuliere synoden te verzoeken in de
toekomst daartoe tijdig een voordracht aan de generale synode in
te zenden;
3. deputaten-curatoren van de Theologische Universiteit te
verzoeken aan de senaat op te dragen een waarnemer uit zijn
midden aan te wijzen die de vergaderingen van de deputaten
bijwoont en daarin een adviserende stem uitbrengt;
4. het contact met de studenten te doen beoefenen door de
deputaten van het ressort waaruit zij afkomstig zijn.
(Spakenburg-Noord 1987, art. 68;
Leeuwarden 1990, art. 60)
De synode besluit:
1. uit te spreken dat:
a. de theologische studenten met ingang van het cursusjaar
1997/98 niet meer in aanmerking komen voor steun via deputaten ad
art. 19 K.O. met dien verstande dat:
1. de extra boekentoelage gehandhaafd blijft;
2. studenten die bijv. vanwege hun leeftijd en/of verandering van
studie geen mogelijkheden hebben om gebruik te maken van de Wet
op de studiefinanciering een beroep kunnen doen op de financiële
ondersteuning ad art. 19 K.O. overeenkomstig de geldende
regeling;
3. aan studenten die voor wat betreft de premie
ziektekostenverzekering geen aanspraak kunnen maken op de
studiefinanciering van de overheid krachtens de Wet op de
studiefinanciering een extra vergoeding kan worden toegekend die
aan een maximum wordt gebonden;
b. het gebruik maken van de Wet op de studiefinanciering niet bij
voorbaat behoeft te leiden tot een ongewenste schuldverhouding
tussen de a.s. predikanten en derden;
c. ingeval de Wet op de studiefinanciering zodanig verandert dat
het naar het oordeel van deputaten niet langer verantwoord is van
de wettelijke mogelijkheden gebruik te maken, deputaten in eigen
verantwoordelijkheid handelend kunnen optreden, met
verantwoording achteraf aan de generale synode;
2. deputaten op te dragen:
a. de Regeling en Instructie aan te passen aan het hierboven sub
3.1.a vermelde besluiten zo nodig een overgangsregeling te
ontwerpen;
b. de volgende synode van advies te dienen inzake het al of niet
aanvaarden van de rentedragende lening vanaf het vijfde
studiejaar.
(Berkel en Rodenrijs 1996, art. 32-3)
Instructie voor deputaten naar art. 19 K.O.
Artikel 1
In deze instructie wordt verstaan onder:
„theologische universiteit”: de Theologische
Universiteit van de gereformeerde kerken in Nederland, thans
gevestigd in Kampen, Broederen 15;
„deputaten”: de generale deputaten naar artikel 19 van
de kerkorde, benoemd door de generale synode van de gereformeerde
kerken in Nederland;
„contactdeputaten”: de deputaten uit het ressort waar de
ouders van een student wonen op 1 maart van het jaar waarin hij
voor het eerst financiële steun aanvraagt; ten aanzien van een
student die geen ouders meer heeft of die bij de aanvang van de
studie 28 jaar of ouder is, worden hieronder echter verstaan de
deputaten uit het ressort waar hij woont;
„financiële commissie”: de door en uit het midden van de
deputaten benoemde commissie die de aan de studenten te verlenen
steun berekent;
„regeling studiefinanciering”: de regeling
studiefinanciering theologische studenten.
Artikel 2
De deputaten hebben tot taak naar artikel 19 van de kerkorde
financiële steun te verlenen aan studenten aan de theologische
universiteit.
Zij dienen daarbij de bepalingen van de regeling
studiefinanciering in acht te nemen.
Ingeval van onvoorziene en ingrijpende ontwikkelingen op het
gebied van de rijksstudiefinanciering zullen zij naar bevind van
zaken handelen. Zij zullen daarbij doel en uitgangspunt van de
kerkelijke steunverlening in het oog dienen te houden. De
contactoefening met de studenten loopt via de betrokken
contactdeputaten.
Artikel 3
1. Wanneer een deputaat of een secundus geen lid in volle rechten
meer is van een van de gereformeerde kerken in Nederland kan hij
zijn functie niet langer uitoefenen en behoort hij zijn
werkzaamheden te staken. Hij geeft van zo'n situatie onverwijld
kennis aan de overige deputaten.
2. De deputaat of secundus die geen deel meer uitmaakt van het
deputaatschap zorgt er voor dat binnen een week nadien alle
bescheiden die hij als deputaat onder zijn berusting heeft, ter
beschikking van het deputaatschap komen.
Artikel 4
Zo spoedig mogelijk na hun benoeming houden deputaten een
constituerende vergadering, waarin zij uit hun midden een
voorzitter, een secretaris, een penningmeester en een algemeen
adjunct kiezen.
Artikel 5
Deputaten vergaderen tenminste tweemaal per jaar en voorts
wanneer de voorzitter en de secretaris dat wenselijk achten of
wanneer tenminste drie deputaten erom vragen.
Artikel 6
Deputaten zullen de door de senaat van de theologische
universiteit aangewezen waarnemer tijdig uitnodigen de
vergaderingen bij te wonen.
Artikel 7
1. De voorzitter leidt de vergaderingen; het behoort tot zijn
taak de zaken die moeten worden behandeld duidelijk aan de orde
te stellen; tevens draagt hij er zorg voor dat de besprekingen
ordelijk verlopen.
De secretaris is belast met het opstellen van de notulen van de
vergaderingen; een exemplaar van de ontwerp-notulen zendt hij zo
spoedig mogelijk na afloop van de gehouden vergadering aan de
deputaten alsmede aan de in artikel 6 bedoelde waarnemer. Voorts
voert hij de correspondentie en zorgt hij voor de bewaring van de
notulen, de ingekomen correspondentie en een afschrift van de
uitgaande stukken, alsmede voor een goed beheer van de tot het
archief van deputaten behorende stukken, met uitzondering van de
in artikel 8 genoemde bescheiden.
De penningmeester is belast met de inning van de door de kerken
verschuldigde financiële bijdragen, met het beheer van de
inkomsten en het verrichten van de uitgaven. Hij draagt er in
overleg met de voorzitter en de secretaris zorg voor dat de
financiële middelen die niet op korte termijn nodig zijn zo
gunstig mogelijk worden belegd.
Het boekjaar loopt van 1 september tot en met 31 augustus.
2. Deputaten zorgen voor het aanvragen van de benodigde
bankrekeningen en bepalen welke personen tekeningsbevoegdheid
hebben.
3. Deputaten kunnen zich zo nodig verzekeren van administratieve
bijstand.
4. Indien deputaten een administratieve medewerker belasten met
het voeren van boekhouding of administratie, dienen zij zich
ervan te vergewissen dat deze lid is van één van de gereformeerde
kerken in Nederland.
Artikel 8
De deputaten benoemen uit hun midden een financiële commissie van
tenminste drie personen. De commissie is belast met het berekenen
van de aan de studenten te verlenen financiële steun. Zij
controleert de juistheid van de door de studenten en hun ouders
verstrekte gegevens. Zo nodig corrigeert zij achteraf op basis
van nader verstrekte gegevens haar berekeningen. Zij zorgt voor
een goed archiefbeheer van de door haar ontvangen bescheiden en
van de afschriften van haar schriftelijke mededelingen en
adviezen aan de deputaten.
Artikel 9
Deputaten zorgen ervoor dat op de voorlichtingsdagen inzake de
studie aan de theologische universiteit voldoende
informatiemateriaal aanwezig is betreffende de mogelijkheden tot
financiële ondersteuning van de theologische studenten.
Zij zullen jaarlijks, uiterlijk 1 februari, via een oproep in de
regionale kerkbladen en in een landelijk dagblad gegadigden
verzoeken zich te wenden tot de betrokken contactdeputaten. Deze
zullen aan ieder die zich aanmeldt een aanvraagformulier
toezenden dat geheel ingevuld uiterlijk 15 maart bij hen dient te
worden ingeleverd.
Aan studenten aan wie in het lopende studiejaar reeds
voorschotten zijn verstrekt zullen de betrokken contactdeputaten
uit eigen beweging een aanvraagformulier toezenden.
Artikel 10
De ontvangen aanvraagformulieren worden door de betrokken
contactdeputaten op volledigheid gecontroleerd. Deze formulieren
worden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 1 mei, naar de
financiële commissie gezonden ter berekening van de te verlenen
steun.
Artikel 11
Met gegadigden voor steunverlening die zich voor het eerst melden
zal door de contactdeputaten een gesprek betreffende hun aanvraag
worden gevoerd. Voorts zullen de contactdeputaten gedurende de
periode van steunverlening jaarlijks een of meer gesprekken
voeren met de betrokken studenten betreffende de voortgang van
hun studie, hun financiële situatie en de besteding van het in de
wettelijke basisbeurs begrepen boekengeld en de hun toegekende
boekentoelage. Over deze gesprekken rapporteren zij tijdig
schriftelijk aan het deputaatschap.
Artikel 12
Deputaten zullen de faculteitscommissie van de theologische
universiteit de gelegenheid bieden tot mondeling overleg met hen
betreffende de omvang van de studiekosten en de normen voor de
steunbedragen.
Artikel 13
Uiterlijk 1 juli van elk jaar stellen deputaten de steunbedragen
voor het komende studiejaar vast.
Tevens bepalen deputaten het quotum dat over het lopende
kalenderjaar door de kerken moet worden opgebracht; zo nodig
stellen zij eerst een voorlopig quotum vast. Zij delen de kerken
mee hoe zij tot vaststelling van het quotum zijn gekomen, onder
gelijktijdige opgave van het ontvangen aantal steunaanvragen.
Artikel 14
Deputaten dienen hun financiële administratie jaarlijks te laten
controleren door een accountant, die over die controle tijdig
schriftelijk rapporteert.
Artikel 15
Deputaten dragen er zorg voor dat twee jaar nadat de studieschuld
van een predikant of student geheel is kwijtgescholden, c.q.
afgelost, het desbetreffende dossier wordt vernietigd.
Artikel 16
Deputaten dienen van al hun werkzaamheden en van hun financiële
beheer schriftelijk rapport uit te brengen aan de eerstvolgende
generale synode en dat rapport, voorzien van afschriften van de
in artikel 14 bedoelde accountantsrapporten over de verstreken
boekjaren, uiterlijk drie maanden voor de aanvang van die synode
aan de kerken toe te zenden.
Een overeenkomstig rapport behoren zij aan die generale synode
uit te brengen over de periode die bij de aanvang van de synode
is verstreken sinds het begin van het lopende studiejaar.
In hun rapport dienen zij te omschrijven in welke gevallen in de
verslagperiode toepassing is gegeven aan de zgn.
hardheidsclausule van de regeling studiefinanciering en hoe zij
hebben voorzien in gevallen waarin die regeling niet voorziet,
alsmede bij onvoorziene en ingrijpende ontwikkelingen als bedoeld
in artikel 2.
In hun rapport geven zij zo nodig adviezen in verband met
mogelijke ontwikkelingen en veranderingen die op het gebied van
de rijksstudiefinanciering zijn te verwachten.
Persoonlijke gegevens betreffende studenten die deputaten ter
kennis van de generale synode wensen te brengen dienen slechts in
een vertrouwelijk rapport aan de generale synode te worden
vermeld.
(Leeuwarden 1990, art. 60; bijlage Vc)
Berkel en Rodenrijs 1996, art. 32)
Regeling betreffende de studiefinanciering
Zie: Bijlage 20A-1
Voortgezette studie in het buitenland
De synode machtigt deputaten, studenten die in het buitenland gaan studeren voor niet langer dan één jaar extra steun te verlenen indien de academische senaat positief adviseert ten aanzien van een buitenlandse studie en de betrokken student een gedetailleerde begroting overlegt.
(Ommen 1993, art. 27-2)
Verbintenis aan een buitenlandse zusterkerk
Als een student, predikant geworden, zich verbindt aan een buitenlandse zusterkerk, dient met betrokkenen in overleg met de buitenlandse zusterkerk een regeling getroffen te worden ten aanzien van de eventueel resterende schuld van de beroepen predikant; daarbij dient rekening gehouden te worden met het totaal aan kerkleden van beide kerkverbanden.
(Ommen 1993, art. 27-3)